Rb. Midden-Nederland, 19-07-2013, nr. 2115215 UV EXPL 13-272 VS/4192
ECLI:NL:RBMNE:2013:2874
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
19-07-2013
- Zaaknummer
2115215 UV EXPL 13-272 VS/4192
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2013:2874, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 19‑07‑2013; (Kort geding)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2013-0580
VAAN-AR-Updates.nl 2013-0580
Uitspraak 19‑07‑2013
Inhoudsindicatie
De rechter beslist dat eiser vakantiedagen mag opnemen.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 2115215 UV EXPL 13-272 VS/4192
Kort geding vonnis van 19 juli 2013
inzake
[eiser]
wonende te[woonplaats],
verder ook te noemen[eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr.drs. M.R.A. Rutten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Schoonmaakbedrijf[naam] B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen [naam],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties (3)
- -
de producties van [naam] (5)
- -
de mondelinge behandeling
- -
de pleitnota van[eiser]
- -
de pleitnota van [naam].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Sinds 1 oktober 2008 is[eiser] bij [naam] werkzaam als schoonmaakster voor veertig uren per week.[eiser] heeft zich op 29 maart 2011 ziek gemeld wegens fysieke klachten.
2.2.
[eiser]heeft op 12 februari 2013 een WIA-uitkering aangevraagd bij het UWV.
2.3.
Bij besluit van 28 maart 2013 heeft het UWV de periode waarin[eiser] tijdens ziekte recht heeft op loon verlengd tot 28 april 2014 omdat [naam] niet alle verplichtingen is nagekomen met betrekking tot de re-integratie van[eiser]. De behandeling van de aanvraag om een WIA-uitkering wordt opgeschort totdat [naam] de tekortkomingen heeft hersteld.
2.4.
Initia Nova, het door [naam] ingeschakelde bureau voor arbeid en re-integratie, heeft in het kader van de re-integratie een trajectplan met een looptijd van drie maanden opgesteld, met ingang van 16 mei 2013. Hoofddoel van het traject is het vinden van een passende betaalde baan.
2.5.
Op 25 april 2013 heeft[eiser] aan [A], werkzaam bij de afdeling P&O van [naam], medegedeeld dat zij in de zomer van 2013 vakantie wil opnemen. Zij heeft voor ’t laatst in augustus 2012 vakantie gehad.
2.6.
[eiser]heeft een vakantie geboekt naar Marokko van 22 juli tot en met
19 augustus 2013.
2.7.
De bedrijfsarts[X] heeft in zijn brief van 28 juni 2013 aan de arbodienst Verzuimfocus over de vakantieaanvraag van[eiser], voor zover hier van belang, het volgende gesteld:
“(…) Mevrouw[eiser] heeft een lang traject van arbeidsongeschiktheid achter de rug. In dit traject zijn een aantal zaken niet goed verlopen, geeft het UWV aan in de beoordeling van de reintegratie inspanningen. De werkgever heeft zich over het algemeen te coulant opgesteld in de acceptatie van haar gedrag.
Belangrijk is dat zij werkritme opbouwt en actief aan de slag is om een voor haar passende baan te vinden. Dit tweede spoor traject heeft inmiddels de nodige vertraging opgelopen. Door dit proces nu weer langdurig te onderbreken wordt alles wat opgebouwd was weer verstoord. Aan de andere kant kan vakantie ook ontspannend werken. Daarom adviseer ik om de aangevraagde vakantie te honoreren met een absoluut maximum van twee weken”.
2.8.
Arbeidsdeskundige/casemanager [M] heeft in haar e-mailbericht van
3 juli 2013 aan (de gemachtigde van) [naam] het volgende, voor zover hier van belang, gemeld:
“(…) Betrokkene kan arbeidsritme opbouwen bij haar eigen werkgever in 2 x 2 uren boventallig in sterk aangepaste taken.(…)
Daarnaast is betrokkene nog niet geslaagd voor een inburgeringscursus. Het is bekend dat als mensen van allochtone afkomst voor langere tijd op vakantie gaan naar het thuisland, er gedurende die periode geen Nederlands wordt gesproken of gelezen, geen Nederlandse tv wordt gekeken.
Hierdoor zal ook het Nederlands van betrokkene achteruit gaan terwijl het voor betrokkene een onontbeerlijke noodzaak is om goed de Nederlandse taal te beheersen om een baan te verwerven op de arbeidsmarkt. Er zal dan wederom stagnatie ontstaan in de re-integratie wat zeker niet passend is gedurende een loonsanctieperiode waarin ook de werknemer verantwoordelijk is voor haar situatie en re-integratie.
Al met al kan ik de aanvraag van betrokkene niet ondersteunen. Wel kan ik me vinden in het advies van de bedrijfsarts.(…)”
2.9.
[K], Directeur/arbeid en re-integratie deskundige Initia Nova, heeft in haar e-mailbericht van 1 juli 2013 aan (de gemachtigde van) [naam] gemeld dat zij zich kan vinden het advies van de bedrijfsarts.
