Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2020/2092 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting
Artikel 7 Opheffing van maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 11-01-2021
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU L, 2023/90149).
- Bronpublicatie:
16-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, regelingnummer: 2020/2092)
- Inwerkingtreding
11-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2020, PbEU 2020, L 433 I (uitgifte: 22-12-2020, regelingnummer: 2020/2092)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
De betrokken lidstaat kan te allen tijde nieuwe corrigerende maatregelen vaststellen en de Commissie een schriftelijke kennisgeving toezenden met bewijs dat aantoont dat niet langer aan de voorwaarden van artikel 4 is voldaan.
2.
Op verzoek van de betrokken lidstaat of op eigen initiatief beoordeelt de Commissie, uiterlijk één jaar na de vaststelling van maatregelen door de Raad, de situatie in de betrokken lidstaat opnieuw, rekening houdend met door de lidstaten ingediende bewijzen en met de adequaatheid van nieuwe door de betrokken lidstaat vastgestelde corrigerende maatregelen.
Indien de Commissie van mening is dat niet langer aan de voorwaarden van artikel 4 is voldaan, dient zij bij de Raad een voorstel in voor een uitvoeringsbesluit tot opheffing van de vastgestelde maatregelen.
Indien de Commissie van oordeel is dat de situatie die tot de vaststelling van de maatregelen heeft geleid, gedeeltelijk is gecorrigeerd, dient zij bij de Raad een voorstel in voor een uitvoeringsbesluit tot aanpassing van de vastgestelde maatregelen.
Indien de Commissie van oordeel is dat de situatie die tot de vaststelling van de maatregelen heeft geleid, niet is gecorrigeerd, richt zij een met redenen omkleed besluit tot de betrokken lidstaat en stelt zij de Raad daarvan in kennis.
Indien de betrokken lidstaat de Commissie op grond van lid 1 een schriftelijke kennisgeving toezendt, dient de Commissie haar voorstel in of stelt zij haar besluit vast binnen een maand na ontvangst van die kennisgeving. Deze termijn kan in naar behoren gemotiveerde omstandigheden worden verlengd; in dat geval deelt de Commissie onverwijld de redenen voor de verlenging aan de betrokken lidstaat mee.
3.
Indien maatregelen in verband met de opschorting van de goedkeuring van een of meer programma’s of wijzigingen van die opschorting als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt b), onder i), of de schorsing van vastleggingen als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt b), onder i), worden opgeheven, worden de bedragen die overeenkomen met de opgeschorte vastleggingen, opgevoerd in de Uniebegroting onder voorbehoud van artikel 6 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (1). Vastleggingen die zijn opgeschort voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw in de begroting worden opgevoerd.
Voetnoten
Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad).