Zie ten aanzien van de bevoegdheid tot het verlenen van een machtiging als bedoeld in art. 117 Sv en mandaatverlening HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:972, NJ 2021/45.
HR, 17-10-2023, nr. 22/01873
ECLI:NL:HR:2023:1425
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-10-2023
- Zaaknummer
22/01873
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1425, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑10‑2023; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:762
ECLI:NL:PHR:2023:762, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 05‑09‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1425
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2023-0178
Uitspraak 17‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op snorfiets van klaagster onder derde t.z.v. verdenking van diefstal. Ontvankelijkheid cassatieberoep na last tot vernietiging door medewerker OM a.b.i. art. 116.2.c Sv, art. 134.2 Sv. Uit door AG ingewonnen inlichtingen blijkt dat t.a.v. inbeslaggenomen voorwerp een last is gegeven a.b.i. art. 116.2.c Sv en dat het vervolgens is vernietigd met machtiging van OvJ. Hieruit volgt dat beslag inmiddels is beëindigd. Daarom zal HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen. Klaagster n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/01873 B
Datum 17 oktober 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 8 maart 2022, nummer RK 21-020120, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de klaagster.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben H. Sytema en N.B. Genemans, beiden advocaat te 's–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep.
De raadslieden van de klaagster hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Het gaat in deze zaak om de inbeslagneming als bedoeld in artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) onder een derde van een snorfiets. De rechtbank heeft het klaagschrift van de klaagster dat strekt tot opheffing van het beslag en teruggave aan haar van het inbeslaggenomen voorwerp niet-ontvankelijk verklaard.
2.2
Uit door de advocaat-generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp een last is gegeven als bedoeld in artikel 116 lid 2, onder c, Sv en dat het vervolgens is vernietigd met een machtiging van de officier van justitie.
2.3
Artikel 134 lid 2 Sv luidt:
“Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
(...)
b. het openbaar ministerie de last geeft als bedoeld in artikel 116, tweede lid onder c;
(...)”
2.4
Hieruit volgt dat het beslag inmiddels is beëindigd. Daarom zal de Hoge Raad het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling nemen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2023.
Conclusie 05‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Art. 94 Sv beslag op een snorfiets. Ontvankelijkheid cassatieberoep. In cassatie kan er vanuit worden gegaan dat het beslag is beëindigd op een wijze die in art. 134.2 onder b en c, Sv is voorzien, zodat de klaagster niet kan worden ontvangen in het cassatieberoep. De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01873 B
Zitting 5 september 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
hierna: de klaagster
De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag strekkende tot teruggave van een onder een derde inbeslaggenomen snorfiets, merk Piaggio C25.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster en N.B. Genemans en H. Sytema, beiden advocaat te 's‑Gravenhage, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1
Het gaat in deze zaak om de inbeslagneming als bedoeld in art. 94 Sv onder een derde ( [betrokkene 1] ) van een snorfiets, merk Piaggio C25 (beslagnr. 2893884). De rechtbank heeft de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar op de voet van art. 552a Sv ingediende beklag strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan haar van de inbeslaggenomen snorfiets.
3.2
Uit de bestreden beschikking blijkt dat de rechtbank onder meer heeft vastgesteld dat voornoemde [betrokkene 1] blijkens de kennisgeving van inbeslagneming afstand van het goed heeft gedaan. Daar voeg ik aan toe dat deze kennisgeving achter het kopje “Afstand door beslagene” tevens inhoudt: “Ja, als eigenaar”. Aan de voorwaarden voor het geven van een last als bedoeld in art. 116, tweede lid onder c, Sv is zo bezien voldaan. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat het op grond van art. 94 Sv gelegde beslag reeds is geëindigd omdat het inbeslaggenomen goed inmiddels is vernietigd. Uit het aanvullend proces-verbaal van 22 februari 2022 blijkt volgens de rechtbank dat de beslissing tot vernietiging is gegeven door een daartoe gemandateerde medewerker van het Openbaar Ministerie.1.
3.3
Genoemd aanvullend proces-verbaal, dat zich bij de gedingstukken bevindt, houdt onder meer het volgende in:
“Op 10-12-2021 is door mij de zaak voorgelegd bij gemandateerde [betrokkene 2] van het OM en is door gemandateerde [betrokkene 2] besloten dat het voertuig vatbaar was voor onttrekking aan het verkeer (met machtiging vernietigen).Op 10-12-2021 is door mij het voertuig overgedragen aan het Beslaghuis Midden Nederland ter uitvoering van de beslissing van het OM.”2.