2.10.
[naam] heeft[eiser] geen toestemming gegeven de door haar gevraagde periode vakantie op te nemen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser]vordert dat de kantonrechter bij wege van voorlopige voorziening bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
primair: vervangende toestemming geeft voor het opnemen van vakantiedagen over de periode 22 juli tot en met 19 augustus 2013;
- 2.
subsidiair: [naam] veroordeelt tot het geven van toestemming in de periode
22 juli tot en met 19 augustus 2013 vakantiedagen op te nemen, binnen 24 uur na het ontvangen van het vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 2.500,00 per dag of dagdeel dat [naam] daarmee in gebreke blijft;
3. [naam] veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering stelt[eiser] primair dat zij op 25 april 2013 aan [naam] heeft medegedeeld dat zij in genoemde periode een vakantie wilde boeken. Nu [naam] niet binnen twee weken heeft aangevoerd dat er gewichtige redenen zijn, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van[eiser]. Subsidiair is naar de mening van[eiser] geen sprake van gewichtige redenen om de vakantie voor de gevraagde periode te weigeren.
3.3.
[naam] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de inhoud daarvan zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Voldoende is gebleken dat[eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, zodat[eiser] in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
4.2.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereisen. Of die voorziening wordt verleend hangt af van de vraag of de vordering van[eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het, gelet op de belangen van partijen, gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.
4.3.
In artikel 7:638 BW is, voor zover hier van belang, bepaald dat de werkgever verplicht is de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen de vakantie op te nemen waarop de werknemer ten minste aanspraak heeft. De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk kenbaar heeft gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.
In geval van gewichtige redenen wordt de vakantie op zodanige wijze vastgesteld dat de werknemer als desverlangd, gedurende twee opeenvolgende weken of tweemaal een week vakantie kan opnemen.
4.4.
De stelling van[eiser] dat de vakantie is vastgesteld in overeenstemming met haar wensen omdat [naam] niet tijdig de gewichtige redenen, die zich tegen het opnemen van de gewenste vakantie verzetten, aan haar heeft medegedeeld, wordt verworpen.
Vast staat dat[eiser] haar vakantiewensen niet schriftelijk bij [naam] heeft ingediend. Hoewel niet in geschil is dat[eiser] zich op 25 april 2013 tot de heer[A] heeft gewend in verband met haar vakantiewensen, hebben partijen ieder een andere lezing over dat wat[eiser] en de heer[A] tijdens dat gesprek zouden hebben besproken. Volgens[eiser] reageerde de heer[A] in positieve zin op haar verzoek, wist hij dat zij vliegtickets ging kopen en heeft hij haar zelfs tips gegeven over waar zij goedkoop tickets kon kopen. [naam] stelt echter nadrukkelijk dat de heer[A] geen toestemming heeft gegeven voor de door[eiser] beoogde vakantie en verwijst daartoe naar de als productie 5 overgelegde verklaring van de heer[A].
Om de juistheid van het standpunt van[eiser] te kunnen beoordelen zal nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering noodzakelijk zijn. Voor dergelijk nader onderzoek is in kort geding geen plaats.
4.5.
Ter zitting is gebleken dat [naam][eiser] toestemming heeft gegeven om vanaf
20 juli 2013 maximaal twee weken vakantie op te nemen. [naam] weigert echter toestemming te verlenen voor de gehele periode van vier weken en legt daaraan ten grondslag dat re-integratie van[eiser] door het toestaan van een langere periode onnodig wordt belemmerd en vertraagd, onder meer vanwege het negatieve effect op het opbouwen van arbeidsritme en achteruitgang van - via het re-integratiebureau - opgedane kennis en ontwikkeling op het gebied van de Nederlandse taal en gebruik van een computer.
[naam] heeft daarbij benadrukt dat het UWV de re-integratie inspanningen van [naam] als onvoldoende heeft gekwalificeerd en [naam] vanaf 25 maart 2013 een loonsanctie heeft opgelegd voor de duur van (vooralsnog) 52 weken. Gelet op de door het UWV aan [naam] gemaakte verwijten, namelijk dat [naam] niet streng en voortvarend genoeg heeft gehandeld, zal het [naam] als werkgever streng worden aangerekend als zij wel haar akkoord geeft op de door[eiser] gewenste periode. [naam] heeft ook een financieel belang. Zij kan bij het UWV verkorting van de loonsanctie vragen. Een dergelijk verzoek zal echter alleen een gunstig effect sorteren als [naam] kan aantonen dat zij de re-integratie van[eiser] adequaat heeft aangepakt.
4.6.
De kantonrechter begrijpt dat [naam] alles in het werk wil stellen om het tweede spoor traject op een voortvarende wijze voort te zetten. [naam] heeft de aanwijzingen van het UWV ter harte genomen en de kantonrechter erkent het belang dat [naam] heeft bij het zo min mogelijk onderbreken van het re-integratie traject.
4.7.
