Hof Arnhem-Leeuwarden, 07-04-2020, nr. 19/00765
ECLI:NL:GHARL:2020:2676, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
07-04-2020
- Zaaknummer
19/00765
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:2676, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 07‑04‑2020; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2019:1927, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
V-N 2020/29.15 met annotatie van Redactie
NLF 2020/0925 met annotatie van
Uitspraak 07‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft zonnepanelen laten plaatsen op het dak van zijn nieuwe woning. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de voorbelasting op de bouw van de woning niet aftrekbaar is omdat de bouw van de woning niet strikt noodzakelijk is voor de exploitatie van zonnepanelen. Dat belanghebbende voor de zonnepanelen aanpassingen heeft laten verrichten qua type en stand, doet hier niet aan af omdat belanghebbende hiervoor geen extra kosten heeft gemaakt.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
nummer 19/00765
uitspraakdatum: 7 april 2020
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 2 mei 2019, nummer LEE 18/2846, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2018 een nihilaangifte in de omzetbelasting ingediend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard en een teruggaaf van € 904 verleend.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de teruggaaf vastgesteld op € 5.039. Voorts heeft de Rechtbank de Inspecteur gelast het griffierecht te vergoeden.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Met toestemming van partijen is de zaak zonder mondelinge behandeling afgedaan.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende heeft op 6 juli 2016 een koop/aannemingsovereenkomst gesloten voor de bouw van een woning. De woning is eind 2017 in gebruik genomen.
2.2.
Op het dak van de woning zijn 12 niet-geïntegreerde zonnepanelen geplaatst. De afmeting van een zonnepaneel is 1,5 m2, zodat in totaal 18 m2 van het dak is bedekt met zonnepanelen. Voor de exploitatie van deze zonnepanelen is belanghebbende aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting.
2.3.
Aan belanghebbende is voor de bouw van de woning € 45.246 aan voorbelasting in rekening gebracht. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar aftrek verleend voor de omzetbelasting die betrekking heeft op de aanschaf en de montage van de zonnepanelen (€ 904).
2.4.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende een aanvullend recht heeft op aftrek van voorbelasting op basis van de verdeling van de nuttige ruimten van de woning (18m2/179m2). De teruggaaf is conform het standpunt van belanghebbende berekend op € 904 + € 4.135 = € 5.039.
3. Geschil
In geschil is de omvang van het recht op aftrek voor de bouw van de woning.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat door de plaatsing van de zonnepanelen recht op aftrek van een deel van de voorbelasting bestaat die drukt op de bouw van de woning. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank de teruggaaf juist heeft berekend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende uitsluitend recht op aftrek van voorbelasting heeft voor de levering en de montage van de zonnepanelen.
4.2.
Het Hof is van oordeel dat een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning ontbreekt. De werkzaamheden bestaande uit de bouw van de woning reiken verder dan hetgeen noodzakelijk is om belanghebbende in staat te stellen om met behulp van zonnepanelen energie op te wekken (vgl. HvJ EU 14 september 2017, C-132/16, Iberdrola Inmobiliaria Real Estate Investments, ECLI:EU:C:2017:683, punt 39). De panelen kunnen bijvoorbeeld ook in een zonnepark worden geplaatst of op al bestaande gebouwen. Niet aannemelijk is dat de kosten van de bouw van de woning op enigerlei wijze rechtstreeks of als algemene kosten zijn verdisconteerd in de prijs die door belanghebbende van de energiemaatschappij voor de levering van elektriciteit (zijnde de belaste handeling) wordt ontvangen. In dit verband heeft belanghebbende weliswaar gesteld dat hij extra bouwkosten heeft gemaakt met het oog op de plaatsing van de zonnepanelen, maar dit heeft hij niet aannemelijk gemaakt. In de overeenkomst van 6 juli 2016 staat dat opdracht is gegeven een woonhuis met garage te bouwen (standaard type H) volgens tekening van de architect en het standaardbestek. Uit de factuur van 26 juli 2017 die de aannemer heeft gestuurd voor het meer- en minderwerk, kan niet worden afgeleid dat belanghebbende specifiek voor de zonnepanelen extra kosten heeft gemaakt. Dat voor duurdere materialen is gekozen (plintsteen en gevelsteen) ten opzichte van het standaardtype woning, is geen reden een extra aftrek te verlenen. Dat belanghebbende het ontwerp (volgens de hiervoor genoemde overeenkomst standaard type H) wellicht iets minder mooi en comfortabel vindt, is evenmin een reden om (deels) aftrek te verlenen voor de bouwkosten van de woning.
4.3.
Belanghebbende doet een beroep op de uitspraak van het Hof van 28 november 2017 (nr. 16/01522, ECLI:NL:GHARL:2017:10387). Dit beroep faalt, aangezien de situatie die in voornoemde uitspraak is beoordeeld, op fundamentele punten afwijkt van die van belanghebbende. Zo had de belanghebbende in voornoemde uitspraak de woning geheel aan zijn bedrijfsvermogen toegerekend, en draaide het geding om de vraag of de verhouding zakelijk versus privégebruik door de latere plaatsing van zonnepanelen was gewijzigd. Specifiek was in geschil de maatstaf van heffing van de interne dienst, bestaande uit het privégebruik van de zakelijk geëtiketteerde woning. Per 1 januari 2011 is de relevante wetgeving gewijzigd en kan aftrek van voorbelasting voor een onroerende zaak slechts plaatsvinden voor zover deze zaak voor belaste handelingen wordt gebruikt.
4.4.
Gelet op het vorenstaande geeft de plaatsing van zonnepanelen belanghebbende geen recht op aftrek van voorbelasting die drukt op de bouw van de woning. De Inspecteur heeft, uitgaande van dit oordeel, de teruggaaf op het juiste bedrag berekend. Het Hof zal de uitspraak van de Rechtbank vernietigen. De overige standpunten van partijen behoeven geen bespreking.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. G.B.A. Brummer, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 7 april 2020 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak te De voorzitter,
ondertekenen.
(A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 april 2020
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.