Hof Amsterdam, 16-08-2016, nr. 200.168.129/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:3360
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-08-2016
- Zaaknummer
200.168.129/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:3360, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑08‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2904, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 16‑08‑2016
Inhoudsindicatie
Verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor; artikel 186 Rv. Afwijzing wegens onvoldoende belang. De aspecten waarover verzoekster in een voorlopig getuigenverhoor getuigen wil laten horen, kunnen door verzoekster in het kader van het deskundigenonderzoek in de bij de Ondernemingskamer aanhangige procedure aan de orde worden gesteld.
Partij(en)
beschikking
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.168.129/01
zaaknummer/rekestnummer rechtbank Amsterdam : C/13/553583/HA RK 13-357
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 augustus 2016
inzake
STICHTING BEHEER SNS REAAL,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat: mr. M.H.C. Sinninghe Damsté te Amsterdam,
tegen:
1. SNS REAAL N.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde sub 1,
advocaat: mr. H.J. de Kluiver te Amsterdam,
en
2. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
geïntimeerde sub 2,
advocaat: mr. R.G.J. de Haan te Amsterdam.
1. Procesverloop
Appellante wordt hierna Stichting Beheer genoemd. Geïntimeerde sub 1 zal worden aangeduid met SNS Reaal en geïntimeerde sub 2 met de Staat.
1.1
Stichting Beheer is bij beroepschrift met producties, ontvangen ter griffie van het hof op 14 april 2015, onder aanvoering van zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2015, onder bovengenoemd zaaknummer gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof genoemde beschikking zal vernietigen en het verzoek van Stichting Beheer om een voorlopig getuigenverhoor te mogen houden alsnog zal toewijzen, met veroordeling van SNS Reaal en de Staat in de kosten van de procedure.
1.2
SNS Reaal heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen ter griffie van het hof op 26 juni 2015. Daarin concludeert SNS Reaal tot bekrachtiging van de bestreden beschikking met veroordeling van Stichting Beheer, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het hoger beroep.
1.3
De Staat heeft een verweerschrift ingediend, ontvangen ter griffie van het hof op 26 juni 2015. Daarin verzoekt de Staat het hof de grieven van Stichting Beheer ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen met veroordeling van Stichting Beheer in de kosten van beide instanties, inclusief nakosten en met wettelijke rente, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
1.4
De Staat heeft nadere producties ingediend, ter griffie van het hof ontvangen op respectievelijk 25 november 2015 en 8 april 2016.
1.5
Op 18 april 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Stichting Beheer hebben mr. Sinninghe Damsté voornoemd en mr. C.W.M. Lieverse, advocaat te Amsterdam, het hoger beroep nader toegelicht aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen. Namens SNS Reaal hebben mr. De Kluiver voornoemd en mr. T. Bird, advocaat te Amsterdam het woord gevoerd, eveneens aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen. Namens de Staat heeft mr. De Haan voornoemd het standpunt van de Staat toegelicht aan de hand van aan het hof overgelegde notities.
Vervolgens is uitspraak bepaald.
2. Feiten
Bij de beoordeling van het hoger beroep gaat het hof uit van de in de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.14 genoemde feiten, waarvan de juistheid door partijen in hoger beroep niet is betwist. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, gaat het in deze zaak om het volgende.
i Stichting Beheer hield tot 1 februari 2013 een aantal aandelen in het kapitaal van SNS Reaal. SNS Reaal houdt alle aandelen in het kapitaal van SNS Bank N.V. (hierna: SNS Bank), welke vennootschap het bankbedrijf uitoefent. SNS Bank hield tot 31 december 2013 alle aandelen in het kapitaal van SNS Property Finance B.V.
ii Als gevolg van de kredietcrisis in 2008 zijn bij SNS Bank problemen ontstaan. Deze problemen hebben zich vanaf 2009 verder verdiept.
iii Bij de periodieke beoordeling van de kapitalisatie van SNS Bank door middel van het zogenoemde ‘Supervisory Review and Evaluation Process’ (hierna: SREP) eind 2011 heeft De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) geconcludeerd dat SNS Bank niet voldeed aan de eisen voor de kapitalisatie na een stress-scenario.
