Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 11 Interest
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2000
- Bronpublicatie:
21-04-1999, Trb. 1999, 188 (uitgifte: 05-11-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-05-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-08-2000, Trb. 2000, 75 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Interest afkomstig uit een Verdragsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat mag in de andere Staat worden belast.
2.
Deze interest mag echter ook in de Verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat is, mag de aldus geheven belasting 12 percent van het bruto-bedrag van de interest niet overschrijden.
3.
Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, is interest slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de genieter van de interest inwoner is, indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a.
de schuldenaar of de genieter van de interest is de Verdragsluitende Staat zelf, een bij de wet opgericht lichaam, een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan of de Centrale Bank van de Verdragsluitende Staat;
- b.
de interest wordt betaald ter zake van een lening, verstrekt, gegarandeerd of verzekerd door de Regering van een Verdragsluitende Staat, de Centrale Bank van een Verdragsluitende Staat of enig agentschap dat of enige instantie (daaronder begrepen een financiële instelling) die eigendom is van of wordt beheerst door de Regering van een Verdragsluitende Staat.
4.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.
5.
De uitdrukking ‘interest’, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch geen aanspraak gevende op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.
6.
De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Verdragsluitende Staat, in de andere Verdragsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.
7.
Interest wordt geacht uit een Verdragsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner is van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, ongeacht of hij inwoner van een Verdragsluitende Staat is of niet, in een Verdragsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.
8.
Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Verdragsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van dit Verdrag.