3.4
De onder 3.3 weergegeven informatie vindt bevestiging in de namens mij bij het Beslagbureau Midden-Nederland ingewonnen inlichtingen. Deze inlichtingen houden in de eerste plaats een uitdraai in uit het beslagportaal. Op deze uitdraai staat achter het kopje “OM beheersbeslissing” vermeld “Deponeren en onttrekken aan het verkeer obv 116”. Als datum van deze beheersbeslissing staat 13 december 2021 vermeld. Onder het kopje “reacties” is, voor zover van belang, op 13 december 2021 het volgende ingevoerd: “Onderzoek ID, voertuig komt bij de RDW vandaan en is daar onderzocht door [betrokkene 3] . Voertuig is opgebouwd met onderdelen van ten minste 3 scooters. Na etsen kwam juiste VIN erbij en deze stond gesignaleerd onder PL1500-2018192513 sinds 17-07-2018. Beslissing [betrokkene 2] , voertuig is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer met machtiging vernietigen, 10-12-2021 (5027).”
3.5
Verder houden de inlichtingen mailwisselingen in tussen de raadsman van de klaagster en de afdeling beslag van het Openbaar Ministerie over de status van het beslag en mailwisselingen tussen medewerkers van DRZ (Domein Roerende Zaken) en een medewerkster van het Beslagbureau van het Openbaar Ministerie over een door voornoemde [betrokkene 2] op 24 december 2021 in het beslagportaal gezette reactie om de beslissing tot vernietigen niet uit te voeren i.v.m. het ingediende klaagschrift.3.De inhoud van deze mailwisselingen komt er kort gezegd op neer dat er een e-mail/verzoek vanuit het Openbaar Ministerie moet komen om genoemde beheersbeslissing aan te passen c.q. te wijzigen naar deponeren, omdat het goed anders conform de bestaande beheersbeslissing zal worden vernietigd. Uit de inlichtingen blijkt verder dat een dergelijk verzoek eerst op 28 januari 20224.is gedaan door genoemde medewerkster van het Beslagbureau van het Openbaar Ministerie, terwijl in reactie op dat verzoek door een medewerkster van DRZ is medegedeeld dat het voertuig reeds op 25 januari 20225.conform de beheersbeslissing was vernietigd.
3.6
Art. 134 Sv geeft aan in welke gevallen de inbeslagneming van een voorwerp eindigt. Hoewel de onderhavige situatie geen schoonheidsprijs verdient, kan er mijns inziens in cassatie wel vanuit worden gegaan dat het beslag is beëindigd op een wijze die in art. 134, tweede lid onder b en c, Sv is voorzien. Uit de stukken blijkt immers dat de last als bedoeld in art. 116, tweede lid, onder c, Sv - welke last bij onttrekking aan het verkeer ingevolgde de slotzin van art. 117, tweede lid, Sv vernietiging impliceert - en de daaraan gekoppelde machtiging tot vernietiging an sich niet zijn ingetrokken, maar enkel dat (nog) niet tot tenuitvoerlegging daarvan moet worden overgegaan in verband met het ingediende klaagschrift.6.
3.7
Het voorgaande brengt mee dat de klaagster niet kan worden ontvangen in het cassatieberoep.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 05‑09‑2023
Het zich bij de gedingstukken bevindende schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie van 22 maart 2022 houdt, voor zover van belang, in: “Daarnaast is op basis van 116 Sv na afstand door de beslagene door de hulpofficier besloten tot vernietiging van de scooter. Door deze beslissing is het beslag reeds geëindigd, waardoor er niet-ontvankelijk zou moeten volgen.”
Het klaagschrift is op 21 december 2021 bij de rechtbank ingekomen. Op de uitdraai uit het beslagportaal staat onder het kopje “reacties” een op 24 december 2021 door [betrokkene 2] ingevoerde reactie: “Let op! Klaagschrift is ingediend. De beslissing “onttrekken aan het verkeer” NIET uitvoeren.”
De e-mail waarin werd medegedeeld dat er een e-mail/verzoek vanuit het Openbaar Ministerie moet komen om de beheersbeslissing aan te passen c.q. te wijzigen naar deponeren dateert van 12 januari 2022.
Dat is zes weken en een dag na de datum van de beheersbeslissing (vgl. art. 117, vijfde lid, Sv).
Art. 119, tweede lid, Sv bepaalt dat indien de bewaarder niet aan de last tot teruggave kan voldoen, omdat de bewaring van het voorwerp, voor zover hier van belang, overeenkomstig de machtiging, bedoeld in artikel 117, tweede lid, is beëindigd, de bewaarder over gaat tot uitbetaling van de prijs, die het voorwerp bij verkoop door hem heeft opgebracht of redelijkerwijze zou hebben opgebracht.