NJ 2019/124
Geweldgebruik bij ‘burgeraanhouding’ niet disproportioneel en daarmee niet wederrechtelijk; geen geslaagd beroep op noodweer.
HR 05-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:304
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 maart 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/00047
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS33682:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:304, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1357, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑09‑2017
- Wetingang
Essentie
Door aangevers tegen verdachte toegepaste geweld bij ‘burgeraanhouding’ was niet disproportioneel. Daardoor was geen sprake van een ogenblikkelijke 'wederrechtelijke' aanranding door aangevers en kon verdachte geen beroep doen op noodweer ten aanzien van het door hem toegepaste geweld tegen aangevers.
Samenvatting
Een burger mag tot aanhouding overgaan, mits sprake is van ontdekking op heterdaad en de aanhouding tot doel heeft de verdachte onverwijld over te dragen aan een opsporingsambtenaar. Bij een dergelijke 'burgeraanhouding' mogen die handelingen worden verricht die in de gegeven omstandigheden noodzakelijk zijn om de verdachte onder controle te krijgen, waar nodig met gepaste dwang of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.