Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 376/2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 14-05-2014
- Bronpublicatie:
03-04-2014, PbEU 2014, L 122 (uitgifte: 24-04-2014, regelingnummer: 376/2014)
- Inwerkingtreding
14-05-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2014, PbEU 2014, L 122 (uitgifte: 24-04-2014, regelingnummer: 376/2014)
- Vakgebied(en)
Privacy / Internationaal gegevensverkeer
Vervoersrecht / Luchtvervoer
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Er moet een hoog niveau van veiligheid in de burgerluchtvaart in de Unie worden gegarandeerd en elke inspanning moet worden gedaan om het aantal ongevallen en incidenten te verminderen teneinde het vertrouwen van het publiek in de luchtvaart te behouden.
- (2)
Het aantal dodelijke ongevallen in de burgerluchtvaart is de afgelopen tien jaar redelijk constant gebleven. Niettemin zou het aantal ongevallen in de komende decennia kunnen stijgen door een toename van het luchtverkeer en door een groeiende technische complexiteit van luchtvaartuigen.
- (3)
Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft tot doel ongevallen te voorkomen door snelle, efficiënte en kwalitatieve veiligheidsonderzoeken mogelijk te maken. De onderhavige verordening laat de onderzoeken van nationale veiligheidsonderzoeksinstanties naar ongevallen en incidenten als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 996/2010 onverlet. In het geval van een ongeval of een ernstig incident is op de melding van het voorval ook Verordening (EU) nr. 996/2010 van toepassing.
- (4)
Bestaande wetgevingshandelingen van de Unie, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) en de uitvoeringsverordeningen daarvan, verplichten bepaalde organisaties om systemen voor het melden van voorvallen in te stellen in het kader van hun veiligheidsbeheersysteem. Naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsverordeningen daarvan dient organisaties niet vrij te stellen van de naleving van onderhavige verordening. Evenzeer mag de naleving van onderhavige verordening organisaties niet ontheffen van de naleving van Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsverordeningen daarvan. Dit mag evenwel niet leiden tot twee parallelle meldingssystemen, en Verordening (EG) nr. 216/2008, de uitvoeringsverordeningen daarvan, en deze verordening moeten als onderling aanvullend worden beschouwd.
- (5)
De ervaring leert dat ongevallen vaak worden voorafgegaan door veiligheidsgerelateerde incidenten en tekortkomingen die op het bestaan van gevaren voor de veiligheid wijzen. Veiligheidsinformatie is daarom een belangrijke bron voor het ontdekken van bestaande of mogelijke veiligheidsrisico's. Hoewel het van cruciaal belang is dat lessen kunnen worden getrokken uit ongevallen, is voorts gebleken dat zuiver reactieve systemen slechts van beperkt nut zijn in het aanhoudend aanbrengen van verbeteringen. Reactieve systemen moeten daarom worden aangevuld met proactieve systemen die gebruik maken van andere soorten veiligheidsinformatie, teneinde daadwerkelijke verbeteringen in de luchtvaartveiligheid te bewerkstelligen. De Unie, haar lidstaten, het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (‘het Agentschap’) en de organisaties moeten bijdragen aan de verbetering van de luchtvaartveiligheid door meer proactieve en empirisch onderbouwde veiligheidsprocessen in te voeren die de nadruk leggen op het voorkomen van ongevallen door alle relevante veiligheidsinformatie, met inbegrip van informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart, te analyseren.
- (6)
Om de luchtvaartveiligheid te kunnen verbeteren, moet relevante informatie over de veiligheid in de burgerluchtvaart worden gemeld, verzameld, opgeslagen, beschermd, uitgewisseld, verspreid en geanalyseerd en moeten passende veiligheidsmaatregelen worden genomen op basis van de verzamelde informatie. Deze proactieve en empirisch onderbouwde benadering moet worden toegepast door de bevoegde luchtvaartveiligheidsautoriteiten van de lidstaten, door organisaties — in het kader van hun veiligheidsbeheersysteem — en door het Agentschap.
