Hof 's-Gravenhage, 23-09-2009, nr. 200.023.283.01
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK1697
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-09-2009
- Zaaknummer
200.023.283.01
- LJN
BK1697
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK1697, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑09‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 157 Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
JPF 2010/39
Uitspraak 23‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Partneralimentatie. Geschil omtrent ingangsdatum nihilstelling.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 23 september 2009
Zaaknummer : 200.023.283.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-884
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.C.W. van der Zanden, te Liempde, gemeente Boxtel,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos, te Middelburg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 15 januari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 15 oktober 2008 van de rechtbank Middelburg.
De vrouw heeft op 4 mei 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 16 januari 2009, 17 april 2009 en 2 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 3 juli 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, die allen het woord hebben gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad - gewijzigd de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 1 april 2005 voor wat betreft de kinderbijdrage en bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw en is de door de man aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen met ingang van 1 januari 2008 bepaald op € 112,- per maand per kind en is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in het levensonderhoud met ingang van 1 januari 2008 op nihil gesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- 1.
In geschil is de ingangsdatum van de nihilstelling van de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud.
- 2.
De man verzoekt het hof hem in zijn grieven tegen de bestreden beschikking ontvankelijk te verklaren in en onder aanvulling en verbetering van gronden de bestreden beschikking in stand te laten voor wat betreft de per 1 januari 2008 gewijzigde en vastgestelde kinderalimentatie ad € 224,- per maand voor beide kinderen en deels te vernietigen voor wat betreft de eerst met ingang van 1 januari 2008 op nihil gestelde partneralimentatie en, opnieuw rechtdoende, alsnog diens verzoek om deze op nihil te stellen (hetgeen het hof zal begrijpen als: de partneralimentatie met ingang van 1 november 2005 op nihil te stellen). Subsidiair verzoekt de man de partneralimentatie vast te stellen op een in goede justitie te bepalen bedrag dat aan draagkracht voor partneralimentatie zou resteren met ingang van 1 november 2005, subsidiair een in goede justitie te bepalen datum gelegen voor 1 januari 2008, kosten rechtens.
- 3.
De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof om het verzoek tot wijziging van de bestreden beschikking, voor zover het betreft de partneralimentatie, af te wijzen.
- 4.
De man stelt dat de partneralimentatie ten behoeve van de vrouw met ingang van 1 november 2005 niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet en derhalve met ingang van deze datum op nihil dient te worden gesteld. Reeds in november 2005 hebben partijen overleg gevoerd over de door de man te betalen partner- en kinderalimentatie. Aanleiding voor dit overleg was dat de woonlasten, waar bij het berekenen van zijn draagkracht in april 2005 geen rekening mee was gehouden, waren gestegen en ook de omgangskosten in verband met de verhuizing van de vrouw en de minderjarige kinderen van partijen eveneens waren gestegen. Naar aanleiding van deze wijziging van omstandigheden zijn partijen overeengekomen dat de man met ingang van 1 november 2005 een kinderalimentatie zou betalen van € 100,- per maand per kind en de partneralimentatie op nihil zou worden gesteld bij gebrek aan draagkracht aan de zijde van de man. Hoewel deze afspraak tussen partijen niet is vastgelegd in een overeenkomst, is, zo stelt de man, tussen partijen wel een overeenkomst tot stand gekomen nu de vrouw met deze regeling heeft ingestemd en zij nimmer enige incassomaatregelen heeft getroffen.
- 5.
De vrouw betwist dat in november 2005 tussen partijen een overeenkomst strekkende tot nihilstelling van de partneralimentatie tot stand is gekomen. De vrouw heeft de man meermalen tevergeefs verzocht de partneralimentatie te betalen, maar besefte niet dat zij een executoriale titel had om de achterstallige partneralimentatie te innen. Het nalaten om incassomaatregelen te treffen mag dan ook niet worden aangemerkt als een instemming met de nihilstelling met ingang van 1 november 2005. Nu de man eerst op 19 februari 2008 een verzoek tot hihilstelling van de partneralimentatie heeft ingediend, is de ingangsdatum terecht vastgesteld op 1 januari 2008 en bestaat er geen aanleiding de partneralimentatie met terugwerkende kracht tot 1 november 2005 op nihil te stellen.
- 6.
Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:401 BW kan een rechterlijke uitspraak bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Door de vrouw wordt niet bestreden dat de man als gevolg van het stijgen van zijn woonlasten en omgangskosten met ingang van 1 november 2005 niet langer over enige draagkracht beschikt om aan zijn onderhoudsverplichting jegens de vrouw te kunnen voldoen. Op grond hiervan oordeelt het hof dan ook dat de door de man te betalen partneralimentatie met ingang van 1 november 2005 bij gebrek aan draagkracht niet in overeenstemming is geweest met de wettelijke maatstaven. De rechterlijke uitspraak van 1 april 2005 komt derhalve voor wijziging in aanmerking.
- 7.
Bij het wijzigen van het bedrag van een uitkering tot levensonderhoud is de rechter vrij de ingangsdatum van de wijziging te bepalen en kan de ingangsdatum aldus ook worden vastgesteld op een dag gelegen vóór de datum van de uitspraak. Van de mogelijkheid tot wijziging van de onderhoudsplicht met terugwerkende kracht dient echter behoedzaam gebruik te worden gemaakt, aangezien dit doorgaans een terugbetalingsverplichting met zich zal brengen. Nu vaststaat dat de partneralimentatie in de periode van 1 november 2005 tot 1 januari 2008 niet in overeenstemming is geweest met de wettelijke maatstaven en bovendien over deze periode geen betaling heeft plaatsgevonden, bestaat er, naar het oordeel van het hof, aanleiding de datum van de nihilstelling te bepalen op 1 november 2005. Immers indien de partneralimentatie op nihil zou worden gesteld met ingang van 1 januari 2009 beschikt de vrouw nog altijd over een executoriale titel om met terugwerkende kracht tot 1 november 2005 de achterstallige alimentatietermijnen te innen. Nu de man over deze periode niet over enige draagkracht heeft beschikt, kan in redelijkheid niet van de man worden gevergd, dat hij over deze periode gehouden is alsnog aan zijn onderhoudsverplichting jegens de vrouw te voldoen .
- 8.
Het vorenoverwogene brengt met zich dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en dat het hof zal beslissen als na te melden.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 1 april 2005 van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch - de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 1 november 2005 op nihil.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Savelbergh en Husson, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2009.