ABRvS, 14-10-2009, nr. 200900353/1/H1
ECLI:NL:RVS:2009:BK0118
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
14-10-2009
- Zaaknummer
200900353/1/H1
- LJN
BK0118
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2009:BK0118, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 14‑10‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 14‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp (hierna: het dagelijks bestuur) aan KPN Mobile B.V. (hierna: KPN) vrijstelling en lichte bouwvergunning verleend voor het oprichten van een telecommunicatiemast op een terrein, gelegen aan de Ringvaartdijk 21 te Amsterdam.
Partij(en)
200900353/1/H1.
Datum uitspraak: 14 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de vereniging Vereniging Woonschepenoverleg Osdorp Slotervaart, gevestigd te Amsterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 december 2008 in zaak nr. AWB 07/1627 in het geding tussen:
appellanten
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2006 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp (hierna: het dagelijks bestuur) aan KPN Mobile B.V. (hierna: KPN) vrijstelling en lichte bouwvergunning verleend voor het oprichten van een telecommunicatiemast op een terrein, gelegen aan de Ringvaartdijk 21 te Amsterdam.
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het dagelijks bestuur het door appellante sub 1 (hierna: de vereniging) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het door appellant sub 2 daartegen gemaakte bezwaar ongegrond.
Bij uitspraak van 16 december 2008, verzonden op 17 december 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door de vereniging daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het door [appellant sub 2] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de vereniging en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
KPN heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De vereniging en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 september 2009, waar [appellant sub 2] in persoon, de vereniging, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. F. van Beek, ambtenaar in dienst van het stadsdeel, zijn verschenen. Voorts is daar KPN, vertegenwoordigd door drs. K.J.W. de Jong, gehoord.
2. Overwegingen
2.1.
Het perceel, waarop de antenne-installatie is voorzien, is gesitueerd op circa 50 meter van de Ringvaart. Aan de andere zijde van de Ringvaart is de kern Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, gelegen. Met het bouwplan is beoogd te voorzien in een gedeelte van een landelijk netwerk van UMTS-antennes.
2.2.
De vereniging en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank, door aan te nemen dat aan de vereisten voor het kunnen verlenen van een vrijstelling en een lichte bouwvergunning is voldaan, heeft miskend dat de op te richten antennemast hoger wordt dan 40 m en UMTS niet voor mobiele telecommunicatie, maar voor datacommunicatie wordt gebruikt.
2.2.1.
Ingevolge artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (hierna: Bro 1985) kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor het oprichten van een antenne-installatie, als bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb), in de bebouwde kom, mits de hoogte van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager als bedoeld in dat besluit, de hoogte van de antenne en de antennedrager tezamen, gemeten vanaf de voet van de antenne, respectievelijk de antennedrager, niet meer is dan 40 m.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bblb is geen vergunning vereist voor het oprichten van een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inbegrip van een hekwerk ter beveiliging van een zodanige antenne-installatie op of aan een bouwwerk als bedoeld onder 2o, mits aan een aantal kenmerken wordt voldaan. Onder 2o is een aantal kenmerken gegeven indien de antenne wordt gebouwd op onder meer een bouwvergunningplichtige antenne-installatie.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, aanhef en onder b is een lichte bouwvergunning vereist voor het oprichten van een in de aanhef van een geletterd onderdeel van artikel 3, eerste lid, bedoeld bouwwerk dat niet aan de in dat onderdeel gegeven kenmerken voldoet, met dien verstande dat van de bouwwerken, bedoeld in de aanhef van de onderdelen e en f, de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager, minder is dan 40 m.
2.2.2.
Volgens de tekening, behorende bij de bouwvergunning, hebben de op te richten antenne en antenne-installatie tezamen een hoogte van minder dan 40 m. Het betoog van de vereniging en [appellant sub 2] mist in zoverre feitelijke grondslag. Voorts kan onder telecommunicatie mede worden begrepen datacommunicatie per mobiele telefoon. Het oprichten van een antenne die geschikt is voor UMTS voldoet daarom aan de omschrijving van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, van het Bblb. Het betoog faalt.
2.3.
Voorts betogen de vereniging en [appellant sub 2] dat de rechtbank heeft miskend dat in de aanvraag bij de opgave van de gebruiksoppervlakte per persoon ten onrechte de bezettingsgraadklasse B4 is vermeld, nu de totale oppervlakte niet 20 m2 bedraagt, maar minimaal 32 m2.
2.3.1.
Ingevolge artikel 1.1., zesde lid, van het Bouwbesluit 2003 wordt voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften onder bezettingsgraadklasse verstaan: de klasse die de bezettingsgraad van een gebruiksoppervlakte en de bezettingsgraad van een vloeroppervlakte van verblijfsgebied aangeeft overeenkomstig de daarbij opgenomen tabel. Volgens deze tabel komt de opgegeven bezettingsgraadklasse overeen met een gebruiksoppervlakte per persoon van meer dan 12 m2 tot en met 30 m2.
2.3.2.
Hoewel de rechtbank ten onrechte niet op het in beroep over de bezettingsgraadklasse aangevoerde is ingegaan, leidt dit niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting onweersproken gesteld dat personen het bouwwerk niet regulier gebruiken. Het vermelden van een bezettingsgraadklasse in de aanvraag was daarom overbodig en kan niet leiden tot het oordeel dat het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit 2003.
