NJ 1916, p. 734
HR, 28-04-1916
HR 28-04-1916, ECLI:NL:HR:1916:152
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
28 april 1916
- Magistraten
Voorzitter: Jhr. Mr. W. H. de Savornin Lohman., Raden: Mrs. C. Krabbe, B. C. J. Loder, J. A. A. Bosch en A. Fentener van Vlissingen.
- Zaaknummer
[28041916/NJ_1916,_p._734]
- Conclusie
Mr. Noyon
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS98338:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1916:152, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑04‑1916
- Wetingang
Samenvatting
Het eerste lid van art. 94 Rv. heeft niet alleen betrekking op de in het tweede lid bedoelde verzuimen of onregelmatigheden, welke kunnen worden aangevuld of verbeterd.
Benadeeling in de verdediging kan zich pas bij conclusie van antwoord voordoen; daaronder valt dus niet het missen van de gelegenheid om te beoordeelen, of het aanbeveling verdient om verstek te laten gaan.
Grieven gericht tegen het ingevolge art. 817 Rv. door den President gegeven bevelschrift (met daarop gevolgd verlof tot dagvaarden), kunnen niet tot nietigverklaring van het in de echtscheidingsprocedure gewezen arrest leiden, nu dat bevelschrift zelf op geenerlei ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.