iv Nadat DNB bij brief van 18 januari 2013 aan SNS Bank mededeling had gedaan van haar voornemen een SREP-besluit te nemen, heeft zij op 27 januari 2013 een definitief SREP-besluit genomen en SNS Bank meegedeeld dat DNB gebruik zou maken van haar bevoegdheden op grond van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) indien SNS Bank niet in staat zou blijken haar kapitaalpositie tijdig (dat wil zeggen uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur) en voldoende te versterken, althans daartoe een finale oplossing te presenteren (hierna: het SREP-besluit).
v SNS Reaal heeft bij DNB tijdig bezwaar gemaakt tegen het SREP besluit.
vi Bij brief van 1 februari 2013 heeft DNB aan SNS Bank bericht dat zij een door SNS Bank gepresenteerd Memorandum of Understanding, dat volgens SNS Reaal en SNS Bank voorzag in herkapitalisatie in lijn met het SREP-besluit, afwees en dat zij het niet langer verantwoord achtte dat SNS Bank het bankbedrijf uitoefende. Bij besluit van dezelfde datum van de Minister van Financiën (hierna: de Minister) zijn op de voet van hoofdstuk 6 van de (Wft de effecten en vermogensbestanddelen van SNS Reaal en SNS Bank in verband met de stabiliteit van het financiële stelsel onteigend. Tot de onteigende effecten behoren de hiervoor onder i. vermelde aandelen.
vii Op 4 maart 2013 heeft de Minister op de voet van artikel 6:10 Wft de rechthebbenden van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen een aanbod tot schadeloosstelling gedaan, neerkomende op een bedrag van € 0,-- per effect of vermogensbestanddeel. Bij verzoekschrift van dezelfde dag heeft de Minister op de voet van artikel 6:10 Wft de Ondernemingskamer van dit hof (hierna: de Ondernemingskamer) verzocht de schadeloosstelling overeenkomstig het aanbod vast te stellen.
viii In de daarop gevolgde schadeloosstellingsprocedure, waarin Stichting
Beheer als belanghebbende is verschenen, heeft de Ondernemingskamer op 11 juli 2013 een (tussen)beschikking gegeven, waarvan tussentijds cassatieberoep is opengesteld.
ix Bij beschikking van 20 maart 2015 heeft de Hoge Raad de beschikking van de Ondernemingskamer van 11 juli 2013 vernietigd en het geding verwezen naar de Ondernemingskamer ter verdere behandeling en beslissing.
x Vervolgens heeft de Ondernemingskamer bij beschikking van 26 februari 2016 ter vaststelling van de schadeloosstelling een deskundigenonderzoek bevolen en daartoe drie deskundigen benoemd.
3. Beoordeling
3.1
Bij inleidend verzoekschrift heeft Stichting Beheer de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Stichting Beheer heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat SNS Reaal – kort gezegd – onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, omdat SNS Reaal in strijd met de op haar rustende verplichting informatie aan Stichting Beheer heeft onthouden waardoor Stichting Beheer in de schadeloosstellingsprocedure bij de Ondernemingskamer geen deugdelijk verweer heeft kunnen voeren. Stichting Beheer wenst zeven getuigen te laten horen die volgens haar kunnen verklaren over feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat:
- SNS Reaal, mede gelet op de tussen Stichting Beheer en SNS Reaal in het verleden ontstane bestendige praktijk van het regelmatig uitwisselen van informatie en de toezegging namens SNS Reaal aan Stichting Beheer om informatie te verstrekken, een verplichting had ten opzicht van Stichting Beheer om Stichting Beheer te voorzien van informatie;
- SNS Reaal beschikte over informatie die relevant had kunnen zijn in het kader van het voeren van verweer tegen het verzoek van de Staat in de schadeloosstellingsprocedure;
- Stichting Beheer schade heeft geleden als gevolg van het niet kunnen beschikken over deze informatie.
Daarnaast wenst Stichting Beheer in het voorlopig getuigenverhoor drie getuigen te laten horen omtrent de gang van zaken met betrekking tot het intrekken van het administratieve bezwaar tegen het SREP-besluit door SNS Reaal. Stichting Beheer heeft, naar zij stelt, als gevolg van het intrekken van het bezwaar schade geleden, waarvoor SNS Reaal jegens Stichting Beheer aansprakelijk is op grond van haar contractuele verplichtingen.
