Einde inhoudsopgave
Algemene landsverordening Landsbelastingen [Sint Maarten]
Artikel 42 [Toegang tot gebouwen en gronden]
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Deze landsverordening verkrijgt de status van landsverordening van Sint Maarten. Voorheen landsverordening van de Nederlandse Antillen. De tekst van dit artikel, zoals deze luidde op 01-01-2009 is overgenomen uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
20-12-2010, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2010, 30 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2010, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2010, 30 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Degene die een gebouw of grond in gebruik heeft, is verplicht ten behoeve van een ingevolge de belastingverordening te verrichten onderzoek de Inspecteur en de door deze aangewezen deskundigen desgevraagd toegang te verlenen tot alle gedeelten van dat gebouw of van die grond.
2.
De gevraagde toegang wordt verleend, tussen acht uur 's-ochtends en zes uur 's-avonds, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en algemeen erkende feestdagen.
3.
Indien het gebouw of de grond wordt gebruikt voor het uitoefenen van een bedrijf of een zelfstandig beroep wordt de gevraagde toegang mede verleend tijdens de uren waarin het gebruik voor de uitoefening van dat bedrijf of zelfstandig beroep daadwerkelijk plaatsvindt.
4.
De gebruiker van het gebouw of de grond is verplicht desgevorderd aanwijzingen te geven die voor het onderzoek nodig zijn.
5.
De tot de toegang bevoegde personen treden een woning zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner niet binnen dan met inachtneming van het bepaalde in het zesde lid.
6.
Op het binnentreden in woningen is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur generaal, de officier van justitie dan wel een hulpofficier van justitie.