Hoewel naar het oordeel van de kantonrechter dus voldoende vast staat dat [naam] belang heeft bij het voorkomen van onnodige vertraging in het re-integratieproces, is in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden dat door het opnemen van de vakantiedagen in één keer, zoals[eiser] wenst, het re-integratie proces in gevaar zal worden gebracht. Daartoe is het volgende van belang.
In verband met het handhaven van een werkritme zou het wellicht beter zijn als[eiser] korter op vakantie zou gaan, maar in dit geval moet worden geconstateerd dat feitelijk geen sprake is van opbouw van een werkritme omdat[eiser] slechts 2 x 2 uur per week werkt. Dat het opbouwen van het werkritme door het (feitelijk) missen van 8 werkuren gedurende twee weken op onaanvaardbare wijze zal worden verstoord acht de kantonrechter niet aannemelijk. Ook aan de stelling dat het Nederlands van[eiser] gebrekkig is, dat dat niet beter zal worden als zij vier weken in Marokko verblijft, en dat de opgedane kennis over de computer achteruit zal gaan, kent de kantonrechter niet het gewicht toe dat [naam] daar aan toegekend wil zien.[eiser] heeft in dit verband terecht opgemerkt dat [naam] deze stelling niet heeft onderbouwd, nog afgezien van de omstandigheid dat het ten aanzien van de al toegestane periode van twee weken slechts om een korte extra periode gaat.
Ten aanzien van het gestelde financiële belang van [naam] overweegt de kantonrechter dat zij dit belang vooralsnog onvoldoende heeft geconcretiseerd. Daarbij is van belang dat ter zitting is gebleken dat [naam] een aanvraag om verkorting van de loonsanctie (nog) niet heeft ingediend. Daar komt bij dat op voorhand niet vast staat dat het UWV de loonsanctie daadwerkelijk zal bekorten.
Tegenover de belangen van [naam] staan de belangen van[eiser]. Zij gaat al jaren samen met haar minderjarige zoon in de zomer vier weken op vakantie naar Marokko om haar familie te bezoeken. Zij heeft haar vliegreis al geboekt. Daarbij heeft[eiser] onweersproken gesteld dat zij ook in de jaren 2011 en 2012 toestemming van [naam] heeft gekregen om de gewenste vier weken op vakantie te gaan, terwijl zij ook toen in een re-integratietraject zat.
4.8.
Het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien en afgewogen, betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat het in de gegeven omstandigheden niet aannemelijk is dat de gevolgen van de opname door[eiser] van haar vakantiedagen in één keer zo vergaand zijn, dat [naam] daardoor onevenredig zwaar getroffen wordt. De kantonrechter zal daarom een voorziening te treffen.
Voor toewijzing van het in het petitum van de dagvaarding onder 1. gevorderde is in het kader van dit kort geding echter geen plaats, nu toewijzing daarvan naar zijn werking min of meer definitieve gevolgen heeft en daardoor het karakter van een ordemaatregel mist. De vordering onder 2. is wel toewijsbaar, zoals hierna zal worden vermeld. Het opleggen van een dwangsom is naar het oordeel van de kantonrechter niet noodzakelijk. [naam] zal[eiser] de gelegenheid moeten geven haar vakantie op te nemen in de hierna te noemen periode. Zij zal[eiser] in die periode loon moeten doorbetalen. Het opleggen van een dwangsom kan daaraan niet bijdragen of afdoen.
4.9.
[naam] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat de informatiekosten worden beperkt tot een bedrag van € 1,97 nu de vordering op dit punt niet in overeenstemming is met de landelijk gehanteerde tarieven (vgl. de aanbeveling “Vergoeding kosten uittreksel GBA en KVK” op www.rechtspraak.nl). De kosten aan de zijde van[eiser] worden begroot op:
- -
in debet gestelde explootkosten € 69,61 (gerechtsdeurwaarder F.J.M. van Vuuren)
- -
betaalde explootkosten € 23,20
- -
informatiekosten € 1,97
- -
salaris gemachtigde € 400,00 (2 punten x tarief € 200,00)
- -
griffierecht € 75,00
Totaal € 569,78
Aangezien er vooralsnog vanuit gegaan dient te worden dat de aangevraagde toevoeging aan[eiser] wordt verleend, dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank.
4.10.
De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
gebiedt [naam] om uiterlijk 24 uur na ontvangst van het vonnis[eiser] in de gelegenheid te stellen haar vakantie op te nemen van 22 juli tot en met 19 augustus 2013;
veroordeelt [naam] in de proceskosten, aan de zijde van[eiser] tot op heden begroot op
€ 569,78, waarvan een bedrag van € 69,61 te voldoen aan de griffier nadat [naam] een nota van de rechtbank daarvoor heeft gekregen;
veroordeelt [naam], onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door[eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- -
aan salaris gemachtigde vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis of vanaf de gevorderde datum (als deze later gelegen is) tot de dag van volledige betaling;
- -
te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2013.