type: KBcoll:
Rb. Limburg, 16-08-2017, nr. C/03/239536 / KG ZA 17-435
ECLI:NL:RBLIM:2017:8185
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
16-08-2017
- Zaaknummer
C/03/239536 / KG ZA 17-435
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2017:8185, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 16‑08‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Kort geding)
- Vindplaatsen
AR 2017/4509
ERF-Updates.nl 2017-0195
JERF Actueel 2017/272
Uitspraak 16‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Uitwerking van kop/staartvonnis. Primaire vordering tot het verlenen van toegang tot de crematie van (groot)moeder afgewezen, subsidiaire vordering om voorafgaand aan crematie afscheid te mogen nemen van (groot)moeder toegewezen. Het weigeren van de bezorger van de uitvaart om eisers in staat te stellen om afscheid te nemen van hun (groot)moeder is i.c onrechtmatig.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/239536 / KG ZA 17-435
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2017
in de zaak van
1. [eiser sub 1] ,
wonende te [woonplaats eisers] ,
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats eisers] ,
3. [eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats eisers] ,
4. [eiser sub 4],
wonende te [woonplaats eisers] ,
hierna afzonderlijk aan te duiden als [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiser sub 4] en gezamenlijk aan te duiden als eisers,
advocaat mr. G.E. Tip,
tegen
1. [gedaagde sub 1] ,
wonende te [woonplaats gedaagden] ,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats gedaagden] ,
hierna afzonderlijk aan te duiden als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk aan te duiden als gedaagden,
advocaat mr. H.P. Janssen-Wikkers.
Partijen worden hierna aangeduid als eisers en gedaagden (gezamenlijk). Zo nodig worden zij afzonderlijk bij naam genoemd. Wijlen mevrouw [X] wordt hierna moeder genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties,
- -
de door gedaagden overgelegde producties,
- -
de mondelinge behandeling van 16 augustus 2017.
Op verzoek van gedaagden en met instemming van eisers is de eerste aan de zijde van gedaagden overgelegde productie (afschrift van het testament) buiten de beoordeling gelaten.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is dit vonnis ter mondelinge behandeling in de vorm van een schriftelijk kop/staart-vonnis uitgesproken en in afschrift aan partijen uitgereikt. De ter zitting gegeven (globale) mondelinge motivering is in de daaropvolgende week op schrift gesteld en is vervolgens in het kop/staart-vonnis gevoegd. Om die reden wordt in dit vonnis een andere indeling en nummering aangehouden dan in het kop/staart-vonnis. Voor de goede orde: het gaat slechts om één vonnis met één dictum dat op 16 augustus 2017 is uitgesproken.
2. Het geschil
2.1.
Eisers vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
gedaagden primair veroordeelt om eisers toegang te verlenen tot de crematie van wijlen mevrouw [X] , een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, indien gedaagden niet voldoen aan deze veroordeling;
gedaagden subsidiair veroordeelt om eisers op donderdag 17 augustus 2017 om 09.00 uur, althans voorafgaand aan de crematie van wijlen mevrouw [X] in de gelegenheid te stellen om – alleen, met uitgeschakelde camera’s in de ruimte en ten minste voor de duur van één duur – van wijlen mevrouw [X] afscheid te nemen, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, indien gedaagden niet voldoen aan deze veroordeling,
gedaagden zowel primair als subsidiair hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, des dat de een betalend de ander zal zijn gekweten, waaronder een salaris van de advocaat van eisers.
2.1.1.
Gedaagden voeren verweer.
2.1.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.
Met de inhoud en de aard van de vorderingen is het spoedeisend belang gegeven.
3.2.
Gedaagden hebben ter mondelinge behandeling allereerst aangevoerd dat onduidelijk is op welke rechtsgrond [eiser sub 1] in onderhavige zaak als (mede-)eiser optreedt. In hun visie komt aan hem geen vorderingsrecht toe. Eisers hebben hiertegen verweer gevoerd.
3.2.1.
Vaststaat dat door het huwelijk van [eiser sub 1] met [eiseres sub 2] aanverwantschap is ontstaan tussen hem en wijlen mevrouw [X] (artikel 1:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Dit rechtvaardigt de conclusie dat [eiser sub 1] in beginsel voldoende belang heeft om in onderhavige zaak als mede-eiser op te treden, zodat het verweer van gedaagden op dit punt wordt gepasseerd.
3.3.
Voorts hebben gedaagden zich op het standpunt gesteld dat het onduidelijk is in welke hoedanigheid en op welke grond [gedaagde sub 2] is gedagvaard. Ter mondelinge behandeling hebben eisers verklaard dat zij mevrouw [gedaagde sub 2] hebben gedagvaard omdat (ook) zij mentor en bewindvoerder was van wijlen mevrouw [X] en dat voor hen niet duidelijk was wie opdracht heeft gegeven tot het regelen van de uitvaart.
3.3.1.
Op dit punt wordt als volgt geoordeeld.
Door het overlijden van wijlen mevrouw [X] is het bewindvoerder- en mentorschap beëindigd (artikel 1:449 lid 1 BW respectievelijk artikel 1:462 lid 1 BW). Voorts is niet gebleken dat [gedaagde sub 2] mede-opdrachtgever is van de uitvaart van moeder.
Nu door eisers voor het overige geen feiten en gronden zijn aangevoerd op basis waarvan de vorderingen jegens [gedaagde sub 2] zouden kunnen worden toegewezen, liggen deze voor afwijzing gereed.
3.4.
