Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake een gedragscode voor lijnvaartconferences
Artikel 1 Lidmaatschap
Geldend
Geldend vanaf 06-10-1983
- Bronpublicatie:
06-04-1974, Trb. 1980, 165 (uitgifte: 21-10-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
06-10-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-1983, Trb. 1983, 100 (uitgifte: 01-01-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
1.
Een nationale lijn heeft het recht volledig lid te zijn van een conference die het buitenlandse vervoer van haar land verzorgt, zulks in overeenstemming met de normen neergelegd in artikel 1, tweede lid. Lijnen die niet als nationale lijnen worden aangemerkt, hebben het recht volledig lid van die conference te worden, afhankelijk van de normen neergelegd in artikel 1, tweede en derde lid, en van het bepaalde betreffende het aandeel in het vervoer neergelegd in artikel 2 met betrekking tot lijnen uit derde landen.
2.
Een lijn die het lidmaatschap van een conference aanvraagt, dient aan te tonen dat zij in staat en voornemens is op lange termijn een geregelde, toereikende en doelmatige dienst te exploiteren, zoals omschreven in de conference-overeenkomst binnen het kader van de conference. De lijn kan gebruik maken van gecharterde tonnage, mits aan de in dit lid gestelde normen wordt voldaan. De lijn dient zich ertoe te verbinden zich te houden aan alle voorwaarden en bedingen van de conference-overeenkomst en dient een waarborgsom te deponeren ter dekking van openstaande financiële verplichtingen in het geval van een latere terugtrekking, schorsing of ontzetting uit het lidmaatschap, indien zulks krachtens de conference-overeenkomst is vereist.
3.
Bij het in overweging nemen van een aanvrage tot lidmaatschap van een lijn die geen nationale lijn is op een route van de betrokken conference dient, behalve met het bepaalde in artikel 1, tweede lid, onder meer rekening te worden gehouden met de onderstaande normen:
- a.
de feitelijke omvang van de goederenstroom op de dienst of diensten die door de conference worden onderhouden en de vooruitzichten op uitbreiding daarvan;
- b.
de toereikendheid van de scheepsruimte voor de feitelijke en te verwachten omvang van de goederenstroom op de dienst of diensten die door de conference worden onderhouden;
- c.
het vermoedelijke gevolg van toelating van de lijn tot de conference op de doelmatigheid en kwaliteit van het conferencevervoer;
- d.
de feitelijke deelneming van de lijn aan het goederenvervoer op dezelfde route of routes buiten een conferenceverband; en
- e.
de feitelijke deelneming van de lijn aan het goederenvervoer op dezelfde route of routes binnen het verband van een andere conference.
De bovenstaande criteria dienen niet zo te worden gehanteerd dat daardoor de toepassing van de bepalingen betreffende deelneming in het vervoer neergelegd in artikel 2 wordt ondermijnd.
4.
Over een aanvrage tot toelating of wedertoelating tot het lidmaatschap wordt onverwijld beslist en de beslissing wordt onverwijld door een conference aan een aanvrager medegedeeld, in geen geval later dan zes maanden na de datum van de aanvrage. Wanneer een lijn toelating of wedertoelating wordt geweigerd geeft de conference tegelijkertijd schriftelijk de redenen voor een zodanige weigering.
5.
Bij het in overweging nemen van aanvragen tot toelating houdt een conference rekening met de opvattingen die naar voren worden gebracht door de verladers en de verladersorganisaties van de landen wier handel wordt vervoerd door de conference, alsmede met de opvattingen van de bevoegde autoriteiten indien deze zulks verzoeken.
6.
Een lijn die om wedertoelating verzoekt, dient, naast te voldoen aan de criteria voor toelating neergelegd in artikel 1, tweede lid, ook aan te tonen dat zij voldaan heeft aan haar verplichtingen overeenkomstig artikel 4, eerste en vierde lid. De conference kan de omstandigheden waaronder de lijn de conference heeft verlaten aan een bijzonder onderzoek onderwerpen.