Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
3.1.3 Hoogte premieaftrek
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
In de Wet IB 2001 is geen maximum opgenomen voor de aftrek van lijfrentepremies ten behoeve van meerderjarige invalide (klein)kinderen. Dit brengt echter niet mee dat (groot)ouders zonder enige begrenzing dergelijke premies in aftrek kunnen brengen.
De premies worden betaald om een inkomensvoorziening op te bouwen voor geestelijk of lichamelijk invalide kinderen die niet of slechts gedeeltelijk in staat zijn of zullen zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Dit brengt mee dat de lijfrente dient of kan dienen om te voorzien in het levensonderhoud van het (klein)kind. De beoordeling of een lijfrente kan dienen om te voorzien in het levensonderhoud van een meerderjarig invalide kind kan ruimhartig zijn. Er moet ten minste rekening worden gehouden met het inkomensniveau en de maatschappelijke positie van de ouders en het feit dat aan invaliditeit extra kosten zijn verbonden.