Rb. Arnhem, 05-03-2009, nr. AWB 08/2778
ECLI:NL:RBARN:2009:BI0684
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
05-03-2009
- Zaaknummer
AWB 08/2778
- LJN
BI0684
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2009:BI0684, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 05‑03‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 05‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Functiebeschrijving en functiewaardering in rechte onhoudbaar.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
registratienummer: AWB 08/2778
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 5 maart 2009
inzake
[A], eiser,
wonende te [woonplaats],
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 29 april 2008, bekend gemaakt bij brief van 7 mei 2008.
2. Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2007, bekend gemaakt bij brief van 14 december 2007, heeft verweerder de organieke functiebeschrijving van eiser, te weten [naam functie] (1.1.2.7), vastgesteld per 1 januari 2008. Voorts heeft verweerder bij dit besluit door middel van het graderingsrapport het bruto maandsalaris per 1 januari 2008 vastgesteld in functieschaal 10.
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit van 4 december 2007 gehandhaafd.
Tegen het in rubriek 1 aangeduide besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 2 februari 2009. Eiser is aldaar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. L.S. van Loon, advocaat te ’s-Hertogenbosch, vergezeld van [X] en [Y], beiden werkzaam bij de gemeente Geldermalsen.
3. Overwegingen
Eiser is werkzaam bij de gemeente Geldermalsen, sinds 1 januari 2000 in de functie van [naam functie] bij de afdeling Ontwikkeling en Beleid (later de afdeling Ruimtelijk Beleid), sector Grondgebied.
In 2007 heeft verweerder besloten tot een reorganisatie van de sector Grondgebied waarbij de drie bestaande afdelingen zijn teruggebracht naar twee afdelingen, te weten de afdeling Ruimtelijk Beheer en de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling.
Bij voornoemd besluit van 4 december 2007 heeft verweerder de organieke functiebeschrijving van eiser vastgesteld per 1 januari 2008, waarbij de functie van eiser is ondergebracht bij de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Verweerder heeft hierbij gebruik gemaakt van het Gemeentelijk functiewaarderingssysteem 1991, alsmede de Regeling Functiewaardering 1997. Voorts heeft verweerder bij voormeld besluit de functie gewaardeerd in hoofdgroep IV met 12 punten en het bruto maandsalaris per 1 januari 2008 vastgesteld in functieschaal 10, uitloopperiodiek +3.
Het hiertegen ingestelde bezwaar van eiser is door verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij verweerder het advies van de Bezwarenadviescommissie personeelsaangelegenheden integraal heeft overgenomen.
Eiser kan zich hier niet mee verenigen en heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn functie-inhoud in de praktijk al jaren niet meer overeenkomt met de bestaande functiebeschrijving. Voorts kan eiser zich niet met de functiewaardering verenigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank merkt allereerst op dat dit geding zich beperkt tot de periode 1 januari 2008 tot 1 januari 2009 omdat eiser met ingang van 1 januari 2009 in een andere functie is aangesteld en vanaf dan onder de afdeling Ruimtelijk Beheer valt.
De rechtbank stelt vast dat blijkens de regelingen van verweerder sprake is van een organiek functiewaarderingssysteem. Bij organieke functies gaat het, anders dan bij zogenoemde mens-functiebeschrijvingen, niet om de beschrijving van de feitelijk uitgevoerde of feitelijk opgedragen werkzaamheden maar om de door verweerder aan eiser opgedragen werkzaamheden gegeven de inrichting van de organisatie zoals die verweerder voor ogen stond en staat. Dit brengt mee dat de rechterlijke toetsing van de organieke functiebeschrijving met terughoudendheid moet plaatsvinden.
Aan de rechtbank is gebleken dat van de functie die eiser voorafgaand aan 1 januari 2008 vervulde ook reeds een organieke functiebeschrijving bestond. De rechtbank stelt vast dat de nieuwe functiebeschrijving overeenkomt met de oude functiebeschrijving behoudens de beschrijving van het werkgebied. Dit is gewijzigd van “groen, cultuur- en civieltechniek” in “waterhuishouding en boven- en ondergrondse infrastructuur”.
