Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-05-2016, nr. 200.181.016-01
ECLI:NL:GHARL:2016:3534
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-05-2016
- Zaaknummer
200.181.016-01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:3534, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑05‑2016; (Hoger beroep kort geding)
Uitspraak 03‑05‑2016
Inhoudsindicatie
In de omstandigheden van deze zaak dient de door partijen op de voet van artikel 843a Rv gevolgde procedure te worden aangemerkt als de hoofdzaak in de zin van artikel 1019c Rv. Door afronding van de inzageprocedure is bewijsbeslag ingevolge artikel 1019c lid 2 Rv van rechtswege vervallen en dienen de in bewaring genomen stukken aan de beslagene teruggegeven te worden. Voor die teruggave is geen afzonderlijk spoedeisend belang vereist.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummers gerechtshof 200.181.016
(zaaknummers rechtbank Noord-Nederland C/17/143854 / KG ZA 15-232)
arrest van 3 mei 2016 in spoedappel in de zaak van:
1. Econvert Water & Energy B.V.,
gevestigd te Drachten,
hierna: Econvert,
2. [appellant],
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [appellant],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: Econvert c.s.,
advocaat: mr. W.H.R. van Boetzelaer, kantoorhoudend te Heerenveen,
tegen
1. de vennootschap naar buitenlands recht Voith Paper GmbH & Co,
gevestigd te Heidenheim an der Benz (Duitsland),
hierna: Voith GmbH, en
2. Voith Paper B.V.,
gevestigd te Epe,
hierna: Voith B.V.,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden
hierna gezamenlijk: Voith c.s.,
advocaten: mr. R.C. van Wieringhen Borski, kantoorhoudend te Amsterdam,
3. [geïntimeerde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: [geïntimeerde 3],
4. [geïntimeerde 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden, niet verschenen
in eerste aanleg: gedaagden
hierna gezamenlijk: [geïntimeerden 3 en 4]
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis in kort geding van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden van21 oktober 2015.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in spoed appèl d.d. 17 november 2015 met grieven en producties,
- de memorie van antwoord d.d. 29 december 2015 met producties,
- de pleidooien ter zitting van 4 april 2016 overeenkomstig de pleitnotities.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald op een door Econvert c.s. ten behoeve van de pleidooien toegezonden kopie van hun procesdossier.
2.3
De vorderingen van Econvert c.s. luiden:
"(…), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- 1.
Deurwaarders [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] te veroordelen om de bescheiden die zij in gerechtelijke bewaring hebben te retourneren aan Econvert en [appellant] binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij niet of niet geheel aan deze veroordeling voldoen;
- 2.
Deurwaarders [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Econvert en [appellant] te betekenen een proces-verbaal van constatering dat deurwaarder [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] ná afgifte als bedoeld onder 1) geen bescheiden meer onder zich houden van Econvert of [appellant] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij aan deze veroordeling niet of niet geheel voldoen;
Subsidiair:
- 1.
Het bewijsbeslag van 20 augustus 2014 geheel op te heffen, althans gedeeltelijk in de zin dat het beslag wordt opgeheven op alle bestanden in de ultra ultra kleine doos met uitzondering van de 474 bestanden waarin inzage is verleend;
- 2.
Te verstaan dat de opheffing van het beslag opheffing van de bewaring tot gevolg heeft (artikel 860 lid 2 Rv), althans de bewaring op te heffen;
- 3.
Voith Paper GmbH & CO KG en Voith Paper B.V. te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, alle in het kader van het op 20 augustus 2014 gelegde bewijsbeslag verkregen informatie - ongeacht of de informatie in digitale vorm is verkregen of op enige andere gegevensdrager staat - te (doen laten) retourneren, althans deze geheel te (doen laten) vernietigen, althans gedeeltelijk (te doen laten) vernietigen voor zover deze niet de 474 bestanden betreft waarvan de Voorzieningenrechter in zijn vonnis van 1 juli 2015 inzage heeft gelast, zulks op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij niet of niet geheel aan deze veroordeling voldoen;
- 4.
