Hof Arnhem-Leeuwarden, 07-12-2015, nr. 21-006275-14
ECLI:NL:GHARL:2015:9215, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
07-12-2015
- Zaaknummer
21-006275-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:9215, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 07‑12‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2400, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 07‑12‑2015
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft als eigenaar, belast met de algemene leiding, van een discotheek in Almere een discriminerend deurbeleid gevoerd ten aanzien van donker gekleurde mannelijke bezoekers.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006275-14
Uitspraak d.d.: 7 december 2015
Tegenspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 17 oktober 2014 met het parketnummer 07-690730-12 in de strafzaak van
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] , [woonplaats] .
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 november 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en de verdachte ter zake van het primair aan hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 1.750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door zevenentwintig dagen hechtenis, waarvan € 750,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijftien dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft de vordering op schrift gesteld en heeft de schriftelijke vordering na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. M.A.M. Pijnenburg, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2011 tot en met
5 april 2011 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (VOF) [discotheek] en/of een andere rechtspersoon en/of (een) andere natuurlijke perso(o)(en), althans alleen, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk als bedrijfsleider en/of beleidsmaker van discotheek/uitgaansgelegenheid (VOF) [discotheek] ,
[benadeelde partij] en/of (een) andere onbekend gebleven perso(o)n(en), opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn en/of hun ras (namelijk wegens zijn en/of hun donkere huidskleur en/of zijn en/of hun Surinaamse en/of (niet-Nederlandse) etnische afkomst),
door (telkens)
- [benadeelde partij] en/of (een) andere onbekend gebleven perso(o)n(en), de toegang tot discotheek/uitgaansgelegenheid (VOF) [discotheek] te weigeren en/of
- een beleid te voeren en/of uit te dragen, waarbij perso(o)n(en) met een donkere huidskleur en/of Surinaams en/of (van niet-Nederlandse) etnische afkomst, (vaker dan anderen) de toegang wordt geweigerd en/of
- een beleid te voeren en/of uit te dragen, waarbij maar een bepaald/beperkt percentage (mannelijke) allochtonen/mensen met een donkere huidskleur, binnen wordt gelaten;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(VOF) [discotheek] en/of een andere rechtspersoon en/of (een) andere natuurlijke perso(o)(en), op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2011 tot en met 5 april 2011 te [plaats] , althans in Nederland, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk als discotheek/uitgaansgelegenheid (VOF) [discotheek] ,
[benadeelde partij] en/of (een) andere onbekend gebleven perso(o)n(en), opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn en/of hun ras (namelijk wegens zijn en/of hun donkere huidskleur en/of zijn en/of hun Surinaamse en/of (niet-Nederlandse) etnische afkomst), door (telkens)
- [benadeelde partij] en/of (een) andere onbekend gebleven perso(o)n(en), de toegang tot discotheek/uitgaansgelegenheid (VOF) [discotheek] te weigeren en/of
- een beleid te voeren en/of uit te dragen, waarbij perso(o)n(en) met een donkere huidskleur en/of Surinaams en/of (van niet-Nederlandse) etnische afkomst, (vaker dan anderen) de toegang wordt geweigerd en/of
- een beleid te voeren en/of uit te dragen, waarbij maar een bepaald/beperkt percentage (mannelijke) allochtonen/mensen met een donkere huidskleur, binnen wordt gelaten,
terwijl hij, verdachte, tot het bovengenoemde feit opdracht heeft gegeven en/of aan bovengenoemde (verboden) gedraging (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs voor het primair ten laste gelegde
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof ontkend dat hij, als eigenaar van de discotheek [discotheek] , belast met de algemene leiding, zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie zoals omschreven in het primair ten laste gelegde.
Aangever [benadeelde partij] heeft bij de politie verklaard dat hem op 19 maart 2011 de toegang tot de discotheek [discotheek] is geweigerd door de portier (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) omdat hij volgens deze portier geen vaste klant zou zijn. Deze lezing van aangever over de door de portier aan hem opgegeven reden voor weigering vindt geen ondersteuning in bewijs uit andere bron. Dat levert echter - anders dan de verdediging ter terechtzitting van het hof heeft aangevoerd - geen bewijscomplicaties op.
De (portier) [medeverdachte 1] heeft op 24 oktober 2012 bij de politie verklaard dat hij aangever [benadeelde partij] de toegang tot de discotheek heeft geweigerd omdat deze persoon zich bevond in een groepje van vier tot vijf jongens die de discotheek binnen wilden. Dit groepje was volgens [medeverdachte 1] luidruchtig en gedroeg zich irritant en “verkeerd” en [medeverdachte 1] zag dat één van deze personen niet gekleed was conform de huisregels van de discotheek. [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij tegen deze jongens heeft gezegd dat hij geen groep met alleen mannen, zonder vrouwen, binnen mocht laten, waarop deze jongens weg zijn gegaan.
