Hof Amsterdam, 23-06-2020, nr. 18/00438 e.a.
ECLI:NL:GHAMS:2020:1634
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-06-2020
- Zaaknummer
18/00438 e.a.
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:1634, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑06‑2020; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NLF 2020/1552 met annotatie van
NLF 2020/1552 met annotatie van
NTFR 2020/2157
Uitspraak 23‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. Art. 8:25 Awb. Weigering gemachtigde wegens ernstige bezwaren. Het Hof is van oordeel dat het taalgebruik van gemachtigde structureel in strijd komt met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke omgangsvormen. Geen strijd met art. 47 Handvest. Waarschuwing voor toekomstig in te dienen stukken.
Partij(en)
TUSSENUITSPRAAK
Tweede meervoudige belastingkamer
In de zaken die bij het Hof zijn geregistreerd onder de kenmerken 18/00483, 18/00721 tot en met 18/00724, 19/00003 tot en met 19/00013, 19/00018, 19/00032 en 19/00033, 19/00040, 19/00252, 19/00774 en 19/00775, 19/00781, 19/00803 en 19/00804, 19/00837, 19/00886, 19/00887, 19/00959 tot en met 19/1227 in de hoger beroepen van
[belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] , [belanghebbende 4] , [belanghebbende 5] , [belanghebbende 6] , [belanghebbende 7] , [belanghebbende 8] , [belanghebbende 9] , [belanghebbende 10] , [belanghebbende 11] , [belanghebbende 12] , (hierna: belanghebbenden), gemachtigde: [A]
tegen uitspraken van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen
belanghebbenden,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
1. Feiten
1.1.
[C BV] respectievelijk [B BV] is de gemachtigde van vele belanghebbenden in bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures inzake de heffing van belastingen, in het bijzonder de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). [A] pleegt in die zaken de proceshandelingen te verrichten en processtukken in te dienen.
1.2.
In de onderhavige zaken treedt [C BV] op als gemachtigde en dient [A] namens [C BV] processtukken in.
1.3.
In de door [A] in de onderhavige zaken ingediende processtukken in hoger beroep zijn de volgende passages opgenomen dan wel passages van gelijke strekking en/of met gelijksoortig taalgebruik.
“Josje gaat er prat op dat het gajes van de Belastingkamer van de Hoge Raad der Nederlanden een verplichting, die uit het Unierecht zelf voortkomt, en gewaarborgd moet worden, om zeep helpt ten faveure van de staatskas.”
“Als Idi Amin zich kon omdraaien in zijn graf zou hij afgunstig zijn hoe deze lui van de Hoge Raad pogen een rechtstaat te transformeren naar een bananenrepubliek! En dat alles om de staatskas te bewaken... Zielige mensen...”
“De leden van de Hoge Raad gaan gewoon de pastoors in de katholieke kerk achterna. Vroeger geloofde men nog in de oprechtheid, later bleek hoe het er echt aan toe ging. Dat later is voor ons al nu...”
“De Hoge Raad, ook een allerhoogst bedenkelijk zooitje ongeregeld, dat voortdurend aanschurkt tegen collega overheidsdienders, waaronder de wetgever en de heffende autoriteit, bij gebrek aan enige mate van onafhankelijkheid, legde het als volgt uit in zijn arrest van 6 december 2002, ECLI:NLHR:2002:AE4811.”
“Dat het criminele misdadig bolwerk van de Hoge Raad er iets anders van bakt, mogelijk in ruil voor goederen en/of diensten, zeker niet uitgesloten in een land als Nederland waar de integriteit van overheidsbestuurders voortdurend in twijfel is, doet niet terzake. De Hoge Raad is niks, oordeelt met kennelijk misbruik van bevoegdheid, en volhardt in zijn weigering het Hof van Justitie toe te laten voor wettelijk toezicht op de volle werking van het Unierecht.”
“Het is door mij nadrukkelijk en ondubbelzinnig aangetoond wat een enorm vieze club de Hoge Raad wel niet is. Niks hoogstaand oordeel, anders dan hoogstaand voor de lidstaat waar ze deel van uitmaken, niks onafhankelijk, helemaal niks Alleen kijken hoe ze zo vilein mogelijk arresten kunnen motiveren die niet afgedaan worden met een 80a RO of een 81RO, zodat het allemaal ‘echt’ lijkt.”
“Met betrekking tot de stelling dat wanneer belanghebbende zich beroept op feiten die, indien die vast komen te staan, zullen leiden tot een lagere belastingschuld, heeft hij de bewijslast ter zake van die feiten indien ze door verweerder worden betwist!! Snapt die crimineel [ [rechter 1] ] wel wat hij op schrijft??!! Dat zet de bijl aan de wortel van het recht en niet zo’n beetje ook!!!
“Crimineeltje [rechter 1] had natuurlijk eerst even moet verifiëren en vaststellen of sprake was van een Unierechtelijk geschil, waarbij belanghebbende een beroep doet op bepalingen van het Unierecht, die met voorrang, rechtstreeks en derogerend werken!”
“Als wij de maatstaf zouden hanteren dat de opsluiting van medelanders afgemeten zou moeten worden in de mate dat het vertrouwen van de burger in de overheid geschaad zou zijn, dan moesten ze van [rechter 1] wel 10 keer levenslang geven natuurlijk. Gelukkig is dat niet de norm, tenminste gelukkig voor van [rechter 1] ... wat een clowneske, criminele overwegingen, wat een intense narigheid durft die man de wereld in te slingeren zeg!
Verder geldt het principe naar Nederlandse normeringen, anders dan deze clown stelt, wie eist die bewijst. Dus als verweerder naheft, moet hij in volle omvang bewijzen, niet aannemelijk maken, dat de meerdere belasting juist is, niet zoals clowntje [rechter 1] stelt dat belanghebbende iets aannemelijk moet maken. […] Van [rechter 1] weet mogelijk nog niet goed dat hij niet meer bij de Belastingdienst/Ministerie werkzaam is, maar bij een club die geacht moet worden tenminste in enige mate welke bij van [rechter 1] al geheel ontbreekt onafhankelijk te opereren. Van [rechter 1] had beter bij de Belastingdienst kunnen blijven, had hij gewoon door kunnen gaan met belastingplichtigen om de tuin leiden, zonder gevangen te zitten in een patroon waar geacht wordt dat de betrokkene onafhankelijk is en de gerechtvaardigde belangen van burgers ook moet wegen...”
“Het hele verhaal van [rechter 2] getuigt van een gebrekkig onderzoek, ongelooflijke vooringenomenheid en een drang waar mogelijk burgers op te lichten. Wat moet die man toch meegemaakt hebben in het verleden? Mogelijk gepest als klein kind?”
“Mogelijk niet door een weinig gebleken gebrekkig onafhankelijke clown bij de rechtbank Noord-Holland, zoals in casu [rechter 2] , maar dat heeft doorgaans andere redenen naar ik mag veronderstellen... De rechterlijke macht in Nederland is nu eenmaal weinig of niet onafhankelijk, anders dan op geduldig papier...
Clowntje [rechter 2] schuwt het niet de Inspecteur, die in kennelijke bewijsnood verkeert, omdat hij even niet heeft opgelet in zijn niet aflatende drang burgers te tillen, te faciliteren en de helpende hand te bieden... Een schande is het dat deze man — net als veel collegae van hem — überhaupt nog mogen werken in een rechtsbestel!!!”
“De rechtbank oordeelt blijkbaar — kennelijk onjuist — dat nationaal recht met voorrang op het Unierecht moet worden toegepast. [rechter 3] is helemaal de weg kwijt, of ze krijgt (extra) geld voor het afwijzen van grieven van belanghebbenden?! Wat het ook mag zijn, deze rechter heeft het verstand van een mug en gebrek aan respect jegens degenen die zij moet beschermen tegen het gajes dat werkzaam is bij de Belastingdienst, zoals in casu genoegzaam gebleken.