Deurwaarders [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Econvert en [appellant] te betekenen een proces-verbaal van constatering dat deurwaarder [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] ná afgifte althans vernietiging als bedoeld onder i) geen bescheiden meer onder zich houden van Econvert of [appellant] , althans geen bescheiden met uitzondering van voornoemde 474 bestanden, op straffe van een dwangsom van € 20.000,- per dag of gedeelte van een dag dat zij aan deze veroordeling niet of niet geheel voldoen;
Primair en subsidiair:
- 1.
Voith Paper Gmbh & CO KG en Voith Paper B.V hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de openstaande kosten van bewaring;
- 2.
Gedaagden hoofdelijk, de een betalend de ander gekweten, te veroordelen in de kosten van dit geding in beide instanties, de nakosten daaronder begrepen;
- 3.
Deurwaarders [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling aan Econvert en [appellant] van de door Econvert en [appellant] betaalde proceskosten in eerste aanleg ten bedrage van € 285,-;
- 4.
Voith Paper Gmbh & CO KG en Voith Paper B.V. hoofdelijk te veroordelen tot terugbetaling aan Econvert en [appellant] van de door Econvert en [appellant] betaalde proceskosten in eerste aanleg ten bedrage van € 1.560,- (inclusief nakosten)";
2.4
Tegen de niet verschenen [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 3] is op de rolzitting van 1 december 2015 verstek verleend.
3. Internationale rechtsmacht
Deze zaak heeft een internationaal element omdat niet alle partijen hun woonplaats in Nederland hebben. Derhalve moet onderzocht worden of het hof - als appelinstantie van de voorzieningenrechter te Leeuwarden - rechtsmacht heeft.De voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden is op grond van artikel 4 lid 1 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX II-Vo) bevoegd van de jegens Voith B.V. en [geïntimeerden 3 en 4] ingestelde vorderingen kennis te nemen. Op grond van de feiten en omstandigheden in deze zaak mag aangenomen worden dat tussen de vorderingen tussen Voith B.V. en Voith GmbH een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen. Dit betekent dat het hof, als appelinstantie, jegens Voith Paper GmbH op grond van het bepaalde in artikel 8 aanhef en sub 1 EEX II-Vo ook materieel bevoegd is.
4. De vaststaande feiten
4.1
De door de voorzieningenrechter in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.20 van het vonnis als vaststaand aangemerkte feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
4.2
Voith B.V. is de Nederlandse dochteronderneming van Voith Gmbh. Voith c.s.
ontwerpen voor hun klanten industriële afvalwaterzuiveringsinstallaties. Eén van de ontwerpen van Voith c.s. is de zogenaamde R2S reactor (hierna: de R2S).
4.3
[appellant] is een voormalig werknemer van Voith B.V. Hij is in de jaren 2010/2011 als
technisch product manager betrokken geweest bij de ontwikkeling en verkoop van (onder meer) de R2S.
4.4
Voor zijn dienstverband bij Voith B.V. is [appellant] vanaf 1987 tot en met 2007 in dienst
geweest van Paques B.V. te Balk (hierna: Paques), die marktleider is op de markt van anaerobe hooglast reactoren.
4.5
Eind juli 2011 heeft [appellant] ontslag genomen bij Voith B.V. In de maand januari 2012 is Econvert opgericht. [appellant] is “general manager” en indirect bestuurder van Econvert. Econvert heeft een anaerobe zuiveringsreactor ontwikkeld die op de markt wordt gebracht onder de naam “Econvert-IRT”.
4.6
Op 15 augustus 2014 hebben Voith c.s. op de voet van artikel 730 in verbinding met artikel 843a van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland verlof verzocht om ten laste van Econvert c.s. bewijsbeslag te mogen leggen met gerechtelijke bewaring. Het verlof is door de voorzieningenrechter op 18 augustus 2014 verleend.