- (7)
Het opleggen aan organisaties van verplichtingen met betrekking tot het melden van voorvallen dient in verhouding te staan tot de omvang van de desbetreffende organisatie en het bereik van haar activiteiten. Daarom moet het meer bepaald voor kleinere organisaties mogelijk zijn te besluiten om functies in verband met het behandelen van voorvallen binnen de organisatie te combineren of samen te voegen, taken in verband met het melden van voorvallen te delen met andere organisaties van dezelfde aard, dan wel de verzameling, beoordeling, verwerking, analyse en opslag van de bijzonderheden over voorvallen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten uit te besteden. Deze entiteiten moeten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde beginselen inzake bescherming en vertrouwelijkheid. De uitbestedende organisatie moet gepaste controle op de uitbestede taken blijven uitoefenen en moet in laatste instantie aansprakelijk en verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de bij deze verordening opgelegde voorschriften.
- (8)
Er moet voor worden gezorgd dat eerstelijnsluchtvaartprofessionals voorvallen met een belangrijk risico voor de luchtvaartveiligheid melden. Systemen voor vrijwillige melding moeten een aanvulling vormen op de systemen voor verplichte melding, en beide systemen moeten aan individuen de mogelijkheid bieden om bijzonderheden over voorvallen in verband met de luchtvaartveiligheid te melden. Systemen voor verplichte en voor vrijwillige melding moeten worden opgezet in organisaties, het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De verzamelde informatie moet worden doorgestuurd aan de autoriteit die bevoegd is voor passende bewaking teneinde de veiligheid van de luchtvaart te verbeteren. De organisaties moeten die voorvallen met een mogelijke impact op de veiligheid analyseren om de gevaren voor de veiligheid in kaart te brengen en passende corrigerende of preventieve maatregelen te nemen. De organisaties moeten de voorlopige resultaten van hun analyses aan de bevoegde autoriteit van de lidstaten of aan het Agentschap toezenden, evenals de definitieve resultaten als die een feitelijk of potentieel risico voor de luchtvaartveiligheid aan het licht brengen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap moeten voorzien in een soortgelijke procedure voor voorvallen die rechtstreeks aan hen zijn gemeld, en zij moeten de door de organisatie verrichte beoordeling en enigerlei genomen corrigerende of preventieve maatregelen afdoende monitoren.
- (9)
Verschillende in de burgerluchtvaart werkzame of anderszins daarbij betrokken categorieën personeel zijn getuige van voorvallen die van belang zijn voor het voorkomen van ongevallen. Zij dienen derhalve toegang te hebben tot instrumenten waarmee zij deze voorvallen kunnen melden en hun bescherming moet gegarandeerd zijn. Om werknemers ertoe aan te zetten voorvallen te melden en hen de positieve gevolgen van die voorvalmeldingen voor de luchtvaartveiligheid beter naar waarde te doen schatten, moeten zij regelmatig worden geïnformeerd over maatregelen die in het kader van systemen voor de melding van voorvallen worden genomen.
- (10)
De gevaren en risico's die verband houden met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen zijn zeer verschillend van die welke met andere soorten luchtvaartuigen verband houden. Om die reden dienen de bij deze verordening opgelegde verplichtingen, die hoe dan ook op de gehele luchtvaartsector van toepassing moeten zijn, in verhouding te staan tot het activiteitsgebied en de complexiteit van verschillende soorten luchtvaartuigen. Informatie die verzameld werd over voorvallen waarbij andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen zijn betrokken, moeten dienovereenkomstig onderworpen zijn aan vereenvoudigde meldingsverplichtingen die beter zijn afgestemd op die tak van de luchtvaart.
- (11)
De ontwikkeling van andere middelen om veiligheidsinformatie te verzamelen, in aanvulling op de bij deze verordening vereiste systemen, moet worden aangemoedigd, met het oog op het verzamelen van verdere informatie die kan bijdragen tot het verbeteren van de luchtvaartveiligheid. Indien organisaties reeds beschikken over bestaande en goed functionerende systemen voor het verzamelen van veiligheidsinformatie, moeten zij die systemen kunnen blijven gebruiken naast de systemen die in het kader van deze verordening moeten worden opgezet.