3.2
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van Stichting Beheer tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen. De grieven van Stichting Beheer richten zich tegen de afwijzing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Zij lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.3
Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, geldt ingevolge artikel 186 juncto artikel 166 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) als hoofdregel dat de rechter een getuigenbewijs beveelt zo vaak één der partijen dit verzoekt, de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en deze feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden. Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor dient, ook als het overigens aan de eisen voor toewijzing voldoet, evenwel te worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt. Daarvan kan onder meer sprake zijn wanneer de verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten, alsmede op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, dan wel dat toewijzing van het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar. Voorts bestaat geen aanleiding om het verzoek onttrokken te achten aan de in artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde regel dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Tegen deze achtergrond overweegt het hof als volgt.
3.4
Stichting Beheer wenst door middel van een voorlopig getuigenverhoor feiten te bewijzen die volgens haar van belang kunnen zijn voor een door haar tegen SNS Reaal aanhangig te maken civiele procedure tot vergoeding van door Stichting Beheer geleden schade. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft Stichting Beheer benadrukt dat de schade, waarvoor zij SNS Reaal aansprakelijk houdt, uitsluitend ziet op de waarde van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen, (door de Minister gewaardeerd op nihil). In dit licht bezien, is het hof van oordeel dat Stichting Beheer onvoldoende belang heeft bij het onderhavige verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. In de schadeloosstellingsprocedure op de voet van artikel 6:11 Wft, die bij de Ondernemingskamer aanhangig is, en waarin Stichting Beheer als betrokkene is verschenen, stelt de Ondernemingskamer, voor zover zij aannemelijk acht dat het aanbod van de Minister geen volledige vergoeding vormt voor de door betrokkene geleden schade, voor betrokkene een hogere schadeloosstelling vast. Die schadeloosstelling vormt een volledige vergoeding voor de schade die betrokkene rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn vermogensbestanddeel, effect of vordering of vervallen recht lijdt (artikel 6:8 lid 1 Wft). De Ondernemingskamer heeft met het oog op de vaststelling van de schadeloosstelling in het onderhavige geval deskundige voorlichting wenselijk geacht en heeft bij beschikking van 26 februari 2016 een deskundigenonderzoek gelast naar de werkelijke waarde, in de zin van artikel 6:8 lid 2 Wft, van (onder meer) de (onteigende) effecten en vermogensbestanddelen van Stichting Beheer. Bij die beschikking heeft de Ondernemingskamer de deskundigen opgedragen alle omstandigheden in aanmerking te nemen die voor die waarde (van de effecten en vermogensbestanddelen) bepalend zijn. Dat betekent dat alle aspecten die volgens Stichting Beheer noodzakelijk zijn voor de waardebepaling en waarover zij in het voorlopig getuigenverhoor getuigen wil laten horen, in het kader van het deskundigenonderzoek in de schadeloosstellingsprocedure door Stichting Beheer aan de orde kunnen worden gesteld. Bij deze stand van zaken, heeft Stichting Beheer niet een rechtens te respecteren belang bij het doen horen van de door haar bedoelde getuigen in een voorlopig getuigenverhoor.
3.5
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor terecht heeft afgewezen, zodat de bestreden beslissing zal worden bekrachtigd. Stichting Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de hoger beroep procedure dienen te dragen. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de Staat heeft verzocht, Stichting Beheer alsnog te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg, nu de Staat geen (incidentele) grief heeft gericht tegen de kostencompensatie in die instantie.
4. Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beschikking;
- veroordeelt de Stichting in de proceskosten van de procedure in appel, tot deze uitspraak aan de zijde van SNS Reaal begroot op € 711,- aan verschotten en € 1.788,- voor salaris advocaat;
- veroordeelt de Stichting in de proceskosten van de procedure in appel, tot deze
uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 711,- aan verschotten en € 1.788,-
voor salaris advocaat en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met de
wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan deze veroordeling is
voldaan;
- verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.F. Schütz, C.M. Aarts en A.M.A. Verscheure en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2016.