4.7
[geïntimeerden 3 en 4] zijn de deurwaarders die door de voorzieningenrechter als gerechtelijk bewaarders zijn aangesteld en die bewijsbeslag hebben gelegd en bij wie de in beslag genomen kopieën van bestanden in bewaring zijn gegeven. De door [geïntimeerden 3 en 4] gekopieerde dataset zal hierna worden aangeduid als de “grote doos”. Aan de hand van zoektermen heeft [geïntimeerden 3 en 4] data gesepareerd. Het resultaat is de “kleine doos”. De “grote doos” en een kopie van de “kleine doos” zijn op 27 augustus 2014 bezorgd op het bedrijfsadres van Econvert. Naar aanleiding van bezwaren van de zijde van Econvert c.s. omtrent de wijze waarop de dataselectie is uitgevoerd, hebben [geïntimeerden 3 en 4] een aanvullende dataselectie uitgevoerd, waarbij alleen met de zoekterm R2S de “kleine doos” is doorzocht. Hierdoor is een nog kleinere dataset (hierna te noemen: de “ultra kleine doos”) vervaardigd. [geïntimeerden 3 en 4] hebben de bestanden uit de “ultra kleine doos” vervolgens visueel gecontroleerd. Hetgeen na deze visuele controle resteerde aan in beslag genomen stukken wordt hierna - alles in navolging van partijen - aangeduid als de “ultra ultra kleine doos”. Deze “ultra ultra kleine doos” bevat overigens nog altijd 4.297 bestanden.
4.8
Voith c.s. hebben binnen de in de beschikking genoemde termijn van drie weken, een kortgedingprocedure aangespannen tegen Econvert c.s. De voorzieningenrechter
van de rechtbank Noord-Nederland heeft in het vonnis van 8 oktober 2014 (zaak-/rolnummer C/17136794 / KG ZA 14-255) in conventie Econvert c.s. veroordeeld om Voith c.s. inzage te verlenen in en afschrift te verschaffen van alle bescheiden die zich in de “ultra ultra kleine doos” bevinden. In reconventie heeft de voorzieningenrechter Voith c.s. veroordeeld alle in het kader van het bewijsbeslag verkregen informatie te (laten) vernietigen voor zover dit niet de “ultra ultra kleine doos” betreft.
4.9
[geïntimeerden 3 en 4] hebben zich eveneens tot de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland gewend met het verzoek hen, Econvert c.s. en Voith c.s. nader te instrueren met betrekking tot de selectie van de stukken. In zijn vonnis van 8 oktober 2014 (zaak-/rolnummer C117/136980 / KG ZA 14-266) heeft de voorzieningenrechter beslist dat partijen dienen te handelen conform hetgeen is overwogen en beslist in het onder 3.8 genoemde vonnis.
4.10
Econvert c.s. hebben van beide vonnissen van 8 oktober 2014 (turbo-)spoedappel ingesteld en een incidentele vordering tot staking van de tenuitvoerlegging van de vonnissen voor de duur van het geding in hoger beroep. Voith c.s. heeft incidenteel appel ingesteld van beide vonnissen.
4.11
[geïntimeerden 3 en 4] zijn op 31 oktober 2014 aangevangen met het gefaseerd verschaffen van
inzage aan Voith c.s. van de bestanden uit de “ultra ultra kleine doos”.
4.12
In het incidenteel arrest van 5 november 2014 heeft dit hof de tenuitvoerlegging van de voormelde vonnissen van 8 oktober 2014 ter zake van de veroordeling tot inzage in de “ultra ultra kleine doos” geschorst.
4.13
In het arrest van 16 december 2014 heeft dit hof de vonnissen van 8 oktober 2014 gedeeltelijk vernietigd en opnieuw rechtdoende, kort gezegd:
- Econvert c.s. veroordeeld om toe te staan en te gedogen dat [geïntimeerden 3 en 4] , zo nodig bijgestaan door een ICT-deskundige, inzage nemen in de “ultra ultra kleine doos” en daaruit aan de hand van de zoekterm R2S en een visuele inspectie alle technische tekeningen en 3D AutoCAD modellen van de R2S-reactor selecteren en de (e-mail)-correspondentie tussen [appellant] en Econvert waarmee bedoelde tekeningen en modellen zijn uitgewisseld;
- bepaald dat [geïntimeerden 3 en 4] zijn selectie van de stukken eerst ter inzage aan Econvert c.s. ter hand diende te stellen;
- Econvert c.s. veroordeeld om binnen veertien dagen nadat [geïntimeerden 3 en 4] de door hen gemaakte selectie van bestanden als hiervoor bedoeld aan Econvert c.s. ter hand hebben gesteld, Voith c.s. inzage te verlenen in en afschrift te verschaffen van deze selectie;
- [geïntimeerden 3 en 4] , Econvert c.s. en Voith c.s. geïnstrueerd om dienovereenkomstig te handelen.