Hierna zullen de vorderingen van eisers voor zover zij zich tegen [gedaagde sub 1] richten inhoudelijk worden beoordeeld. Zij vorderen primair om aan hen toegang te verlenen tot de crematie van moeder die plaatsvindt op 17 augustus 2017. Uit de gestelde feiten in de dagvaarding kan worden afgeleid dat de juridische grondslag van deze vordering, die de strekking heeft gedaagden de toegang te weigeren tot de crematieplechtigheid, berust op een onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] . Voor de beoordeling hiervan is relevant dat ter zitting ondubbelzinnig is gebleken dat de verhouding tussen (in ieder geval) eisers enerzijds en [gedaagde sub 1] anderzijds ernstig en onherstelbaar is verstoord. Daarbij komt nog dat eisers gedurende de afgelopen 20 jaren zeer weinig of geen contact met moeder hebben gehad en (in ieder geval) [gedaagde sub 1] en zijn echtgenote daarentegen een zeer intensieve relatie met haar hebben onderhouden en haar tot het laatst toe (mede) hebben verzorgd. Ook kan uit de door gedaagden overgelegde schriftelijke producties met een voldoende mate van zekerheid worden afgeleid dat moeder niet heeft gewild dat eisers aanwezig zouden zijn bij haar uitvaart. Tegen die achtergrond - en tevens ter voorkoming van (verdere) verstoring dan wel escalatie van de familieverhoudingen - moet de weigering van [gedaagde sub 1] (als bezorger van haar uitvaart) om eisers bij de crematieplechtigheid aanwezig te laten zijn niet als onrechtmatig jegens laatstgenoemden worden aangemerkt. De primaire vordering wordt om die redenen dan ook afgewezen.
3.5.
Subsidiair vorderen eisers dat zij in de gelegenheid worden gesteld om op donderdag 17 augustus 2017 om 09.00 uur, althans voorafgaand aan de crematie, afscheid te nemen van moeder. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat deze vordering dezelfde grondslag heeft als de primaire. Zoals hierboven al is overwogen, ligt ook deze de vordering tegen [gedaagde sub 2] aanstonds voor afwijzing gereed. Het geschil spitst zich dus toe op de vraag of [gedaagde sub 1] onrechtmatig handelt door eisers niet in de gelegenheid te stellen om op donderdag 17 augustus 2017 om 09.00 uur, althans voorafgaand aan de crematie, afscheid te laten nemen van moeder.
3.6.
Die vraag moet bevestigend worden beantwoord voor zover het [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiser sub 4] betreft. Tussen hen en moeder bestaat bloedverwantschap in de 1ste en 2de graad. Hoewel vast staat dat bij leven van moeder tussen haar en haar dochter en kleinkinderen een conflictueuze situatie is ontstaan, is het in het kader van dit kort geding feitelijk niet mogelijk de exacte aard en omvang van deze conflicten vast te stellen. Wat daar ook van zij, de door gedaagden gestelde conflicten doen niet af aan het feit dat [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiser sub 4] moeten worden gekwalificeerd als naaste bloedverwanten van moeder en dat aan hen op grond van deze nauwe familierechtelijke betrekking in beginsel het recht toekomt om afscheid te nemen van hun (groot)moeder alvorens zij wordt gecremeerd. De door [gedaagde sub 1] daar tegen ingebrachte bezwaren moeten als onvoldoende zwaarwegend worden verworpen. Zulks klemt temeer nu niet ondubbelzinnig is gebleken dat moeder zelf daartegen (onoverkomelijke) bezwaren heeft gehad. Onder deze omstandigheden moet een (verdere) weigering van [gedaagde sub 1] , als de bezorger van de uitvaart, om [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiser sub 4] in staat te stellen afscheid te nemen van hun (groot)moeder als strijdig met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is en dus als onrechtmatig worden aangemerkt. De subsidiaire vordering zal jegens [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiser sub 4] worden toegewezen onder de daaraan verbonden voorwaarden zoals nader in het dictum omschreven.
3.7.
De subsidiaire vordering van [eiser sub 1] zal niet worden toegewezen. Door zijn huwelijk met [eiseres sub 2] is weliswaar aanverwantschap ontstaan tussen hem en (onder meer) zijn schoonmoeder maar tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser sub 1] (uiteindelijk) te kennen gegeven dat hij deze vordering niet langer wenst te handhaven maar dat hij het wel belangrijk vindt dat zijn vrouw en kinderen afscheid kunnen nemen van hun (groot)moeder.
3.8.
De voorzieningenrechter acht het, gelet op de proceshouding van [gedaagde sub 1] ter zitting, noodzakelijk om - zoals gevorderd - een dwangsom op te leggen. De gevorderde dwangsom zal evenwel worden gematigd tot € 35.000,-. De proceskosten zullen worden gecompenseerd gelet op de familierechtelijke aard van de procedure.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
beveelt [gedaagde sub 1] om aan Han-Mark Arendse Uitvaartzorg onverwijld opdracht te geven om [eiseres sub 2] , [eiseres sub 3] en [eiser sub 4] uiterlijk voor donderdag 17 augustus 2017 om 09:30 uur, in de gelegenheid te stellen om enkel in aanwezigheid van een medewerker van Han-Mark Arendse Uitvaartzorg van wijlen mevrouw [X] - met uitgeschakelde camera’s in de ruimte waar zij is opgebaard ten minste voor de duur van dertig minuten - afscheid te nemen,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan eisers een dwangsom te betalen van € 35.000,- indien hij niet tijdig aan vorenstaand bevel voldoet,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2017.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑08‑2017