HR, 15-01-2008, nr. 00712/07
ECLI:NL:HR:2008:BC0782
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-01-2008
- Zaaknummer
00712/07
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2008:BC0782, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC0782
ECLI:NL:HR:2008:BC0782, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑01‑2008; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BC0782
Conclusie 15‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Medeplegen van oplichting, art. 326.1 Sr. Verdachte maakt samen met anderen gebruik van briefpapier van KPN teneinde een bank met een valse betaalopdracht te bewegen tot overboeking van een groot geldbedrag. Listige kunstgreep? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 00713/07 en 00714/07 (niet gepubliceerde zaken die zijn afgedaan met art. 81.1 RO).
Nr. 00712/07
Mr Bleichrodt
Zitting 13 november 2007
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof te Leeuwarden heeft de verdachte bij arrest van 13 juli 2006 terzake van "medeplegen van oplichting" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 weken.
2. Namens verdachte heeft mr. A.H. Lanting, advocaat te Leeuwarden, cassatie ingesteld en een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.(1)
3.1 Het middel bevat de klacht dat het Hof ten onrechte tot een bewezenverklaring is gekomen.
3.2 Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 1 december 2000 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep Postbank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (groot Hfl. 9.750.000,--), hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- zich voorzien van een valse betaalopdracht op briefpapier van Koninklijke KPN N.V., afdeling GSE Administratie, te 's-Gravenhage, welke betaalopdracht er toe strekte dat een geldbedrag groot Hfl. 9.750.000,- van een KPN girorekening zou worden overgeboekt naar bankrekening nummer [001] ten name van de Stichting Derdengelden [A] ;
en
- vervolgens voormelde valse betaalopdracht per telefax gezonden aan Postbank N.V. te Amsterdam, waardoor Postbank N.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
3.3 De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een proces-verbaal van politie d.d. 4 december 2000 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"als verklaring van [betrokkene 1] :
Ik werk als manager administratie bij KPN-Telecom in 's-Gravenhage. Door mijn kantoor worden girorekeningen van de KPN beheerd.
Vandaag, 4 december 2000 werd mij door de afdeling treasury van ons bedrijf gemeld dat er op vrijdag 1 december 2000 een overboeking van f 9.750.000 is gedaan van de KPN girorekening nummer [002] naar de Rabobank rekeningnummer [001] . Volgens de normale werkwijze in ons bedrijf stellen wij de postbank via de fax in kennis van een overboeking op een standaardformulier waarop ons gironummer, het gironummer van de begunstigde en het bedrag waar het om gaat zijn vermeld. Voor deze overboeking zijn zes personen in ons bedrijf geautoriseerd. De fax moet door twee van deze zes personen getekend worden.
Het was de afdeling treasury niet bekend dat er een dergelijk hoog bedrag zou worden overgeboekt. Zij hebben contact opgenomen met de Postbank. Deze heeft de betreffende fax ter beschikking gesteld. De handtekening van [betrokkene 2] viel op. Hij werkt sinds begin juli niet meer bij ons bedrijf. Hij is niet meer geautoriseerd en zou dus nooit een dergelijke transactie kunnen laten uitvoeren. De andere handtekening lijkt op mijn handtekening. Ik heb deze echter niet geplaatst. Er zijn binnen ons bedrijf geen documenten betreffende deze transactie gevonden. Vanaf ons faxapparaat is op vrijdag 1 december 2000 niet een dergelijke fax naar de postbank verzonden."
2. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een fax d.d. 1 december 2000, afzender GSE Administratie van Koninklijke KPN N.V., geadresseerd aan Postbank N.V., Afd. OBV/ZIB/SV, faxnummer 020-5655334, voorzien van twee handtekeningen en voorts - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"Onderwerp: Spoedbetaling per fax
1. Girorekeningnummer afschrijving: [002]
2. Tenaamstelling:KPN Telecom
3. Datum overboeking:1 december 2000
4. Bedrag:f 9.750.000,00
5. Rekeningnummer begunstigde: [001] Rabobank - Roden
6. Tenaamstelling begunstigde:Stichting Derdengelden [A]
7. Betreft:Dossier 1226
8. Noot: [B] "
3. Een proces-verbaal van de rechter-commissaris te Assen d.d. 8 mei 2006 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"als verklaring van [betrokkene 3] :
[betrokkene 4] werkte voor KPN of had daarvoor gewerkt. Er slingerde bij hem thuis nogal wat papieren rond. Uit die papieren bleek mij dat het nogal makkelijk leek om grote bedragen, dan spreek ik over miljoenen, van de ene naar de andere rekening over te maken. In een gesprek met een man, ik noem hem X, kwam dit ter sprake. Hij vroeg of ik wat van die papieren kon regelen. Ik heb een stapeltje van die papieren meegenomen tijdens een van mijn bezoeken aan het huis van [betrokkene 4] . X heeft mij voorgesteld aan een man die [betrokkene 5] heette. Hij gaf aan dat hij mensen zou benaderen die hem konden helpen om deze papieren te gebruiken. Ik heb hem bij de tweede ontmoeting een stapeltje papieren, bestaande uit kladjes, leeg briefpapier, getypte brieven en overboekingen, gegeven. Na onze tweede ontmoeting vertelde [betrokkene 5] mij dat hij met een advocaat en een financiële man in gesprek was. Hij heeft mij verteld dat het geld niet rechtstreeks naar het buitenland kon worden overgeboekt omdat er dan een controleslag over gemaakt zou worden. Ik begreep dat een bedrag naar een rekening van een advocaat moest worden overgemaakt. Als het geld via een advocaat zou worden overgemaakt, zou dat vertrouwd overkomen. Een week of twee à drie later heeft [betrokkene 5] mij gevraagd of ik een betaalopdracht kon namaken. Hij heeft mij toen twee vellen leeg briefpapier en een oude betaalopdracht teruggegeven. Hij heeft mij toen ook de gegevens, nodig voor het vervaardigen van de overboeking, verstrekt. Vanaf dat moment wist ik dat het geld overgemaakt moest worden naar een rekening van [A] en ik wist toen ook dat voor deze zaak de naam [B] was bedacht. Als ik mij goed herinner was het eind van de zomer 2000 dat ik samen met [betrokkene 5] per auto naar Luxemburg ben gegaan. We gingen daar naar een bank om rekeningen te openen. Ik heb van [betrokkene 5] begrepen dat het geld van de rekening van de advocaat zou worden overgemaakt naar een rekening die door [betrokkene 5] onder een valse naam geopend zou worden. Doordat het bedrag van de rekening, die door [betrokkene 5] onder een valse naam geopend zou worden, contant zou worden opgenomen zou het spoor van het geld op dat moment doorgesneden zijn."
4. Een proces-verbaal van politie d.d. 3 oktober 2002 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"als verklaring van [A] :
Voorafgaande aan de tweede ontmoeting met [A] , kreeg ik 's ochtends van [verdachte] een plastic mapje met daarin een aantal documenten. In het mapje zaten twee brieven. [verdachte] verzocht mij die brieven te ondertekenen. Ik ondertekende de brieven met de handtekening van [betrokkene 6] , zoals ik die ook op het paspoort heb geplaatst. In het mapje zat ook een akte. U toont mij de documenten met kenmerk IV-A-2 en IV-A-3. Dit zijn de door mij ondertekende brieven. De op deze brieven vermelde naam [B] Vastgoed heb ik niet bedacht. Ik ben nooit betrokken geweest bij een bedrijf met deze naam. Het op de brieven vermelde postbusnummer en Kamer van Koophandelnummer zegt mij evenmin iets. Het bankrekeningnummer zegt me ook niets."
5. Een proces-verbaal van politie d.d. 8 oktober 2002 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"als verklaring van [A] :
U toont mij de documenten IV-A-2 en IV-A-3, zijnde brieven van [betrokkene 6] gericht aan KPN Nederland, gedateerd respectievelijk 2 en 14 augustus 2000. Ik heb deze brieven van [verdachte] ontvangen. Deze brieven zijn vals. Ze maakten deel uit van een mapje dat ik van [verdachte] heb ontvangen en ik heb ze op zijn verzoek ondertekend met de handtekening van [betrokkene 6] . Die brieven moesten naar [A] toe. [A] moest een dossier hebben.
U toont mij de documenten met kenmerk IV-A-4 en IV-A-5, zijnde de brieven van KPN, gericht aan [B] Vastgoed t.a.v. de heer [betrokkene 6] , gedateerd respectievelijk 23 augustus 2000 en 13 oktober 2000. Deze brieven zijn eveneens vals, naar mijn beste weten."
6. Een proces-verbaal van politie d.d. 9 september 2002 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"als verklaring van [A] :
[A] is gekomen met de bank in Luxemburg. Ik ben twee keer in Luxemburg geweest. Ik ben een keer geweest met [C] , [A] was toen daar in de bank al aanwezig. Ik heb de rekening geopend op dezelfde middag dat [A] in de bank aanwezig was. Er is met dezelfde bankmedewerkster gesproken. Er zouden vier rekeningen geopend worden."
7. De verklaring van [A] , afgelegd ter terechtzitting van het hof op 29 juni 2006 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"Het bedrag zou tussen [betrokkene 3] en mij worden gesplitst. Ieder zou vijftig procent krijgen. Van mijn deel zou [verdachte] weer de helft krijgen. Voor zover ik weet zijn daarvoor instructies achtergelaten bij de bank. Ik weet van drie rekeningen zeker voor wie ze waren. Ik heb bij de bank alleen de verdeelsleutel gegeven."
8. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van het hof op 29 juni 2006 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
"Ik kan me herinneren dat ik [betrokkene 5] in contact heb gebracht met [A] . U houdt me voor dat uit de fax van 31 oktober 2000 kan worden afgeleid dat ik wel wist dat het geld van KPN afkomstig was. Dat heb ik nooit willen ontkennen. Ik had het signaal aan [A] moeten afgeven dat [betrokkene 5] een valse naam gebruikte."
3.4 Vooropgesteld zij dat in cassatie niet kan worden onderzocht of het Hof terecht tot een bewezenverklaring is gekomen.(2) Voor zover het middel daarover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld. Voor vertogen van feitelijke aard is in cassatie geen plaats. Gelet op het voorgaande heeft het geen zin in cassatie te betogen dat het tenlastegelegde feit niet bewezen is en om ter adstructie van het standpunt een pleitnota in hoger beroep aan de schriftuur te hechten.
Wel kan in cassatie onderzocht worden of wat bewezen is verklaard uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Met enige goede wil begrijp ik het middel zo dat het daarover beoogt te klagen.
3.5 Het Hof heeft blijkens de hiervoor genoemde bewijsmiddelen onder meer vastgesteld dat verdachte, met wie [betrokkene 5] kennelijk al in vroeg stadium contact had,(3) een mapje met valse brieven heeft geleverd aan die [betrokkene 5] en dat hij [betrokkene 5] heeft verzocht deze brieven met een valse naam (' [betrokkene 6] ') te ondertekenen. Evenzeer waren vals een tweetal brieven van KPN gericht aan [B] B.V. t.a.v. [betrokkene 6] . De brieven, afkomstig van ' [betrokkene 6] ' zijn gericht aan KPN Nederland en waren bedoeld voor medeverdachte en [A] , die "een dossier moest hebben", kennelijk teneinde de storting van het in de bewezenverklaring genoemde bedrag van fl. 9.750.000 op zijn derdengeldrekening te rechtvaardigen. Dit bedrag is naar aanleiding van een door een of meer medeverdachten aan de Postbank gezonden valse betalingsopdracht van de girorekening van KPN naar de derdengeldrekening van [A] overgeboekt.
Verdachte heeft [betrokkene 5] in contact gebracht met [A] . Hij wist bovendien dat het geld afkomstig was van KPN.
[betrokkene 5] en [betrokkene 3] zouden ieder de helft van dit bedrag krijgen, terwijl verdachte van het deel van [betrokkene 5] weer de helft zou krijgen.
3.6 Uit deze vaststellingen heeft het Hof naar mijn mening kunnen afleiden dat verdachte samen met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling de Postbank door middel van een valse betalingsopdracht heeft bewogen tot de afgifte van fl. 9.750.000,- , in aanmerking genomen dat verdachte blijkens de gebezigde bewijsmiddelen een belangrijke rol heeft gespeeld bij de bewezenverklaarde oplichting: hij heeft medeverdachten [betrokkene 5] en [A] met elkaar in contact gebracht, hij heeft voor diverse valse documenten gezorgd die ten grondslag moesten liggen aan de betaling van een zeer omvangrijk bedrag, wist dat die documenten door [betrokkene 5] met een valse naam werden ondertekend en dat het geld afkomstig was van KPN, terwijl hij voor zijn aandeel een aanzienlijk deel van de 'buit' zou ontvangen.
3.7 Voor zover het middel er over klaagt dat de verklaringen van [betrokkene 5] , die als bewijsmiddelen 4, 5, 6 en 7 door het Hof gebezigd zijn, volstrekt ongeloofwaardig zijn, miskent het dat de selectie en waardering van het bewijsmateriaal aan de feitenrechter is voorbehouden en dat die selectie en waardering in beginsel(4) geen nadere motivering behoeft.(5) Ook in zoverre is het middel dus tevergeefs voorgesteld.
4. Het middel faalt en kan met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen grond gevonden die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
1 Deze zaak hangt samen met de zaken [betrokkene 5] (00714/07) en [A] (00713/07), waarin ik heden eveneens conclusie neem.
2 Vgl. Van Dorst, Cassatie in strafzaken, 5e, p. 189.
3 Zie bewijsmiddel 3, waarin met "de financiële man" blijkbaar verdachte wordt bedoeld.
4 Behoudens enkele bijzondere gevallen, die hier niet aan de orde zijn.
5 Van Dorst, o.c., p. 189.
Uitspraak 15‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Medeplegen van oplichting, art. 326.1 Sr. Verdachte maakt samen met anderen gebruik van briefpapier van KPN teneinde een bank met een valse betaalopdracht te bewegen tot overboeking van een groot geldbedrag. Listige kunstgreep? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 00713/07 en 00714/07 (niet gepubliceerde zaken die zijn afgedaan met art. 81.1 RO).
15 januari 2008
Strafkamer
nr. 00712/07
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 13 juli 2006, nummer 24/000539-05, in de strafzaak tegen:[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.H. Lanting, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.A.M. van Schendel en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 15 januari 2008.