4.14
Tegen dit arrest is geen cassatie ingesteld.
3.15
[geïntimeerden 3 en 4] hebben de in dit arrest bedoelde selectie van stukken - die bestaat uit 956 bestanden - op 2 februari 2015 aan Econvert c.s. betekend.
4.16
Econvert c.s. hebben [geïntimeerden 3 en 4] vervolgens opnieuw in kort geding gedagvaard. Voith c.s. hebben zich in deze procedure gevoegd aan de zijde van [geïntimeerden 3 en 4] In het kader van deze kort gedingprocedure hebben [geïntimeerden 3 en 4] een proces-verbaal opgesteld d.d. 7 april 2015, waarin zij ter zake van 484 bestanden waarover nog discussie bestond hebben aangegeven welke van deze bestanden volgens hen (mogelijk) niet voldeden aan de selectiecriteria als geformuleerd in voornoemd arrest van 16 december 2014.
3.17
Op 8 april 2015 hebben Voith c.s. aan Econvert c.s. een dagvaarding in een bodemprocedure betekend.
4.18
In zijn vonnis van 1 juli 2015 (zaaknummer/rolnummer C1171140070 /KG ZA
15-42) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, kort gezegd, bepaald dat Econvert c.s. op grond van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 16 december 2014 gehouden is om binnen 14 dagen na 1 juli 2015 aan Voith c.s. inzage te verlenen in en afschrift te verstrekken van de door [geïntimeerden 3 en 4] in bewaring gehouden bestanden voor zover het de 472 bestanden betreft waarover geen discussie bestaat alsmede document 3 en 4a van productie 3 van het proces-verbaal van [geïntimeerden 3 en 4] van 7 april 2015.
4.19
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
4.20
Bij e-mail van 24 juli 2015 heeft [geïntimeerde 3] - voor zover hier van belang - aanmr. M. Schut en mr. W.H.R. van Boetzelaer, de (voormalig) advocaten van Voith c.s. en Econvert c.s., het volgende bericht:
“In onze hoedanigheid van gerechtelijke bewaarder inzake Voith/Econvert en [appellant] wenden wij ons tot u met de mededeling dat een partij (Paques: toevoeging hof) op 23 juli jl. onder ons bewijsbeslag heeft gelegd op voor haar mogelijk relevante documenten en digitale data. (...).
Inmiddels zijn al onze werkzaamheden in het dossier Voith/Econvert naar onze mening beëindigd zodat wij zullen overgaan tot vernietiging van de nog aanwezige data, tenzij één uwer een andere mening is toegedaan -graag onderbouwd. Na 1 maand na heden gaan wij, behoudens andersluidende instructies over tot die voorgestelde vernietiging.”
4.21
In reactie op deze e-mail heeft mr. Van Boetzelaer bij e-mailbericht van 3 augustus 2015 aan [geïntimeerde 3] bericht dat Econvert c.s. ervan uit mochten gaan dat [geïntimeerde 3] alle in beslag genomen bescheiden had vernietigd.
4.22
In antwoord hierop heeft [geïntimeerde 3] bij e-mail van 6 augustus 2015 aan mr. Van Boetzelaer bericht dat [geïntimeerden 3 en 4] voorlopig een afwachtende houding aannemen en wachten op instructies van mr. Schut of op het verlopen van de termijn van één maand na 24 juli 2015.
4.23
Bij e-mail van 20 augustus 2015 heeft mr. Van Wieringhen Borski namens Voith c.s. aan [geïntimeerde 3] bericht dat de nog aanwezige data niet dienden te worden vernietigd.
4.24
Overeenkomstig de instructies van Voith c.s. hebben [geïntimeerden 3 en 4] Econvert c.s. in hun emailbericht van 24 augustus 2015 laten weten de nog aanwezig data niet te vernietigen.