- (12)
De veiligheidsonderzoeksinstanties en alle instanties die belast zijn met het reguleren van de veiligheid van de burgerluchtvaart binnen de Unie, moeten volledige toegang hebben tot de bijzonderheden over de verzamelde voorvallen en voorvalmeldingen die door hun lidstaten zijn opgeslagen, om te kunnen beslissen voor welke incidenten een veiligheidsonderzoek nodig is, om te kunnen vaststellen waaruit lessen kunnen worden getrokken in het belang van de luchtvaartveiligheid, en om te kunnen voldoen aan hun toezichtsverplichtingen.
- (13)
Het is van wezenlijk belang volledige gegevens van hoge kwaliteit te verzamelen, omdat analyses en trends die afgeleid worden uit onjuiste gegevens misleidende resultaten kunnen opleveren en tot gevolg kunnen hebben dat ongepaste maatregelen worden getroffen. Bovendien kunnen dergelijke onjuiste gegevens tot gevolg hebben dat het vertrouwen in de informatie uit de regelingen voor het melden van voorvallen zoekraakt. Om de kwaliteit van de voorvalmeldingen te garanderen en de volledigheid ervan in de hand te werken, moeten ze bepaalde minimuminformatie bevatten, die kan verschillen naargelang de categorie waartoe het voorval behoort. Bovendien moeten procedures worden toegepast om de kwaliteit van de informatie te controleren en om tegenstrijdigheden tussen een voorvalmelding en de oorspronkelijk verzamelde bijzonderheden over het voorval te voorkomen. Voorts moeten, met de steun van de Commissie, passende richtsnoeren worden opgesteld, met name om de kwaliteit van de gegevens te garanderen en de volledigheid ervan in de hand te werken, en om ervoor te zorgen dat gegevens op samenhangende en uniforme wijze in gegevensbanken worden opgenomen. Er moeten ook workshops worden georganiseerd om voor de nodige ondersteuning te zorgen, met name door de Commissie.
- (14)
De Commissie dient een gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem te ontwikkelen teneinde in het geval van individuele veiligheidsvoorvallen met een hoog risico te kunnen bepalen welke maatregelen meteen nodig zijn. Dat systeem moet het ook mogelijk maken belangrijke risicogebieden in kaart te brengen op basis van geaggregeerde informatie. Een dergelijk risicoclassificatiesysteem moet de relevante entiteiten helpen voorvallen te beoordelen en te bepalen op welke punten zij hun inspanningen het best kunnen focussen. Een gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem moet een geïntegreerde en geharmoniseerde aanpak van het risicobeheer in de hele Europese luchtvaart in de hand werken en aldus organisaties, lidstaten, de Commissie en het Agentschap in staat stellen zich te concentreren op geharmoniseerde inspanningen ter verbetering van de veiligheid.
- (15)
Een gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem moet bovendien zowel mogelijk maken dat belangrijke risicogebieden in de Europese Unie in kaart worden gebracht op basis van geaggregeerde informatie uit Europees perspectief als steun verlenen aan de werkzaamheden op het gebied van het Europees programma voor de veiligheid van de luchtvaart en het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart. De Commissie moet passende steun verlenen om te garanderen dat de risicoclassificatie in alle lidstaten samenhangend en uniform is.
- (16)
Om de uitwisseling van informatie mogelijk te maken, moeten voorvalmeldingen worden opgeslagen in gegevensbanken die compatibel zijn met het Europees Coördinatiecentrum voor rapportagesystemen van vliegtuigongevallen (Eccairs) (de software die door alle lidstaten en het Europees centraal register wordt gebruikt) en met het ADREP-systeem (de classificatie van de International Civil Aviation Organisation (ICAO) die ook wordt gebruikt voor de Eccairs-software). Het Agentschap en de Commissie moeten technische ondersteuning bieden met het oog op de interoperabiliteit van de systemen.
- (17)
Organisaties moeten voorvalmeldingen die zijn afgeleid uit bijzonderheden over voorvallen die zijn verzameld in het kader van het systeem voor verplichte en, indien toepasselijk, vrijwillige melding, in een of meer gegevensbanken opslaan. De complexiteit van de gegevensbank moet in verhouding kunnen staan tot de omvang van de desbetreffende organisatie en/of het belang daarvan met betrekking tot de doelstellingen van deze verordening; de gegevensbank moet ten minste bestaan uit een gegevensbestand dat gemeenschappelijke verplichte gegevensvelden en, indien toepasselijk, specifieke verplichte gegevensvelden bevat.
