AB 2017/422
Bepaling inzake normering topinkomens in subsidieregeling is onverbindend; formele rechtskracht van de verleningsbeschikking; onevenredige belangenafweging.
ABRvS 18-10-2017, ECLI:NL:RVS:2017:2768, m.nt. W. den Ouden
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
18 oktober 2017
- Magistraten
Mrs. J.A. Hagen, A.B.M. Hent, C.M. Wissels
- Zaaknummer
201700258/1/A2
- Noot
W. den Ouden
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS927843:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2017:2768, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 18‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
Een subsidieverplichting inzake de normering van topinkomens — een zogenaamde oneigenlijke subsidieverplichting — heeft formele rechtskracht gekregen. In het kader van de belangenafweging die moet plaatsvinden als een subsidie lager wordt vastgesteld moet desalniettemin met de onverbindendheid van de subsidieregeling waarop de subsidieverplichting berust rekening worden gehouden. Besluit tot lagere vaststelling van de subsidie is onevenredig.
Samenvatting
Het college heeft de subsidie van DHG voor het boekjaar 2013 met toepassing van art. 15 Subsidieregeling Jeugdzorg Zuid-Holland (hierna: Subsidieregeling) lager vastgesteld, omdat DHG niet heeft voldaan aan de in bijlage 3, onder 7, opgenomen inkomensnorm. DHG heeft deze norm met € 95.941 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.