ABRvS, 29-09-2010, nr. 200910242/1/H3
ECLI:NL:RVS:2010:BN8578
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29-09-2010
- Zaaknummer
200910242/1/H3
- LJN
BN8578
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BN8578, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑09‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 29‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 6 februari 2008 heeft de korpsbeheerder een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie over het beëindigen van een feest in de nacht van 7 op 8 april 2007 te Zoetermeer en een demonstratie in Zoetermeer op 15 december 2007 gedeeltelijk ingewilligd.
Partij(en)
200910242/1/H3.
Datum uitspraak: 29 september 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 november 2009 in zaak nr. 08/4054 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpsbeheerder van de politieregio Haaglanden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2008 heeft de korpsbeheerder een verzoek van [appellant] om openbaarmaking van informatie over het beëindigen van een feest in de nacht van 7 op 8 april 2007 te Zoetermeer en een demonstratie in Zoetermeer op 15 december 2007 gedeeltelijk ingewilligd.
Bij besluit van 28 april 2008 heeft de korpsbeheerder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit gedeeltelijk vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 12 januari 2010 heeft de korpsbeheerder opnieuw op het bezwaar van [appellant] beslist en informatie openbaar gemaakt.
Bij brief van 22 januari 2010 heeft [appellant] de gronden van zijn hoger beroep aangevuld en beroep ingesteld tegen het besluit van 12 januari 2010.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft de toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verleend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, en de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. S. Denneman, werkzaam bij de politieregio Haaglanden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
- d.
inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
- e.
de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
(…)
Ingevolge artikel 11, eerste lid, wordt in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) wordt onder politiegegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon dat in het kader van de uitoefening van de politietaak wordt verwerkt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: de Wbp) wordt onder persoonsgegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon.
2.2.
Bij brief van 26 december 2007 heeft [appellant] de korpsbeheerder verzocht om afschriften van alle documenten die betrekking hebben op het beëindigen van het feest "Holland Hits Festival" in de nacht van 7 op 8 april 2007 in Zoetermeer en om afschriften van alle documenten die betrekking hebben op een demonstratie in Zoetermeer op 15 december 2007.
2.3.
In hoger beroep is in geschil het oordeel van de rechtbank dat de korpsbeheerder de woonplaatsen en geboortejaren van verdachten die zijn aangehouden bij het feest en van slachtoffers en getuigen, alsmede delen van het draaiboek van de politie voor de demonstratie en door politie-ambtenaren tijdens de demonstratie gemaakte aantekeningen heeft mogen weigeren openbaar te maken.
2.4.
Ter zitting van de Afdeling heeft de korpsbeheerder bevestigd dat aan zijn weigering de woonplaatsen en geboortejaren van verdachten die zijn aangehouden bij het feest en van slachtoffers en getuigen openbaar te maken in de eerste plaats ten grondslag is gelegd dat dit politiegegevens zijn in de zin van de Wpg. Deze wet staat aan verstrekking van de gegevens aan [appellant] in de weg. Volgens de korpsbeheerder gaat het om gegevens betreffende geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke personen die in het kader van de uitoefening van de politietaak worden verwerkt.
2.4.1.
[appellant] betwist het oordeel van de rechtbank dat de korpsbeheerder de openbaarmaking van de woonplaatsen en geboortejaren terecht heeft geweigerd. Woonplaatsen en geboortejaren zijn volgens hem geen identificerende gegevens. Hij verwijst naar de "Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging" (Stcrt 2007, 202; hierna: de Aanwijzing) van het college van procureurs-generaal, waarin staat dat in beginsel informatie over leeftijd en woonplaats wordt verstrekt.
2.4.2.
Voor de definitie van politiegegeven in de Wpg is nauw aangesloten bij die van persoonsgegeven in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wbp. Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling moeten alle gegevens die informatie kunnen verschaffen over een identificeerbare natuurlijke persoon als persoonsgegevens worden beschouwd. Allereerst is voor het begrip persoonsgegeven relevant of het informatie over een persoon bevat. Voorts is de identificeerbaarheid van een persoon van belang. Een persoon is identificeerbaar aan de hand van gegevens die alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor een bepaalde persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling moeten alle middelen betrokken worden waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, blz. 45-50).
De woonplaats en het geboortejaar zijn gegevens die betrekking hebben op een persoon. Aannemelijk is dat met deze gegevens in combinatie met andere gegevens een bepaalde persoon kan worden geïdentificeerd. Hierbij is, anders dan [appellant] aanvoert, niet bepalend of de woonplaats en het geboortejaar op zichzelf identificerende gegevens zijn. De korpsbeheerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de woonplaats en het geboortejaar persoonsgegevens zijn. De verwijzing van [appellant] naar de Aanwijzing kan daaraan niet afdoen.
Niet in geschil is dat de verwerking van deze persoonsgegevens heeft plaatsgevonden in het kader van de uitoefening van de politietaak. Het zijn derhalve politiegegevens als bedoeld in de Wpg. Voorts is niet in geschil dat [appellant] op grond van de Wpg niet in aanmerking komt voor verstrekking van deze politiegegevens. De korpsbeheerder heeft derhalve terecht geweigerd de woonplaatsen en geboortejaren van verdachten die zijn aangehouden bij het feest en van slachtoffers en getuigen openbaar te maken. Dat hij in zijn nieuwe besluit op bezwaar van 12 januari 2010 bij vier aangiften wel de woonplaats en het geboortejaar openbaar heeft gemaakt leidt niet tot een ander oordeel. De korpsbeheerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat dit een misslag is geweest.