2.4.
De vereniging en [appellant sub 2] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de inwoners van de gemeente Haarlemmermeer ten onrechte niet van het bouwplan en het ontwerpbesluit tot verlening van vrijstelling in kennis zijn gesteld.
2.4.1.
Dit betoog kan niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. Nu de vereniging en [appellant sub 2] tijdig bezwaar hebben gemaakt, zijn zij, wat daar verder van zij, door de gestelde omstandigheid dat het voornemen om vrijstelling te verlenen en de bouwvergunning niet in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente Haarlemmermeer wordt verspreid zijn gepubliceerd, niet in hun belangen geschaad.
2.5.
De vereniging en [appellant sub 2] betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling ten behoeve van het bouwplan heeft kunnen verlenen, nu plaatsing van UMTS-antennes gezondheidsrisico's meebrengt en de noodzaak van de mast niet aannemelijk is gemaakt, door de plaatsing van de mast het gezicht op het dorp Sloten wordt aangetast, de mast in een ecologische zone rondom het dorp Sloten is geplaatst en er andere plaatsen en andere mogelijkheden zijn om het desbetreffende gebied van UMTS te voorzien. Zij stellen dat niet is gebleken dat rekening is gehouden met het plaatsingsplan dat volgens het geldende antennebeleid zou moeten worden opgesteld. Verder moeten over een strook van 17 meter langs de Ringvaart bomen worden gekapt. Ten slotte kan de antenne-installatie niet worden voorzien van stroom, omdat KPN geen toestemming zal verkrijgen om de daarvoor noodzakelijke graafwerkzaamheden in de Ringvaartdijk te verrichten, aldus de vereniging en [appellant sub 2].
2.5.1.
Dat betoog faalt ook. Voor zover het de gezondheidsrisico's van UMTS-straling bij woonbebouwing betreft, heeft de Afdeling eerder (uitspraak van 19 juli 2006 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=14462">200508690/1a> overwogen dat aansluiting mag worden gezocht bij het standpunt van de regering dat de voorhanden zijnde onderzoeken thans geen aanleiding geven om te oordelen dat UMTS-masten niet bij woonbebouwing mogen worden opgericht. Ook in dit geval bestaan er geen aanwijzingen dat KPN apparatuur zal gebruiken die niet aan de normen, waaronder de blootstellingslimieten, vermeld in de nota Nationaal Antennebeleid van 12 december 2000 van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (Tweede Kamer der Staten Generaal, vergaderjaar 2000-2001, 27561, nr. 2) en het Convenant vergunningvrije antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie dat is gesloten tussen de vijf operators, waaronder KPN, en de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en Verkeer en Waterstaat en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, voldoet. Dat de door KPN gebruikte apparatuur aan die normen voldoet, is onweersproken.
Voorts heeft de rechtbank terecht door het dagelijks bestuur in de notitie "Ringvaartdijk 21, oprichten telecommunicatiemast" van april 2006 voldoende gemotiveerd geacht dat de plaatsing van de antennemast noodzakelijk is voor het realiseren van landelijke dekking van het UMTS-netwerk van KPN, de door de vereniging en [appellant sub 2] aangedragen alternatieven niet geschikt zijn en dat geen aantasting van de aanwezige cultuurhistorische waarden van de omgeving zal plaatsvinden. Voorts heeft zij terecht niet aannemelijk gemaakt geacht dat de locatie binnen een ecologische verbindingszone rond het dorp Sloten is gelegen.
Het dagelijks bestuur heeft gemotiveerd betwist dat ten behoeve van de goede werking van de antenne-installatie bomen moeten worden gekapt. Nu de vereniging en [appellant sub 2] niet aannemelijk hebben gemaakt dat dat onjuist is, treft hun stelling ter zake geen doel.
Ten slotte is niet gebleken dat ten tijde van het besluit van 6 maart 2007 gerede twijfel bestond over de aansluiting van de antenne-installatie op de noodzakelijke nutsvoorzieningen.
2.6.
De vereniging en [appellant sub 2] betogen ten slotte nog dat de rechtbank heeft miskend dat het welstandsadvies gebrekkig is, omdat geen rekening is gehouden met de Cultuurhistorische Verkenning 2002 en in het welstandsadvies ten onrechte is ingegaan op de mogelijke komst van een antennemast ten behoeve van het project C2000.
2.6.1.
Ook dit betoog faalt. Ingevolge artikel 12b, eerste lid, van de Woningwet, gelezen in verbinding met artikel 12a, baseert de welstandscommissie zich op de criteria die zijn opgenomen in de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. Nu de Cultuurhistorische Verkenning dat niet is, mocht de welstandscommissie zich daarop niet baseren. In de welstandsadviezen van 22 juni, 6 juli en 20 juli 2005, bezien in hun onderlinge samenhang, is uiteengezet, dat en waarom het bouwplan aan de criteria van de welstandsnota voldoet. Anders dan de vereniging en [appellant sub 2] stellen, is in deze adviezen geen melding gemaakt van plannen voor de bouw van andere antenne-installaties.
2.7.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 oktober 2009
- 17.