[…]
Gans [rechter 3] geeft uitlegging over bepalingen van het Unierecht en schendt — als onderdeel van haar overheidsopdracht naar ik veronderstel — kennelijk opzettelijk — het hoogste recht. Achterbaks vies ‘rechtertje’....”
“Als je genaaid wil worden hoef je niet naar de wallen, je kunt ook gewoon naar de rechtbank!”
“Het is echt te triestig voor woorden dat er nog iemand durft te stellen dat in Nederland sprake is van onafhankelijke, integere, correcte rechtspraak. Blijkens mijn stellingen, sinds jaren, blijkt telkenmale maar weer hoe erg crimineel de rechtspraak in Nederland wel niet is!! Echt te gek om over te praten, een bananenrepubliek onwaardig!
Zo, nu kunnen we [A] wel gaan opsluiten, schorsen en kleineren, grote mond heeft
die man zeg, zijn we niet van gediend dat iemand onze wanstaltige praktijken blootlegt...
Lekker belangrijk allemaal, gajesland... hoerentent!!”
1.4.
De door [A] gebezigde taal is aanleiding geweest voor een regiezitting op 28 januari 2020. Het Hof heeft [A] ter zitting een waarschuwing gegeven, die tevens ziet op nog in te dienen stukken, en in de gelegenheid gesteld de in hoger beroep ingediende stukken aan te passen. Aan [A] is medegedeeld dat het Hof zal overgegaan tot toepassing van artikel 8:25 Awb (weigering) indien geen gebruik wordt gemaakt van deze gelegenheid.
1.5.
Uit het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal volgt dat [A] zich ter zitting (onder meer) als volgt heeft uitgelaten:
“Het interesseert mij niet dat u het onacceptabel vindt. Het interesseert mij geen reet en ik ga de stukken ook niet aanpassen.[…]
Zoals gezegd, zal ik hier geen gebruik van maken. Als u mij weigert op grond van artikel 8:25 Awb, is dat een bevestiging van uw partijdigheid. […]
Het lijkt hier verdomme wel de voormalig DDR. Ik ben alleen onrespectvol indien men zijn werk niet goed doet. Als ik onrespectvol ben, kunt u er dus met zekerheid vanuit gaan dat u uw werk niet goed doet. Dat geef ik u mee. […]
Ik veeg mijn reet af aan artikel 8:25 Awb.”
1.6.
Op 29 januari 2020 is een stuk genaamd “reactie regiezitting” ontvangen van [A] . In dit stuk is het volgende opgenomen:
“Ik lees (regelmatig) arresten van uw gerechtshof en kan onmogelijk anders vaststellen dat u allen intens partijdig opereert. Gerechtshof Amsterdam is een intens crimineel bolwerk, geen enkele twijfel mogelijk.[…]Uw gerechtshof is intens gemeen en intens onbeschoft. In dat licht zie ik ook uw (be)dreigingen aan mijn adres, dat ik in kennelijke strijd met o.m. artikel 1, 17, 47, 51 en 52 Handvest mijn beroepschriften moet herschrijven tot dat het de goedkeuring heeft van Uw gerechtshof, idioterie ten top uiteraard, ernstig crimineel.[…]Ik dwing op mijn wijze af, dat u zich gaat gedragen als een onafhankelijk en onpartijdig rechter, zonder gecensureerd gewenst te worden. Het is hier toch (nog) geen voormalige DDR of Noord-Korea, al lijkt het er meer en meer op.Doet u dat toch, zal ik van de daken schreeuwen dat u hoerenkindertjes bent, vergelijkbaar met het krapuul van raadsheren van de grootste criminele organisatie van Europa, de Hoge Raad der Nederlanden.[…]
Gerechtshof Arnhem is (gelukkig) niet de hoogste rechter en is er alles aan gelegen is burgers te naaien en op te lichten. De werkelijkheid is in dit kutland nu eenmaal niet anders, met types zoals werkzaam bij Uw gerechtshof en gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, vies kutland, bananenrepubliek!!! Ik heb vorig jaar 52 zaken laten casseren bij de hoeren kindertjes van de Hoge Raad.[…]”
1.7.