- (18)
Een voorval waarbij een in een lidstaat geregistreerd luchtvaartuig of een luchtvaartuig dat door een in een lidstaat gevestigde organisatie wordt geëxploiteerd, betrokken is, moet worden gemeld, zelfs al heeft het voorval zich buiten het grondgebied van die lidstaat voorgedaan.
- (19)
Informatie over voorvallen moet in de Unie worden uitgewisseld om de opsporing van feitelijke of potentiële gevaren te verbeteren. Deze informatie-uitwisseling moet de lidstaten bovendien in staat stellen om toegang te hebben tot alle informatie over voorvallen die zich op hun grondgebied of in hun luchtruim hebben voorgedaan, maar die aan een andere lidstaat zijn gemeld. Zij moet het Agentschap ook toelaten om precieze informatie over voorvallen en toegang tot alle in de Unie verzamelde voorvalmeldingen te verwerven, zodat het indien nodig corrigerende maatregelen kan nemen om een in de Unie vastgesteld risico te ondervangen. Deze informatie-uitwisseling moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat stellen precieze informatie te verwerven over voorvallen in hun luchtruim, en indien nodig corrigerende maatregelen te nemen om een op hun grondgebied vastgesteld risico te ondervangen.
- (20)
De doelstelling van de uitwisseling van informatie over voorvallen moet het voorkomen van ongevallen en incidenten in de luchtvaart zijn. De informatie-uitwisseling mag niet worden gebruikt om schuld en aansprakelijkheid toe te wijzen of om criteria vast te stellen voor veiligheidsprestaties.
- (21)
De meest efficiënte manier om de uitwisseling van grote hoeveelheden veiligheidsinformatie tussen de lidstaten, de Commissie en het Agentschap te garanderen, wordt geboden door het Europees centraal register, op voorwaarde dat de lidstaten, de Commissie en het Agentschap daartoe volledige toegang hebben.
- (22)
Alle in de Unie verzamelde veiligheidsgerelateerde informatie die afgeleid is uit voorvalmeldingen moet tijdig in het Europees centraal register worden opgeslagen. Naast informatie over incidenten moet ook informatie over onderzoeken van ongevallen en ernstige incidenten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 996/2010 worden verzameld.
- (23)
De onderhavige verordening moet van toepassing zijn op informatie over voorvallen die is opgeslagen in de gegevensbanken van organisaties, de lidstaten en het Agentschap.
- (24)
Alle veiligheidsgerelateerde informatie in het Europees centraal register moet beschikbaar zijn voor entiteiten die belast zijn met het reguleren van de veiligheid van de burgerluchtvaart in de Unie, met inbegrip van het Agentschap, en voor de instanties die verantwoordelijk zijn voor het onderzoeken van ongevallen en incidenten in de Unie.
- (25)
Het moet voor belanghebbenden mogelijk zijn toegang te vragen tot bepaalde informatie in het Europees centraal register, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvoorschriften met betrekking tot die informatie en van de anonimiteit van de betrokken personen.
- (26)
Aangezien nationale contactpunten het best op de hoogte zijn van de in een bepaalde lidstaat gevestigde belanghebbenden, moet het aan elk nationaal contactpunt toekomen om de verzoeken van de op het grondgebied van de eigen lidstaat gevestigde belanghebbenden te behandelen. De Commissie moet verzoeken van belanghebbenden uit derde landen of van internationale organisaties behandelen.