5. Het geschil en de procedure in eerste aanleg
5.1
Tegen de achtergrond van de onder 3 weergegeven feiten hebben Econvert c.s. bij dagvaarding van 14 september 2015 het onderhavige kort geding aanhangig gemaakt. Na vermindering van eis ter zitting, hebben Econvert c.s., enigszins verkort weergegeven, gevorderd:
primair:
- -
i) [geïntimeerden 3 en 4] op straffe van een dwangsom te veroordelen om de bescheiden die hij in gerechtelijke bewaring heeft te retourneren aan Econvert c.s.;
- -
ii) [geïntimeerden 3 en 4] op straffe van een dwangsom te veroordelen aan Econvert c.s. te betekenen een proces-verbaal van constatering dat [geïntimeerden 3 en 4] na afgifte als bedoeld onder i) geen bescheiden meer onder zich houden van Econvert c.s.,
- -
iii) Voith c.s. te veroordelen tot betaling van de openstaande kosten van bewaring;
subsidiair:
- -
iv) Voith c.s. op straffe van een dwangsom te veroordelen alle in het kader van het bewijsbeslag verkregen informatie, voor zover het niet de 474 bestanden betreft die in het kader van het vonnis van 1 juli 2015 zijn ingezien, aan Econvert c.s. te retourneren althans te vernietigen;
- -
v) [geïntimeerden 3 en 4] op straffe van een dwangsom te veroordelen aan Econvert c.s. te betekenen een proces-verbaal van constatering dat Voith c.s. na afgifte als bedoeld onder i) geen bescheiden meer onder zich houden van Econvert c.s. met uitzondering van de genoemde 474 bestanden;
primair en subsidiair:
- -
vi) Voith c.s. te veroordelen om bij het indienen van een nieuw verzoekschrift tot het leggen van bewijsslag ten laste van Econvert c.s. de hiervoor onder 3 aangehaalde vonnissen en arresten te vermelden;
- -
vii) Voith c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de openstaande kosten van bewaring.
5.2
Econvert c.s. hebben aan hun primaire vordering ten grondslag gelegd dat het bewijsbeslag op de voet van artikel 1019c lid 2 Rv van rechtswege is komen te vervallen. Met betrekking tot de subsidiaire vordering hebben Econvert c.s. aangevoerd dat alleen de 474 bestanden genoemd in het vonnis van 1 juli 2015 nog onder het bewijsbeslag vallen.
5.3
[geïntimeerden 3 en 4] en Voith c.s. hebben de vorderingen bestreden. Voith c.s. hebben op hun beurt bij incidentele conclusie gevorderd te mogen tussenkomen. In tussenkomst hebben Voith c.s. een reconventionele vordering ingesteld, die ertoe strekt [geïntimeerden 3 en 4] te veroordelen alle 4.297 bestanden van de “ultra ultra kleine doos” in bewaring te houden totdat een beslissing in de reeds aanhangige bodemprocedure (met rolnummer C/17/142079) in kracht van gewijsde is gegaan. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter de incidentele vordering tot tussenkomst toegewezen.
5.4
De voorzieningenrechter heeft in haar vonnis van 21 oktober 2014 (zaak-/rolnummer C/17/143854 / KG ZA 15-232) de vorderingen van Econvert c.s. onder 4.1. (i) tot en met (v) afgewezen, omdat - kort gezegd - Econvert c.s. hun spoedeisend belang bij die vorderingen niet aannemelijk hebben gemaakt. Bij de vordering onder 4.1. (vi) ontbrak naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang omdat Voith c.s. op grond van artikel 21 Rv reeds verplicht zijn de vonnissen en het arrest in een mogelijk nieuw verzoekschrift te vermelden. De voorzieningenrechter heeft Econvert c.s. in de proceskosten in de hoofdzaak veroordeeld. De proceskosten in het incident heeft de voorzieningenrechter gecompenseerd, in de zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
5.5
Tegen de afwijzing van hun vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde gronden hebben Econvert c.s. onder aanvoering van één grief hoger beroep ingesteld.