Het hof stelt vast dat de door [medeverdachte 1] bij de politie genoemde reden tot weigering van [benadeelde partij] als bezoeker van de discotheek klaarblijkelijk niet ter sprake is gekomen in een bemiddelend gesprek dat op 5 april 2011, derhalve binnen drie weken na het ten laste gelegde incident, onder leiding van de organisatie Rosa heeft plaatsgevonden, met als deelnemers van de zijde van de discotheek [discotheek] de medeverdachte [medeverdachte 2] ( eigenaar van de discotheek [discotheek] , belast met de dagelijkse leiding) en de hoofdportier [hoofdportier] .
Het hof stelt daarnaast vast dat de hoofdportier [hoofdportier] in zijn verhoor bij de politie op
23 oktober 2012 heeft verklaard dat de portier [medeverdachte 1] hem op 19 maart 2011 heeft verteld dat hij [benadeelde partij] de toegang tot [discotheek] heeft geweigerd omdat hij met een groepje verscheen dat luidruchtig, niet netjes gekleed en niet in gezelschap van vrouwen was.
Waarom [hoofdportier] hierover dan in een eerder stadium, namelijk in voornoemd bemiddelend gesprek, kennelijk helemaal niets heeft verteld, roept ernstige twijfel op over de betrouwbaarheid van de verklaringen die [medeverdachte 1] en de hoofdportier [hoofdportier] bij de politie hebben afgelegd over de reden van weigering van aangever [benadeelde partij] .
Te meer daar uit de bewijsmiddelen blijkt dat hoofdportier [hoofdportier] en de medeverdachte [medeverdachte 2] in dat bemiddelend gesprek wèl - in het algemeen - hebben gesproken over het toelaten van “een bepaald percentage allochtonen” in discotheek [discotheek] en hebben verteld dat ze geregeld een rondje lopen in de discotheek en dat gemeld wordt aan de beveiligers wanneer er te veel kleurlingen zijn, waarop die beveiligers dan de kleurlingen weigeren.
Dat deze door de hoofdportier en de medeverdachte [medeverdachte 2] verwoorde algemene selectiemethode op 19 maart 2011 ook in concreto door de portier [medeverdachte 1] is aangewend tegen aangever [benadeelde partij] vindt ondersteuning in hetgeen de getuige [getuige] bij de politie heeft verklaard, namelijk dat zij de portier van de discotheek [discotheek] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ) op
19 maart 2011 er op heeft aangesproken dat hij aangever de toegang heeft geweigerd en dat de portier haar toen heeft verteld dat hij van de hoofdportier “een bepaald soort mensen” niet mag toelaten.
Het hof beziet deze uitlating van [medeverdachte 1] in het licht van de omstandigheid dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat naast aangever [benadeelde partij] omstreeks hetzelfde tijdstip ook andere, zij het uitsluitend donker gekleurde, mannen, onder wie een Surinaamse kennis van aangever, de toegang is geweigerd door [medeverdachte 1] , terwijl blanke mannelijke bezoekers toen wel naar binnen mochten. Daarmee staat voor het hof vast dat [medeverdachte 1] met “een bepaald soort mensen” heeft bedoeld “allochtone mannen” of “donker gekleurde mannen”.
Op grond van het bovenstaande acht het hof de verklaringen die door de portier [medeverdachte 1] en de hoofdportier bij de politie zijn afgelegd over de reden van weigering van aangever [benadeelde partij] , te weten ongepast gedrag, niet geloofwaardig.
Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de aangifte van [benadeelde partij] te twijfelen en gaat derhalve uit van hetgeen aangever [benadeelde partij] heeft verklaard over de door [medeverdachte 1] aan hem opgegeven reden voor weigering, te weten dat hij geen vaste klant was.
De verdachte, de hoofdportier [hoofdportier] , de portier [medeverdachte 1] en de medeverdachte [medeverdachte 2] hebben verklaard over het streven naar “een goede mix” van gasten in de discotheek. Daarbij gaat het om “gelijke hoeveelheden blanke mensen, donkere mensen, mannen en vrouwen” (in de woorden van [verdachte] ), “een grote hoeveelheid vrouwen en stellen” (in de woorden van [medeverdachte 2] ) en “een gelijke hoeveelheid mannen en vrouwen” (in de woorden van hoofdportier [hoofdportier] ) en “een zo goed mogelijke mix van publiek” en “vooral stelletjes” (in de woorden van de portier [medeverdachte 1] ).