Eiser stelt zich, kort gezegd, op het standpunt dat zijn werkgebied in 2008 veel breder was en dat hij zich ook in de daaraan voorafgaande jaren in opdracht van zijn werkgever structureel heeft bezig gehouden met het opstellen van beleidsplannen/visies met middellange en lange termijn en niet (slechts) met beheerplannen. Eiser wijst onder andere op het “Gemeentelijk Rioleringsplan” en de “Beleidsvisie Begraafplaatsen” alsmede op zijn werkzaamheden ten aanzien van energie en klimaat.
Verweerder heeft ter zitting erkend dat het werkgebied van eiser in 2008 breder was dan zoals in de functiebeschrijving is beschreven, echter dat eiser zich wel bezig hield met beleidsontwikkeling zoals in de functiebeschrijving omschreven en dat er geen sprake was van het opstellen van strategisch beleid. Eiser gaf volgens verweerder uitvoering aan kaders, zoals reeds gegeven door andere overheden.
De rechtbank is ervan overtuigd dat eiser de door hem genoemde beleidsmatige werkzaamheden in opdracht van verweerder heeft verricht en had te verrichten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder heeft verklaard dat de functie van eiser in ontwikkeling was, alsmede dat verweerder heeft erkend dat eiser jarenlang op meerdere beleidsterreinen actief was en extra werkzaamheden heeft verricht.
De rechtbank kan verweerder volgen in diens standpunt dat een groot deel van eisers werkzaamheden in 2008 overeen kwam met het niveau van de voor hem van toepassing verklaarde functiebeschrijving, echter verweerder heeft de rechtbank er onvoldoende van overtuigd dat dit voor alle werkzaamheden van eiser gold. De rechtbank heeft er hierbij acht op geslagen dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat bij Ruimtelijke Ontwikkeling, zijnde de afdeling waaronder eiser viel in 2008, de gemeente zelf vorm kan geven aan beleid.
Bovendien heeft verweerder ter zitting verklaard dat inmiddels per 1 januari 2009 sprake is van een nieuwe functie boven eisers functie. Het gaat om de functie “senior beleidsmedewerker openbare ruimte”, aan welke functie een strategische component is verbonden. Verweerder heeft niet betwist dat een aantal werkzaamheden van eiser zijn overgedragen naar deze nieuwe functie. Voorts heeft verweerder onvoldoende aangetoond dat de gemeente dienaangaande jarenlang zonder strategisch beleid heeft kunnen functioneren, zoat het in de rede ligt dat iemand zich hiermee heeft beziggehouden. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit niet (mede) eiser is geweest.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank er niet van overtuigd dat de thans in geding zijnde functiebeschrijving een juiste en volledige weergave bevat van de in het jaar 2008 aan de organieke functie van eiser verbonden taken.
De rechtbank acht de bestreden functiebeschrijving in rechte onhoudbaar, ditzelfde geldt voor de op die beschrijving gebaseerde functiewaardering. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daarbij gaat de rechtbank er eveneens vanuit dat verweerder rekening zal houden met het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel ten aanzien van in 2008 in schaal 10a ingedeelde beleidsfuncties, temeer nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat de desbetreffende functies bij de nieuwe functiewaardering in 2009 gelijk aan de functie van eiser zijn gewaardeerd.
Nu niet gebleken is van door eiser gemaakte proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, acht de rechtbank geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb, tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt binnen 12 weken na dagtekening van deze uitspraak;
bepaalt dat de gemeente Geldermalsen het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 145 aan hem vergoedt.
Aldus gegeven door mr. S.W. van Osch-Leysma, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. P.A.C. Modderman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2009.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Verzonden op: 5 maart 2009