Einde inhoudsopgave
Besluit financiële markten BES
Artikel 7:17 (kredietverstrekking)
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2015
- Bronpublicatie:
28-11-2014, Stb. 2014, 524 (uitgifte: 19-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2014, Stb. 2014, 534 (uitgifte: 19-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Financiële dienstverlening / Financieel toezicht
1.
Ter voorkoming van overkreditering houdt een kredietaanbieder bij het bepalen van het ten hoogste aan een consument te verstrekken kredietbedrag rekening met diens huidige vaste en bestendige netto-inkomsten enerzijds en diens vaste uitgaven en, in voorkomend geval, aan andere kredietovereenkomsten verbonden financieringslasten anderzijds.
2.
Een kredietaanbieder verstrekt aan een consument geen krediet, voor zover de aan dat krediet verbonden maandelijkse financieringlasten de maandelijkse financieringsruimte van de consument overschrijden.
3.
De maandelijkse financieringsruimte, bedoeld in het tweede lid, bedraagt:
- a.
indien de netto-inkomsten van de consument niet meer bedragen dan diens leefbedrag: 6% van het op hem van toepassing zijnde normbedrag;
- b.
indien de netto-inkomsten van de consument meer bedragen dan diens leefbedrag: de som van 6% van het op hem van toepassing zijnde normbedrag en een bedrag dat gelijk is aan [(netto-inkomsten – leefbedrag)2 / netto-inkomsten].
4.
Indien de consument reeds andere kredietovereenkomsten is aangegaan, worden de op maandbasis aan die andere overeenkomsten verbonden financieringslasten in mindering gebracht op zijn ingevolge het derde lid berekende financieringsruimte.
5.
Het leefbedrag, bedoeld in het derde lid, wordt bepaald door het op de consument van toepassing zijnde normbedrag te verminderen met het bijbehorende bedrag aan forfaitaire woonlasten en te vermeerderen met de werkelijke woonlasten van de consument.
6.
Het normbedrag, bedoeld in het derde lid, wordt vastgesteld bij regeling van Onze minister en bestaat uit een forfaitair bedrag aan woonlasten en een forfaitair bedrag aan overige vaste lasten. Dit normbedrag kan verschillend worden vastgesteld voor de verschillende huishoudensamenstellingen, alsmede voor de verschillende openbare lichamen, en kan periodiek worden herzien.
7.
Een aanbieder kan in plaats van het leefbedrag de werkelijke vaste uitgaven van de consument en, indien van toepassing, van andere personen met wie de consument een duurzame gezamenlijke huishouding voert, gebruiken bij de berekening in het derde lid, voor zover de aanbieder voldoet aan artikel 7:19, tweede lid.
8.
De aanbieder verstrekt geen consumptief krediet met een looptijd van meer dan vijf jaren, tenzij de economische levensduur van het met het krediet aan te schaffen goed langer is dan vijf jaren.