Er zijn geen aangepaste stukken ontvangen van [A] .
2. Beoordeling
2.1.
Partijen kunnen zich in een gerechtelijke procedure laten bijstaan of vertegenwoordigen door iemand van hun keuze. Waar het gaat om zaken die het Unierecht betreffen, is dat neergelegd in artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Dat recht is (voor strafrechtelijke vervolging en het fiscale boeterecht) neergelegd in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR. Voor bestuursrechtelijke procedures als de onderhavige is dat vastgelegd in artikel 8:24 Awb.
2.2.
Een partij, haar bijstandsverlener(s) en haar gemachtigde(n) mogen het standpunt van die partij verwoorden op een wijze die hun goeddunkt, ook als dat standpunt verwijten behelst aan de wederpartij of anderen. Maar daarbij geldt dat zij zich niet onnodig grievend dienen uit te laten, dat zij hun verwijten en beschuldigingen feitelijk dienen te onderbouwen en dat zij duidelijk moeten maken wat de relevantie daarvan is voor het desbetreffende geschil.
2.3.
Het Hof is van oordeel dat het taalgebruik van [A] structureel in strijd komt met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke omgangsvormen. Hij uit verwijten en beschuldigingen aan burgerlijke en rechterlijke ambtenaren, aan rechterlijke colleges en aan de rechtsstaat en Nederland in het algemeen. Daarbij gaat het er niet om dat [A] kenbaar maakt het oneens te zijn met bepaalde rechterlijke oordelen. Laatstbedoelde uitingen passen bij rechterlijke procedures. Waar het wel om gaat is dat [A] onnodig beledigende opmerkingen maakt. Ook na daarvoor eerder te zijn gewaarschuwd, heeft [A] daarin volhard. Dit is bovendien een probleem dat niet alleen bij dit Hof speelt, maar waar hij ook voor is gewaarschuwd door andere rechterlijke colleges en een aantal maal is geweigerd als gemachtigde.
2.4.
Ook in de onderhavige zaken volhardt [A] in zijn handelwijze en weigert hij geuite beledigingen terug te nemen. Het Hof is van oordeel dat het taalgebruik van [A] zodanig is dat het de goede procesorde ernstig verstoort, ook – maar niet alleen – gelet op de impact voor de wederpartij. Bovendien kan het gedrag van de gemachtigde ertoe leiden dat een belanghebbende die hij vertegenwoordigt, benadeeld wordt door zijn taalgebruik.
2.5.
Het Hof is op grond daarvan van oordeel dat tegen [A] ernstige bezwaren bestaan als bedoeld in artikel 8:25, lid 1, Awb. Deze bezwaren gelden evenzeer voor [C BV] en alle andere (rechts)personen die onder zijn (feitelijke) leiding als gemachtigde optreden (zoals [B BV] ). [A] pleegt in rechterlijke procedures zowel schriftelijk als mondeling op te treden namens deze rechtspersonen. De stukken met de beledigende woorden zijn ook zonder uitzondering ondertekend door [A] .
2.6.