6. Bespreking van de grief
6.1
De meest verstrekkende stelling van Econvert c.s. houdt in dat het bewijsbeslag op de voet van 1019c lid 2 Rv van rechtswege is vervallen en [geïntimeerden 3 en 4] verplicht zijn de in bewaring genomen bescheiden aan Econvert c.s. terug te geven. Volgens Econvert c.s. moet het door Voith c.s. op artikel 843a Rv gebaseerde (inzage)kort geding worden aangemerkt als de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019c lid 2 Rv. In de tweede plaats stellen Econvert c.s. dat de inzageprocedure heeft uitgewezen dat Voith c.s. slechts een rechtmatig belang hebben met betrekking tot de in het vonnis van 1 juli 2015 genoemde 475 bestanden en dat het bewijsbeslag op de overige bestanden in de “ultra ultra kleine doos” moet worden opgeheven.
6.2
Beide stellingen worden door Voith c.s. bestreden. Met betrekking tot het gestelde verval van het bewijsbeslag, betogen Voith c.s. dat de door hen bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig gemaakte bodemprocedure als hoofdzaak moet worden aangemerkt. Volgens Voith c.s. is het de uitdrukkelijk bedoeling van het bewijsbeslag dat het beslagen bewijsmateriaal gedurende de bodemprocedure bewaard blijft. Met betrekking tot de subsidiaire stelling van Econvert c.s., voeren Voith c.s. aan dat Econvert c.s. geen enkel nadeel ondervinden van de elektronische bewaring van de beslagen bestanden, terwijl Voith c.s. een groot belang hebben bij de mogelijkheid nadere inzage te verkrijgen in de bestanden van de ultra ultra kleine doos, zodat ook om die reden het bewijsbeslag niet opgeheven dient te worden.
6.3
Het hof stelt voorop dat het hier gaat om een bewijsbeslag in een niet IE-zaak. Grondslag van de vordering die Voith c.s. jegens Econvert c.s. meent te hebben is onrechtmatig daad. Voith c.s. verwijten Econvert c.s. dat zij op onrechtmatige wijze gebruik maken van de bedrijfsgeheimen van Voith c.s. die [appellant] in strijd met zijn arbeidsovereenkomst heeft meegenomen.
6.4
Uit het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ9958) volgt dat bewijsbeslag, indien aan bepaalde regels wordt voldaan, op grond van artikel 730 en 843a Rv ook mogelijk is in niet IE-zaken.
De door de Hoge Raad geformuleerde regels strekken ertoe het bewijsbeslag met adequate en effectieve waarborgen te omkleden, willekeurige inmenging en misbruik te voorkomen en om ervoor te zorgen dat eventuele schadelijke gevolgen daarvan voor de wederpartij, binnen redelijke grenzen blijft. In dit geval is met name van belang dat beslaglegging slechts kan plaatsvinden met in achtneming van de voorwaarden die volgen uit artikel 843a Rv en dus ook dat de beslaglegging slechts betrekking kan hebben op “bescheiden” in de zin van die bepaling - waaronder mede digitale bestanden kunnen worden begrepen - met dien verstande dat de mogelijkheid bestaat dat daarvan onder toezicht van de deurwaarder ter plaatse kopieën worden gemaakt, die dan in beslag worden genomen (r.o. 3.6.1. van voornoemd arrest).
6.5
Uit het arrest volgt verder dat artikelen 1019a leden 1 en 3, 1019b leden 3 en 4, 1019c Rv, voor zover nodig, overeenkomstig van toepassing zijn.
Artikel 1019c lid 2 Rv bepaalt dat beslag van rechtswege vervalt zodra in de hoofdzaak is beslist en deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Zijn de beslagen zaken in gerechtelijke bewaring gegeven, dan is de bewaarder verplicht tot afgifte daarvan aan de beslagene, tenzij de rechter op vordering van eiser anders heeft bepaald. De rechter kan op verzoek van partijen of ambtshalve nadere aanwijzingen geven.
De Hoge Raad heeft zich in voornoemd arrest niet uitgelaten over de betekenis van het begrip “in de hoofdzaak” als gehanteerd in deze bepaling. De Hoge Raad heeft slechts overwogen dat de rechter in de hoofdzaak beoordeelt of de wederpartij of de derde gehouden is toegang tot de bestanden te verschaffen en de consequenties voor het geval de toegang ten onrechte wordt geweigerd (r.o. 3.9.9).
