Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/21.1
21.1 Inleiding
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS368219:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
In het Verenigd Koninkrijk komt een enigszins op het leerstuk van kosten voor gemene rekening gelijkend leerstuk voor. Bepaalde personeelskosten die in eerste instantie door een “paymaster” worden betaald en vervolgens door de andere participanten worden vergoed, kunnen in bepaalde gevallen buiten de heffing van btw blijven. Zie: VAT Notice 700/34, Staff, onderdeel 3.3, beschikbaar op: http://customs.hmrc.gov.uk/channelsPortalWebApp/downloadFile?contentID=HMCE_ CL_000871 [geraadpleegd op 16 maart 2009, 15:10].
HR 23 april 1997, nr. 32 166, BNB 1997/301.
Vgl. HvJ EG 9 oktober 2001, nr. C-108/99 (Cantor Fitzgerald International), V-N 2001/58.20, r.o. 17.
Conclusie van A-G Van Hilten van 21 januari 2008, nr. 43 930, BNB 2009/41 en HR 21 november 2008, nr. 43 930, BNB 2009/41.
Op het tweede niveau van samenwerking kan het zo zijn, dat partijen ertoe overgaan goede en kwade kansen met elkaar te delen (zie deel II, hoofdstuk 10). Dit fenomeen deed zich reeds voor bij de in het vorige hoofdstuk besproken transacties voor gemeenschappelijke rekening en andere participatieovereenkomsten. Op het tweede niveau van samenwerking kan hier nog een element aan worden toegevoegd: het gezamenlijk verrichten van handelingen. In het geval van zogenoemde “kosten voor gemene rekening” (zie over dit begrip nader paragraaf 21.2.1) kan gezegd worden dat deze omstandigheid zich voordoet. Daarbij moet echter onmiddellijk worden opgemerkt, dat strikt genomen van een in gezamenlijkheid ten opzichte van derden handelen geen sprake is. In het geval van een overeenkomst tot het verdelen van kosten voor gemene rekening, stemmen partijen van tevoren hun activiteiten op elkaar af, maken zij één van hen verantwoordelijk voor allen en maken zij allen afhankelijk van één. Daarmee is de taakafhankelijkheid tussen partijen groter dan het geval is bij transacties voor gezamenlijke rekening. Een en ander laat zich als volgt schematisch weergeven:
Figuur 39. Kosten voor gemene rekening
Kosten voor gemene rekening is een leerstuk in de btw op grond waarvan, indien aan in de jurisprudentie bepaalde voorwaarden is voldaan, kostendoorberekeningen tussen afzonderlijke belastingplichtigen geacht worden niet de vergoeding te vormen voor belastbare handelingen (de kostendoorberekening geeft dan geen aanleiding tot heffing van btw). De Btw-richtlijn en de Wet OB bevatten geen bepalingen inzake dit leerstuk. Het leerstuk is ontwikkeld in de nationale jurisprudentie met betrekking tot wetgeving van vóór de inwerkingtreding van het btw-stelsel, maar heeft met name daarná toepassing gevonden.1
Van kosten voor gemene rekening is sprake, indien kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende ondernemers, die in eerste instantie door een van hen worden betaald en die voor het werkelijke bedrag volgens een tevoren vaststaande verdeelsleutel over de bedoelde ondernemers worden omgeslagen, terwijl het risico van die kosten allen volgens de overeengekomen verdeelsleutel aangaat.2
Voor een goed begrip van het leerstuk van kosten voor gemene rekening is het van belang een onderscheid te maken tussen de kostenverdeelovereenkomst, de kosten-doorbelasting, de kostenvergoeding (betaling) en de mogelijk daaraan ten grondslag liggende (belastbare) handelingen. De kostendoorbelasting is niets anders dan de bekendmaking dat degene aan wie de kosten worden doorbelast een betaling moet doen. Een kostendoorbelasting zelf kan dus nooit belastbaar zijn. Aan de btw zijn immers onderworpen leveringen van goederen en diensten en niet de als tegenprestatie hiervoor verrichte betalingen.3 Het gaat erom of de kostenvergoeding (betaling) de vergoeding vormt voor een handeling van de partij die de kosten doorbelast aan de partij die de kosten doorbelast krijgt. Wanneer het leerstuk van kosten voor gemene rekening wordt toegepast, dan wordt tegenover de kostenvergoeding (betaling) geen belastbare levering van een goed of dienst aanwezig geacht.
Aan de toepassing van het leerstuk worden voorwaarden gesteld. Over de precieze inhoud en betekenis van die voorwaarden kan getwijfeld worden. Twijfel bestaat er mijns inziens ook met betrekking tot de verenigbaarheid van het leerstuk met het Europese recht. In dit hoofdstuk ga ik in op de plaats en werking van het leerstuk in een nationale context en ga ik na in hoeverre het leerstuk verenigbaar is met het Europese recht. Aangezien de Hoge Raad het leerstuk echter zonder meer van toepassing acht en ondanks de conclusie van A-G Van Hilten van 21 januari 2008 geen prejudiciële vragen over de verenigbaarheid met het Europese recht heeft gesteld, meen ik dat het nuttig is nader in te gaan op de gevolgen van de toepassing van het leerstuk op subject- en objectniveau.4