HR, 16-03-2018, nr. 17/04342
ECLI:NL:HR:2018:352
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-03-2018
- Zaaknummer
17/04342
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:352, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑03‑2018; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2017:5469
Uitspraak 16‑03‑2018
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Partij(en)
16 maart 2018
Nr. 17/04342
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 juni 2017, nrs. 15/01380 en 15/01381, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de afwijzing van de verzoeken van belanghebbende om toekenning van dwangsommen wegens het niet tijdig beslissen op de aangifte, alsmede op het tegen de aanslag gemaakte bezwaar.
1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Na ontvangst van de door belanghebbende overgelegde gegevens omtrent inkomen en vermogen, heeft de griffier bij brief van 14 september 2017, nrs. 17/03549 en 17/04342, het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Tevens is in deze brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van de griffierechten, het beroep in cassatie in de onderhavige zaak niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende laatstelijk bij aangetekende brief van 12 december 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 januari 2018, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in de reactie van 29 januari 2018 heeft aangevoerd, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2018.