2.5.
De rechtbank heeft overwogen dat de inzet van politie-eenheden en maatregelen genomen ter bevordering van een ordelijk verloop bij een demonstratie per definitie, in ieder geval deels, zichtbaar zijn voor het publiek en in die zin dus ook vanaf de uitvoering openbaar. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de wijze waarop de zichtbare inzet van politiepersoneel en de zichtbare maatregelen samenhangen met de niet voor het publiek zichtbare maatregelen deel uit van de politietechniek en -tactiek, waarin de korpsbeheerder op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob geen inzicht behoeft te verstrekken.
2.5.1.
Anders dan [appellant] aanvoert, heeft de rechtbank aldus niet overwogen dat ook de openbare gegevens geweigerd mogen worden doch heeft zij haar oordeel gebaseerd op het niet geopenbaarde verband tussen feitelijk, zichtbaar politieoptreden en de daaraan ten grondslag liggende technieken en tactieken die evenmin openbaar zijn.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 januari 2009 in zaak nr. 200708483/1; www.raadvanstate.nl) betekent de omstandigheid dat een politieoptreden openbaar en voor iedereen zichtbaar is niet dat de informatie over de aan dat optreden ten grondslag liggende tactische overwegingen ingevolge de Wob openbaar dient te worden gemaakt. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis genomen van de door de korpsbeheerder vertrouwelijk overgelegde documenten. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de korpsbeheerder op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wob heeft mogen afzien van openbaarmaking van de desbetreffende documenten.
2.6.
Naar het bestaan van door politie-ambtenaren tijdens de demonstratie gemaakte aantekeningen heeft de korpsbeheerder blijkens zijn mededeling daarover in het besluit op bezwaar geen onderzoek gedaan. Voor zover al aantekeningen zijn gemaakt mocht de openbaarmaking hiervan worden geweigerd omdat die niet opweegt tegen het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken gecontroleerde personen. Bovendien behelzen de aantekeningen persoonlijke beleidsopvattingen van de agenten, zodat ook op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, openbaarmaking achterwege diende te blijven, aldus de korpsbeheerder.
2.6.1.
Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat dit standpunt van de korpsbeheerder de toetsing in rechte niet kan doorstaan. Naar de korpsbeheerder ter zitting desgevraagd heeft medegedeeld, bestaat in zijn korps geen interne richtlijn die voorschrijft dat door politie-ambtenaren tijdens evenementen gemaakte aantekeningen naderhand dienen te worden vernietigd. Niet in geschil is dat de korpsbeheerder geen onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van de aantekeningen. Het dient er derhalve voor te worden gehouden dat niet kan worden uitgesloten dat de schriftelijke aantekeningen van de demonstratie nog binnen het korps aanwezig zijn. De beoordeling of en in hoeverre openbaarmaking van deze aantekeningen ingevolge de Wob mocht worden geweigerd, mocht de korpsbeheerder niet beantwoorden zonder onderzoek te verrichten naar het bestaan en de inhoud van die aantekeningen.
2.7.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank heeft nagelaten het besluit van de korpsbeheerder van 28 april 2008 te vernietigen in zoverre dit betrekking heeft op de weigering de door politie-ambtenaren tijdens de demonstratie gemaakte aantekeningen openbaar te maken. Het besluit van 28 april 2008 dient ook in zoverre te worden vernietigd. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd voor het overige, voor zover aangevallen.
2.8.
Ingevolge het bepaalde in de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van die wet, wordt het besluit van de korpsbeheerder van 12 januari 2010 geacht eveneens onderwerp te zijn van het geding.
2.9.
[appellant] betoogt dat de korpsbeheerder bij dit besluit ten onrechte heeft nagelaten een besluit te nemen op zijn verzoek om vergoeding van de door hem gemaakte kosten in bezwaar.
2.9.1.
In zijn verweerschrift heeft de korpsbeheerder bevestigd dat hij bij het besluit van 12 januari 2010 ten onrechte heeft nagelaten een besluit te nemen op het verzoek van [appellant], maar dat deze fout inmiddels is hersteld door een bedrag van € 322,00 over te maken op diens rekening, als vergoeding van de kosten die [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
Niet in geschil is dat de hoogte van deze vergoeding juist is. Gelet hierop heeft [appellant] naar het oordeel van de Afdeling geen belang meer bij een uitspraak op zijn beroep en dient dit niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.10.
Het beroep van [appellant] tegen het besluit van de korpsbeheerder van 12 januari 2010 is niet-ontvankelijk.
2.11.
De korpsbeheerder dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten in verband met de behandeling van het hoger beroep te worden veroordeeld. Van proceskosten die in verband met de behandeling van het beroep tegen het besluit van 12 januari 2010 zijn gemaakt, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 november 2009 in zaak nr. 08/4054, voor zover het besluit van de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden van 28 april 2008, voor zover de korpsbeheerder daarbij zijn besluit van 6 februari 2008 tot weigering de door politie-ambtenaren tijdens de demonstratie op 15 december 2007 in Zoetermeer gemaakte aantekeningen openbaar te maken heeft gehandhaafd, in stand is gelaten;
- III.
vernietigt het besluit van de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden van 28 april 2008, kenmerk ORG-BI 012/0021, ook in zoverre;
- IV.
bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige, voor zover aangevallen;
- V.
verklaart het beroep tegen het besluit van de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden van 12 januari 2010 niet-ontvankelijk;
- VI.
veroordeelt de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- VII.
gelast dat de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 223,00 (zegge: tweehonderddrieëntwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.J.A. Idema, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Idema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010
512.