NJB 2014/1779:Bilateraal Investeringsverdrag. Chevron heeft jarenlang in Ecuador olie gewonnen op basis van een concessieovereenkomst. De looptijd daarvan verstrijkt in 1992. In 1997 treedt een Bilateraal Investeringsverdrag (BIT) tussen Ecuador en de VS in werking, dat arbitrage openstelt ter zake van geschillen over ‘investments’ in de zin van het BIT. Chevron entameert een arbitrageprocedure tegen Ecuador. Het scheidsgerecht in Den Haag acht zich bevoegd en wijst schadevergoeding toe. Bij de overheidsrechter vordert Ecuador vernietiging van het arbitraal vonnis op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, aangezien ten tijde van de inwerkingtreding van het BIT geen sprake meer was van een ‘investment’ van Chevron. Het hof oordeelt op basis van uitleg van het BIT dat wel nog sprake was van een ‘investment’. HR: 1. Geldige overeenkomst tot arbitrage. Een vordering tot vernietiging van een arbitraal vonnis op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, wordt door de rechter niet terughoudend getoetst. 2. Verdragsbepaling. Uitleg. De uitleg van de bepalingen van het BIT dient te geschieden aan de hand van het Weens Verdragenverdrag. Daarbij dienen de bewoordingen van de verdragsbepaling in beginsel zodanig te worden uitgelegd dat de bepaling een redelijke zin heeft. 3. Cassatiegronden. Het BIT dient te worden aangemerkt als ‘recht van vreemde staten’ in de zin van art. 79 lid 1 aanhef en onder b RO