- (27)
De informatie in voorvalmeldingen moet worden geanalyseerd en de veiligheidsrisico's moeten worden opgespoord. Daaruit voortvloeiende passende maatregelen voor het verbeteren van de luchtvaartveiligheid moeten tijdig worden vastgesteld en uitgevoerd. De informatie over de analyse en follow-up van voorvallen moet worden verspreid onder organisaties, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap, aangezien het verstrekken van feedback over gemelde voorvallen een goede stimulans vormt voor individuen om voorvallen te melden. Indien van toepassing en indien mogelijk moet informatie over de analyse en de follow-up van voorvallen ook worden verstrekt aan personen die voorvallen rechtstreeks aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap hebben gemeld. Dergelijke feedback dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften inzake geheimhouding en bescherming van de melder en van de in de melding genoemde personen, overeenkomstig deze verordening.
- (28)
Deze verordening moet de lidstaten, het Agentschap en de organisaties helpen bij het beheren van veiligheidsrisico's in de luchtvaart. De veiligheidsbeheersystemen van organisaties worden aangevuld met de veiligheidsbeheersystemen van de lidstaten en van het Agentschap. Terwijl organisaties veiligheidsrisico's beheren die gepaard gaan met hun specifieke activiteiten, beheren de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap veiligheidsrisico's voor de luchtvaartsystemen van respectievelijk gehele lidstaten en de Unie als geheel, waarbij gemeenschappelijke veiligheidsrisico's voor de luchtvaart in de desbetreffende lidstaat of op het niveau van de Unie worden aangepakt. De verantwoordelijkheden van het Agentschap en van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen organisaties niet ontheffen van hun rechtstreekse verantwoordelijkheden inzake het beheer van de veiligheid van de producten en van de diensten die zij aanbieden. Daartoe dienen organisaties informatie over voorvallen te verzamelen en te analyseren, teneinde gevaren in verband met hun activiteiten op te sporen en te beperken. Zij dienen tevens de daarmee samenhangende veiligheidsrisico's te beoordelen en middelen uit te trekken om onmiddellijk passende maatregelen ter beperking van de veiligheidsrisico's te nemen. Het proces in zijn geheel moet gemonitord worden door de desbetreffende bevoegde autoriteit die, indien nodig, aanvullende maatregelen moet eisen om ervoor te zorgen dat de veiligheidstekortkomingen correct worden verholpen. Anderzijds moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap de veiligheidsbeheersystemen van de organisaties aanvullen, respectievelijk op het niveau van de lidstaten en op Europees niveau.
- (29)
Bij het bepalen van de maatregelen die moeten worden opgenomen in hun nationaal veiligheidsprogramma en nationaal veiligheidsplan, en om te garanderen dat deze maatregelen empirisch onderbouwd zijn, moeten de lidstaten gebruik maken van de informatie die is afgeleid uit de verzamelde voorvalmeldingen en van de analyse van die informatie. De nationale veiligheidsprogramma's en de nationale veiligheidsplannen worden op Europees niveau aangevuld met het Europees programma voor de veiligheid van de luchtvaart en het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart.
- (30)
Aangezien de beoogde verbetering van de luchtvaartveiligheid onvoldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat meldingssystemen die op geïsoleerde wijze door de lidstaten worden toegepast minder efficiënt zijn dan een gecoördineerd netwerk waarbij informatie wordt uitgewisseld die het toelaat eventuele veiligheidsproblemen en belangrijke risicogebieden op het niveau van de Unie op te sporen, moet analyse op nationaal niveau worden aangevuld met analyse en follow-up op het niveau van de Unie, teneinde betere preventie van ongevallen en incidenten in de luchtvaart te garanderen. Deze taak op het niveau van de Unie moet worden uitgevoerd door een netwerk van luchtvaartveiligheidsanalisten in coördinatie met het Agentschap en de Commissie. Het moet voor dat netwerk mogelijk zijn om bij consensus te besluiten waarnemers, waaronder werknemers of vertegenwoordigers van de sector, op zijn vergaderingen uit te nodigen.
- (31)
Het Europees programma voor de veiligheid van de luchtvaart en het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart moeten in het bijzonder voordeel halen uit de werkzaamheden van het netwerk van luchtvaartveiligheidsanalisten om te bepalen welke acties op het niveau van de Unie vanuit een empirisch onderbouwd perspectief moeten worden uitgevoerd.
