HR, 29-11-2011, nr. 10/01049

Documentgegevens:

HR 29-11-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6731

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)
Datum: 29 november 2011
Magistraten: Mrs. Van Dorst, De Savornin Lohman, De Hullu, Thomassen en Loth
Zaaknummer: 10/01049
Conclusie: A-G Silvis
LJN: BQ6731
Vakgebied(en): Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2011:BQ6731, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑11‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ6731, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑05‑2011
Wetingang: Sr art. 137c; EVRM art. 10

Essentie

Een column van een student in een studentenblad geeft een drietal (hiervoor opgenomen) uitlatingen die – voorzichtig gezegd – ongunstig uitvallen voor een groep mensen: de joden of Israëliërs. De eerste en de tweede uitlating vinden Hof en Hoge Raad niet vallen onder het bepaalde in art. 137c Sr, de Hoge Raad in het bijzonder ook niet omdat deze in cassatie niet ver(der) kunnen worden getoetst omdat het aan het hof als feitenrechter is voorbehouden de omstandigheden van het geval te wegen en te waarderen. De eerste uitlating is naar het oordeel van het hof op zichzelf ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.