6.6
In deze zaak heeft die beoordeling plaatsgevonden in de door Voith c.s. op basis van 843a Rv ingestelde inzageprocedure. De inzageprocedure is geëindigd in een beslissing van dit hof van 16 december 2014 en een daaropvolgende beslissing van de executierechter van1 juli 2015, die beide in kracht van gewijsde zijn gegaan. Het bewijsbeslag en de inzageprocedure waren erop gericht een inschatting te maken van de proceskansen van Voith c.s. in een bodemprocedure. Vaststaat dat Voith c.s. naar aanleiding van voornoemde beslissingen inzage heeft verkregen in de in het vonnis van 1 juli 2015 genoemde bestanden. Daarmee is het beoogde doel van het bewijsbeslag bereikt. Dat het bewijsbeslag er tevens toe strekt, zoals Voith c.s. betogen, bestanden die buiten de reikwijdte van het inzagerecht vallen te bewaren totdat in de hoofdzaak op de onderliggende verbintenis is beslist, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in voornoemd arrest van de Hoge Raad van 13 september 2013 noch in enige wettelijke bepaling.
6.7
Op grond van het hiervoor overwogene dient in dit geval de door partijen gevolgde inzageprocedure te worden aangemerkt als de hoofdzaak als bedoeld in 1019c lid 2 Rv. Dit betekent dat het bewijsbeslag van rechtswege is vervallen en [geïntimeerden 3 en 4] op de voet van artikel 1019c lid 2 verplicht zijn de in bewaring genomen stukken aan Econvert c.s. terug te geven, uitgezonderd de stukken die zij krachtens het vonnis van 1 juli 2015 aan Voith c.s. hebben afgegeven.
Spoedeisend belang
6.8
Indien, zoals hier, in hoger beroep de vraag moet worden beantwoord of een in kort geding verlangde voorziening, na afwijzing daarvan door de voorzieningenrechter, in hoger beroep voor inwilliging in aanmerking komt, dient ook in hoger beroep mede te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van het arrest van het hof (ex nunc) bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
6.9
Conservatoir bewijsbeslag is een voorlopige voorziening, dat op eenzijdig verzoek wordt verleend en dat dient ter veiligstelling van bescheiden onder de in artikel 843a Rv gestelde voorwaarden. Het leggen van conservatoir beslag heeft steeds een spoedeisend karakter. De beslagene kan ex artikel 705 Rv in kort geding opheffing van het conservatoir (bewijs)beslag vorderen. Het hof is van oordeel, anders dan de voorzieningenrechter, dat het spoedeisend belang voor het sequeel van de opheffing, te weten de teruggave van de door de deurwaarder in beslag genomen bescheiden, evenzeer moet worden verondersteld.
Bij een andersluidend oordeel zou immers de onwenselijke situatie ontstaan dat de in beslag genomen stukken, in weerwil van het van rechtswege verval van beslag, desalniettemin bij [geïntimeerden 3 en 4] in bewaring blijven en over teruggave een bodemprocedure dient te aangespannen, dan wel dat minst genomen een op teruggave gerichte vordering in een reeds geëntameerde bodemprocedure dient te worden ingesteld.
Teruggave bescheiden
6.10
Ter gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep hebben Econvert c.s. het hof verzocht om bij toewijzing van de (primaire) vordering tot teruggave nadere aanwijzingen te geven met betrekking tot de wijze waarop de bescheiden door [geïntimeerden 3 en 4] dienen te worden teruggegeven. De nadere aanwijzingen dienen naar het oordeel van het hof als een eiswijziging te worden beschouwd. De bevoegdheid om de eis of de gronden daarvan te wijzigen is in hoger beroep in die zin beperkt, dat de eiswijziging niet later dan bij memorie van grieven of antwoord dient plaats te vinden. Op deze "in beginsel strakke regel" kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard. In alle gevallen geldt dat de eiswijziging niet in strijd mag komen met de eisen van een goede procesorde. Een reden voor een uitzondering op deze regel is niet gebleken. Daarenboven acht het hof de eiswijziging jegens de niet verschenen [geïntimeerden 3 en 4] in strijd met een goede procesorde. Het hof zal derhalve recht doen op de oorspronkelijke vordering als hiervoor weergegeven onder 2.3, primair sub (1).