Door de medeverdachte [medeverdachte 2] zou daar op gestuurd worden. Echter, wanneer en op welke wijze die sturing dan concreet gestalte krijgt en wat er nu precies wordt gedaan om de gewenste goede mix van bezoekers te verkrijgen, heeft verdachte niet duidelijk kunnen maken.
Over het al dan niet bieden van voorrang aan vaste klanten is zeer wisselend verklaard.
De verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat iedereen welkom is, met dien verstande dat na middernacht alleen de vaste klanten welkom zijn. [verdachte] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij het afspiegelingsbeginsel - in de zin van: een afspiegeling van de bevolkingsopbouw van [plaats] - hanteert en dat de vaste klanten altijd voorrang hebben, maar dat je er ook wel in komt wanneer je geen vaste klant bent.
De medeverdachte [medeverdachte 2] , heeft bij de politie echter verklaard dat de “vaste klanten”- regel een verzinsel van aangever c.s. is.
Hoofdportier [hoofdportier] heeft bij de politie verklaard dat de “vaste klanten-regel” hem onbekend is, dat iedereen welkom is wanneer het rustig is, maar dat “je natuurlijk eerst de klanten die elke week komen binnen laat” wanneer het wat drukker wordt.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat er wel met een vaste klanten-systeem wordt gewerkt wanneer het druk wordt.
Het hof stelt vast dat de verdachte, de hoofdportier [hoofdportier] , de medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] onderling zeer tegenstrijdig hebben verklaard over het toelatingsbeleid van de discotheek [discotheek] . Op onderdelen is door één of meer van hen innerlijk tegenstrijdig verklaard over dat toelatingsbeleid. Die verklaringen lijken sterk te zijn ingegeven door de wens van betrokkenen om het werkelijke toelatingsbeleid van de discotheek te verhullen omdat dat beleid maatschappelijk gevoelig ligt en/of maatschappelijk onaanvaardbaar is.
Op grond hiervan acht het hof de verklaringen die door de medeverdachte [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , hoofdportier [hoofdportier] en de verdachte [verdachte] zijn afgelegd over het toelatingsbeleid van de discotheek [discotheek] niet geloofwaardig.
Het hof stelt op grond van het bovenstaande vast dat de portier [medeverdachte 1] aangever [benadeelde partij] de toegang tot discotheek [discotheek] heeft geweigerd omdat hij "geen vaste klant" zou zijn, terwijl dit niet de werkelijke reden voor weigering is geweest. De werkelijke reden voor weigering berustte blijkens de bewijsmiddelen op het hanteren van een zogenaamde allochtonentaks door de verdachte en de medeverdachten. Dat is discriminatie als bedoeld in de artikelen 90quater en 137g van het Wetboek van Strafrecht. Deze vorm van discriminatie is blijkens de bewijsmiddelen eveneens aangewend tegen andere mannelijke donker gekleurde personen.
Bewezenverklaring
Op grond van wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 maart 2011 tot en met 5 april 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met andere personen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, namelijk als bedrijfsleider en/of beleidsmaker van discotheek/uitgaansgelegenheid (VOF) [discotheek] ,
[benadeelde partij] en andere onbekend gebleven personen opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens hun ras en niet-Nederlandse etnische afkomst, door een beleid te voeren waarbij maar een bepaald/beperkt percentage mannelijke allochtonen/mensen met een donkere huidskleur, binnen wordt gelaten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf personen opzettelijk discrimineren wegens hun ras.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dit delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van opzettelijke discriminatie wegens ras, binnen de uitoefening van zijn beroep of bedrijf als discotheekhouder. Discriminatie is een ernstig feit omdat individuele mensen niet (meer) op hun persoonlijke kwaliteiten worden beoordeeld, maar puur op (in dit geval) hun ras. Discriminatie staat het grondbeginsel, dat alle mensen gelijkwaardig zijn, in de weg. De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op een fundamenteel beginsel van onze samenleving, het verbod op discriminatie, zoals is neergelegd in artikel 1 van de Grondwet. De verdachte heeft door zijn handelen de eer en waardigheid van aangever gekrenkt zoals ook blijkt uit de aangifte.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 oktober 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens is gebleken uit het strafdossier.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de prominente positie van de verdachte in het discotheekbedrijf. Die positie maakt dat zijn individuele aandeel in het bewezen verklaarde delict wezenlijk is.
Op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en speciale preventie is de oplegging van de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete passend en geboden. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij] zich in de strafzaak in eerste aanleg heeft gevoegd en dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk heeft verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De benadeelde partij heeft zich niet opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding niet voort in de strafzaak in hoger beroep en kan het hof niet op die vordering beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 7 december 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.