Wijzigingswet Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, enz. (wijziging bezoldigingsstructuur)
Artikel XVIII
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1994
- Bronpublicatie:
04-02-1994, Stb. 1994, 81 (uitgifte: 17-02-1994, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23223 Overheid.nl: 23223)
- Inwerkingtreding
01-04-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-02-1994, Stb. 1994, 155 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Indien als gevolg van deze wet het salaris van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding op een hoger bedrag is bepaald en aan hem in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994 ontslag is of wordt verleend en aan hem tegelijkertijd een ouderdomspensioen of een invaliditeitspensioen is of wordt toegekend, wordt aan hem in verband met gederfde pensioenaanspraken een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
2.
Indien een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding wiens salaris als gevolg van deze wet op een hoger bedrag is bepaald, in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994 is overleden of overlijdt, wordt aan diens nagelaten betrekkingen aan wie een weduwen- en wezenpensioen is of wordt toegekend, in verband met gederfde pensioenaanspraken een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
3.
Indien als gevolg van deze wet het salaris van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie in de periode van 1 juni 1991 tot en met de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet ontslag is verleend en aan wie tegelijkertijd een uitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden is toegekend, op een hoger bedrag is bepaald, wordt aan hem in verband met gederfde pensioenaanspraken en in verband met een te laag vastgestelde uitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
4.
Indien als gevolg van deze wet het salaris van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie in de periode van 1 juni 1991 tot en met 31 mei 1992 ontslag is verleend en aan wie tegelijkertijd een wachtgeld of een uitkering op grond van de Uitkeringsregeling 1966 is toegekend, op een hoger bedrag is bepaald, wordt aan hem in verband met een te laag vastgesteld wachtgeld of een te laag vastgestelde uitkering op grond van de Uitkeringsregeling 1966 een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.