- (32)
Het grote publiek moet algemene geaggregeerde informatie krijgen over het niveau van de luchtvaartveiligheid in de lidstaten en de Unie. Die informatie moet in het bijzonder betrekking hebben op trends en analyses die afgeleid zijn uit de uitvoering van deze verordening door de lidstaten, en ook op geaggregeerde informatie over de inhoud van het Europees centraal register, en kan worden verstrekt door veiligheidsgerelateerde prestatieindicatoren (safety performance indicators — SPIs) bekend te maken.
- (33)
Het veiligheidssysteem in de burgerluchtvaart is vastgesteld op basis van feedback en lessen die zijn getrokken uit ongevallen en incidenten. De melding van voorvallen en het gebruik van informatie uit voorvallen ter verbetering van de veiligheid zijn gestoeld op een vertrouwensrelatie tussen de melder en de entiteit die bevoegd is voor de verzameling en beoordeling van de informatie. Dit vereist een strikte toepassing van de regels inzake vertrouwelijkheid. De bescherming van veiligheidsinformatie tegen oneigenlijk gebruik en de beperking van de toegang tot het Europees centraal register tot belanghebbenden die deelnemen aan de verbetering van de veiligheid van de burgerluchtvaart, hebben tot doel te garanderen dat veiligheidsinformatie beschikbaar blijft, zodat passende en tijdige preventieve maatregelen kunnen worden genomen en de veiligheid van de luchtvaart kan worden verbeterd. In dit verband moet gevoelige informatie over veiligheid op passende wijze worden beschermd en moet de verzameling ervan worden gewaarborgd door de vertrouwelijkheid van de informatie te garanderen, de bron te beschermen en het vertrouwen van het in de burgerluchtvaart werkzame personeel in systemen voor de melding van voorvallen te verzekeren. Er dienen passende maatregelen te worden genomen om te verzekeren dat informatie die via regelingen voor de melding van voorvallen is verzameld vertrouwelijk wordt gehouden en dat de toegang tot het Europees centraal register wordt beperkt. In nationale besluiten inzake de vrijheid van informatie moet rekening worden gehouden met de noodzakelijke vertrouwelijkheid van dergelijke informatie. De verzamelde informatie moet afdoende worden beschermd tegen onrechtmatig gebruik of onrechtmatige openbaarmaking. Ze mag alleen worden gebruikt om de luchtvaartveiligheid in stand te houden of te verbeteren, niet om schuld of aansprakelijkheid vast te stellen.
- (34)
Om ervoor te zorgen dat werknemers of gecontracteerd personeel vertrouwen hebben in het voorvalmeldingssysteem van de organisatie, moet de in voorvalmeldingen opgenomen informatie passend worden beschermd en mag deze niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het in stand houden of verbeteren van de luchtvaartveiligheid. De interne voorschriften inzake een ‘cultuur van billijkheid’ die organisaties ingevolge deze verordening aannemen, moeten er in het bijzonder toe bijdragen dat dit doel wordt verwezenlijkt. Voorts kan de beperking van het doorsturen van persoonlijke bijzonderheden of informatie op basis waarvan de melder of andere in de voorvalmeldingen genoemde personen kunnen worden geïdentificeerd door een duidelijke scheiding tussen de afdelingen die voorvalmeldingen behandelen en de rest van de organisatie, een efficiënte manier zijn om dit doel te verwezenlijken.
- (35)
Een melder of een in voorvalmeldingen genoemde persoon moet op passende wijze worden beschermd. Daarom moeten de voorvalmeldingen worden geanonimiseerd en mogen de gegevens betreffende de identiteit van de melder en van de in de voorvalmeldingen genoemde personen niet in de gegevensbanken worden ingevoerd.
- (36)
In de burgerluchtvaart moet ook worden gezorgd voor een ‘veiligheidscultuur’ die spontane melding van voorvallen bevordert en zo bijdraagt tot de ontwikkeling van een ‘cultuur van billijkheid’. Een ‘cultuur van billijkheid’ is een wezenlijke component van een bredere ‘veiligheidscultuur’, die de hoeksteen van een solide veiligheidsbeheersysteem vormt. Een omgeving die de beginselen van ‘veiligheidscultuur’ omarmt, mag niet beletten dat maatregelen worden genomen die noodzakelijk zijn om de luchtvaartveiligheid in stand te houden of te verbeteren.