Voor zover [A] stelt dat het hem weigeren als gemachtigde in strijd is met artikel 47 Handvest, verwerpt het Hof dit standpunt. Aan de belanghebbende wordt immers niet het recht op toegang tot de rechter ontzegd of de mogelijkheid ontnomen zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen. Hem wordt slechts de mogelijkheid ontnomen om door [A] te worden bijgestaan en/of vertegenwoordigd. Met de weigering wordt een legitiem doel nagestreefd, te weten het waken voor onnodige en ernstige verstoring van de gang van zaken bij rechterlijke procedures, zoals in dit geval bij dit Hof. Een normale gang van zaken wordt hersteld door degene die deze gang
van zaken verstoort te weigeren als bijstandverlener en/of gemachtigde. Door de beperking van deze weigering tot de onderhavige zaken bestaat naar het oordeel van het Hof een redelijke verhouding
tussen die beperking en het doel van de schorsing, de verzekering van een normale gang van zaken bij de onderhavige procedures.
2.7.
Het Hof heeft voorafgaand aan deze beslissing alle lopende dossiers waarin [A] optreedt, beoordeeld op het taalgebruik. Het Hof heeft daarbij een keuze gemaakt tot hoever grievende en beledigende opmerkingen nog net wel dan wel niet meer worden getolereerd. Het Hof is voorbijgegaan aan sommige beledigingen, maar met name beledigingen waarbij instanties worden neergezet als criminele organisaties en ‘hoerenkasten’ en dergelijke dan wel waarbij personen op een dergelijke wijze worden beledigd, overschrijden naar het oordeel van het Hof de fatsoensnormen in hoge mate.
2.8.
Op grond van het vorenstaande zal het Hof [A] en alle andere (rechts)personen die onder zijn (feitelijke) leiding als gemachtigde optreden (zoals [C BV] en [B BV] ) weigeren in de onderhavige procedures bijstand te verlenen of de belanghebbenden te vertegenwoordigen. Belanghebbenden zullen van deze beslissing in kennis worden gesteld en hen zal de gelegenheid worden geboden desgewenst een andere gemachtigde aan te wijzen.
2.9.
Het Hof voegt daaraan toe dat deze uitspraak als waarschuwing heeft te gelden voor alle processtukken die in de toekomst door [A] , of een (rechts)persoon die onder zijn (feitelijke) leiding als gemachtigde optreedt, worden ingediend en voor alle proceshandelingen die in de toekomst door [A] , of een (rechts)persoon die onder zijn (feitelijke) leiding als gemachtigde optreedt, worden verricht (daaronder begrepen het optreden ter zitting). Deze waarschuwing beperkt zich niet tot de onderhavige procedures, maar heeft betrekking op alle procedures die thans bij het Hof aanhangig zijn of in de toekomst aanhangig zullen worden. Indien [A] of de door hem vertegenwoordigde rechtspersoon in nieuw in te dienen stukken of ter zitting onbetamelijk taalgebruik bezigt, zal het Hof [A] en de door hem vertegenwoordigde rechtspersoon zonder nadere waarschuwing of herstelmogelijkheid in de desbetreffende zaak weigeren als bijstandsverlener of gemachtigde. [A] is thans in voldoende mate gewaarschuwd en heeft er blijk van gegeven zijn gedrag niet te zullen aanpassen (zie ook Conclusie van A-G Wattel van 28 februari 2020, nr. 19/02693, ECLI:NL:PHR:2020:184).
Gevolgen en verder procesverloop
2.10.
Het Hof zal de griffier opdragen deze beslissing te sturen aan [A] alsmede naar belanghebbenden, teneinde hen in kennis te stellen van de weigeringsbeslissing.
2.11.
Belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld om, desgewenst, binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen.
3. Beslissing
Het Hof:
- weigert [A] en alle (rechts)personen die onder zijn (feitelijke) leiding als gemachtigde optreden om bijstand te verlenen aan belanghebbenden dan wel hen te vertegenwoordigen in de onderhavige procedures;
- stelt belanghebbenden in de gelegenheid om, indien zij dat wensen, binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een andere gemachtigde aan te wijzen voor de verdere procedure.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mrs. C.J. Hummel, voorzitter, F.J.P.M. Haas en B.A. van Brummelen, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen, als griffier. De beslissing is op 23 juni 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.