6.11
Voith c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Zij vrezen dat de eenmaal teruggeven bestanden niet door hen achterhaald kunnen worden indien het onderhavige arrest door de Hoge Raad zou worden gecasseerd. Het hof is van oordeel dat het belang van Voith c.s. bij behoud van de bestaande toestand tot op een eventueel rechtsmiddel is beslist zwaarder weegt dan het belang van Econvert c.s. bij teruggave van de bescheiden nu zij over de originele bestanden beschikt en Voith c.s. geen kennis mogen nemen van de in beslag genomen bescheiden. Het hof ziet daarom aanleiding om de door Econvert c.s. gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad achterwege te laten
Het hof ziet tevens aanleiding om de gevorderde dwangsommen te matigen als hierna bepaald.
6.12
Het hof overweegt verder dat de vordering onder 2.3 primair sub (2) zal worden afgewezen nu onduidelijk is welk (zelfstandig) belang Econvert c.s. bij die vordering hebben.
6.13
Ook de eerste vordering onder 2.3 primair en subsidiair zal worden afgewezen nu de grondslag daarvoor ontbreekt. De betaling van de openstaande kosten van de bewaring is iets tussen Voith c.s. en [geïntimeerden 3 en 4] Econvert c.s. staan daarbuiten. Dat impliceert overigens ook dat [geïntimeerden 3 en 4] niet met succes kunnen betogen dat zij de bescheiden niet aan Econvert c.s. hoeven terug te geven zolang Voith hun niet heeft betaald.
De overige onder 2.3. primair en subsidiair opgenomen vorderingen zullen worden toegewezen als hierna bepaald.
6.14
Voith c.s. en [geïntimeerden 3 en 4] zullen ten slotte als de in ongelijk gestelde partijen in de kosten van eerste aanleg en hoger beroep worden veroordeeld. Het hof zal de gevorderde hoofdelijkheid voor de proceskostenveroordeling afwijzen, nu daarvoor geen gronden aanwezig zijn.
7. De slotsom
De grief slaagt, zodat het bestreden vonnis zal moeten worden vernietigd.
Het hof zal Voith c.s. en [geïntimeerden 3 en 4] als de grotendeels in het ongelijk te stellen partijen, veroordelen in de proceskosten van Econvert c.s. in eerste aanleg en in hoger beroep(3 punten in tarief II).
8. De beslissing
Het hof, recht doende hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 21 oktober 2015;
veroordeelt [geïntimeerden 3 en 4] om binnen drie dagen na betekening van dit arrest om de bescheiden die zij van Econvert c.s. nog in gerechtelijke bewaring hebben, uitgezonderd de 475 documenten die zij op grond van het vonnis van 1 juli 2015 reeds aan Voith c.s. hebben afgegeven en alleen in zoverre zij die documenten of de kopieën daarvan niet meer in bewaring hebben, aan Econvert c.s. terug te geven op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag of gedeelte van een dag dat [geïntimeerden 3 en 4] niet of niet geheel aan deze veroordeling voldoen, tot een maximum van € 100.000;
veroordeelt Voith B.V. en Voith GmbH in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Econvert c.s. wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op€ 816,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 613,- voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.682,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 805,19 voor verschotten, in die zin dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd;
veroordeelt Voith B.V. en Voith GmbH tot terugbetaling aan Econvert c.s. van de door hen betaalde proceskosten in eerste aanleg ten bedrage van € 1.560,-, in die zin dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd;
veroordeelt [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Econvert c.s. wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op nihil voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 285,- voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op nihil voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 805,19 voor verschotten, in die zin dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd;
veroordeelt [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] tot terugbetaling aan Econvert c.s. van de door hen betaalde proceskosten in eerste aanleg ten bedrage van € 285,-, in die zin dat indien de een betaalt de ander zal zijn bevrijd;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. R.E. Weening, mr. J.H. Kuiper en mr. M.C.D. Boon-Niks en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 mei 2016.