- (37)
Een ‘cultuur van billijkheid’ moet personen aanmoedigen om veiligheidsgerelateerde informatie te melden, maar mag hen niet van hun normale verantwoordelijkheden ontheffen. In deze context mogen werknemers en gecontracteerd personeel op generlei wijze nadeel ondervinden van de overeenkomstig deze verordening verstrekte informatie, behalve in gevallen van opzettelijk wangedrag of wanneer er sprake is van manifeste, zware en ernstige verwaarlozing van een kennelijk risico en een fundamenteel tekortschieten in de beroepsverantwoordelijkheid om de in de omstandigheden vereiste zorgvuldigheid te betrachten, waardoor te voorziene schade wordt veroorzaakt aan een persoon of een eigendom of waardoor het niveau van de luchtvaartveiligheid ernstig wordt aangetast.
- (38)
Om het melden van voorvallen aan te moedigen, is het van belang niet alleen melders maar ook in de desbetreffende voorvalmeldingen genoemde personen te beschermen. Een dergelijke bescherming mag die personen echter niet ontheffen van hun meldingsverplichtingen in het kader van deze verordening. In een situatie waarin een in de voorvalmeldingen genoemde persoon zelf verplicht is dat voorval te melden en dit opzettelijk heeft nagelaten, moet deze persoon meer bepaald zijn of haar bescherming verliezen en aan sancties uit hoofde van deze verordening worden onderworpen.
- (39)
Onverminderd het nationale strafrecht en de goede rechtsbedeling is het van belang de omvang van de bescherming van de melder en andere in voorvalmeldingen genoemde personen tegen benadeling of vervolging duidelijk af te bakenen.
- (40)
Om het vertrouwen van natuurlijke personen in het systeem te versterken, moeten voorvalmeldingen op zodanige wijze worden behandeld dat de geheimhouding van de identiteit van de melder en van andere in voorvalmeldingen genoemde personen uit het oogpunt van het bevorderen van een ‘cultuur van billijkheid’ afdoende gewaarborgd wordt. Waar mogelijk moet de mogelijkheid van het instellen van een onafhankelijk systeem voor het behandelen van voorvallen het streefdoel zijn.
- (41)
Personeelsleden van organisaties, van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en van het Agentschap die betrokken zijn bij de evaluatie, de verwerking of de analyse van voorvallen, hebben een belangrijke rol te spelen bij het opsporen van gevaren voor de veiligheid en veiligheidstekortkomingen. De ervaring leert dat wanneer voorvallen worden geanalyseerd vanuit de kennis die na een ongeval is opgedaan, de analyse leidt tot de opsporing van risico's en tekortkomingen die anders wellicht onopgemerkt zouden zijn gebleven. Derhalve is het mogelijk dat personen die betrokken zijn bij de evaluatie, de verwerking of de analyse van voorvallen beducht zijn voor mogelijke gevolgen in de vorm van gerechtelijke vervolging. Onverminderd het nationale strafrechtelijk en de goede rechtsbedeling mogen de lidstaten geen rechtsvervolging instellen tegen personen die bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn bij de evaluatie, de verwerking of de analyse van voorvallen, met betrekking tot beslissingen die zij in het kader van de uitoefening van hun taken hebben genomen en die, achteraf gezien, verkeerd of niet-effectief blijken te zijn geweest maar die destijds, met de toen beschikbare informatie, evenredig en passend waren.
- (42)
Werknemers en gecontracteerd personeel moeten de gelegenheid hebben inbreuken te melden tegen de in deze verordening vastgestelde beginselen die de grenzen van hun bescherming bepalen, en zij mogen voor het melden van dergelijke inbreuken niet worden gestraft. De lidstaten moeten vaststellen welke gevolgen verbonden zijn aan het overtreden van de beginselen van bescherming van de melder en van andere in voorvalmeldingen genoemde personen, en moeten zo nodig herstelmaatregelen of sancties opleggen.
- (43)
Het is mogelijk dat individuen worden ontmoedigd om voorvallen te melden omdat ze bang zijn zichzelf te beschuldigen en als gevolg daarvan eventueel gerechtelijk te worden vervolgd. De doelstellingen van deze verordening kunnen worden verwezenlijkt zonder onnodige inmenging in de rechtsstelsels van de lidstaten. Het is derhalve van belang te bepalen dat overtredingen van de wetgeving die onopzettelijk of uit onachtzaamheid zijn begaan en die uitsluitend door melding op grond van deze verordening ter kennis van de autoriteiten van de lidstaten zijn gebracht, niet aan een tuchtrechtelijke, administratieve of gerechtelijke procedure worden onderworpen, tenzij in toepasselijk nationaal strafrecht anders is bepaald. De rechten van derden om een civielrechtelijke procedure in te stellen mag echter niet onder dit verbod vallen, en dient uitsluitend onder het nationale recht te vallen.
- (44)
Niettemin dienen de lidstaten de optie te behouden om, in het kader van de totstandbrenging van een ‘cultuur van billijkheid’, het verbod om voorvalmeldingen in administratieve en tuchtrechtelijke procedures te gebruiken als bewijslast tegen melders, uit te breiden tot civielrechtelijke of strafrechtelijke procedures.
- (45)
Bovendien moet de samenwerking tussen veiligheidsautoriteiten en gerechtelijke autoriteiten worden verbeterd en in een formeel kader worden gegoten door vooraf onderlinge regelingen te treffen die moeten zorgen voor een evenwicht tussen de diverse meespelende publieke belangen en die in het bijzonder betrekking moeten hebben op de toegang tot en het gebruik van voorvalmeldingen in de nationale gegevensbanken.
- (46)
Ter ondersteuning van de toegenomen verantwoordelijkheden die het Agentschap uit hoofde van deze verordening worden toebedeeld, moet het voldoende middelen krijgen om de hem toegewezen aanvullende taken uit te voeren.
- (47)
Teneinde deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (48)
Bij het toepassen van deze verordening moet de Commissie het Agentschap en het in deze verordening bedoelde netwerk van luchtvaartveiligheidsanalisten raadplegen.
- (49)
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).
- (50)
De regels inzake gegevensverwerking en de bescherming van natuurlijke personen, als opgenomen in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) en in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7), moeten volledig in acht worden genomen bij de toepassing van deze verordening. De regels inzake de toegang tot gegevens, als opgenomen in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8), moeten volledig in acht worden genomen bij de toepassing van deze verordening, behalve met betrekking tot de verspreiding van gegevens en informatie in het Europees centraal register die beschermd zijn krachtens in de onderhavige verordening vastgestelde strengere toegangsregels.
- (51)
Sancties moeten in het bijzonder kunnen worden opgelegd aan iedere persoon of entiteit die, in strijd met deze verordening, onjuist gebruik maken van overeenkomstig deze verordening beschermde informatie; die nadeel berokkent aan de melder van een voorval of aan andere in voorvalmeldingen genoemde personen, behalve in de gevallen waarin deze verordening in afwijkingen voorziet; die geen omgeving creëert die bevorderlijk is voor het verzamelen van de bijzonderheden over voorvallen; die de verzamelde informatie niet analyseert of geen maatregelen neemt om opgemerkte feitelijke of potentiële veiligheidstekortkomingen te verhelpen; of die de overeenkomstig deze verordening verzamelde informatie niet deelt.
- (52)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de Europese werkingssfeer en gevolgen van deze verordening, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (53)
Verordening (EU) nr. 996/2010 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.
- (54)
Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de Commissie (10), en Verordening (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (11) dienen derhalve te worden ingetrokken.
- (55)
De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming werd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 geraadpleegd en heeft op 10 april 2013 een advies uitgebracht (12),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 198 van 10.7.2013, blz. 73.
Standpunt van het Europees Parlement van 26 februari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 maart 2014.
Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van Richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 23).
Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de Commissie van 12 november 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen om informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart op te nemen in een centraal register overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 3).
Verordening (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie van 24 september 2007 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de verspreiding onder belanghebbenden van informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 295 van 14.11.2007, blz. 7).
PB C 358 van 7.12.2013, blz. 19.