HR, 13-10-2009, nr. 08/03173 B
ECLI:NL:HR:2009:BJ6964
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13-10-2009
- Zaaknummer
08/03173 B
- LJN
BJ6964
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ6964, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ6964
- Vindplaatsen
Uitspraak 13‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Tussenbeschikking HR. Vordering tot het ter beschikking stellen van inbeslaggenomen stukken van overtuiging ex art. 552p.2 Sv, alsmede beklag o.g.v. art 552a Sv. In de bestreden, als tussenbeschikking aangeduide beschikking heeft de Rb de vordering toegewezen v.w.b. de stukken die op klager betrekking hebben. Daarbij heeft de Rb bepaald dat de beslissing op de vordering v.z.v. het betreft de voorwerpen waarop het klaagschrift van klager betrekking heeft, wordt aangehouden totdat op dat klaagschrift is beslist. Tegen deze beschikking heeft klager beroep in cassatie ingesteld. De als tussenbeschikking aangeduide beschikking heeft m.b.t. de daarin aangeduide voorwerpen te gelden als een definitieve beslissing op de vordering van de OvJ, zodat klager in het daartegen ingestelde beroep, nu dat tijdig is gedaan, kan worden ontvangen. Conclusie AG: anders, te weten n.o. beroep klager.
13 oktober 2009
Strafkamer
nr. 08/03173 B
Hoge Raad der Nederlanden
Tussenbeschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 25 april 2008, nummer RK 08/1424, betreffende het verlenen van verlof als bedoeld in artikel 552p, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Midden Holland, locatie De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De procesgang is in deze zaak, voor zover hier van belang, als volgt geweest.
Naar aanleiding van een in het kader van een strafzaak tegen onder anderen de klager gedaan verzoek om rechtshulp van de Australische justitiële autoriteiten heeft de Officier van Justitie op 10 maart 2008 een vordering tot het ter beschikking stellen van inbeslaggenomen stukken van overtuiging als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv ingediend bij de Rechtbank. Met betrekking tot een aantal van de inbeslaggenomen voorwerpen heeft [betrokkene 1] een beklag op grond van art. 552a Sv ingediend. De Rechtbank heeft die vordering behandeld in de openbare raadkamer van 31 maart 2008.
In de bestreden, als tussenbeschikking aangeduide beschikking van 25 april 2008 heeft de Rechtbank de vordering toegewezen voor wat betreft de stukken die op klager betrekking hebben. Daarbij heeft de Rechtbank bepaald dat de beslissing op de vordering voor zover het betreft de voorwerpen waarop het klaagschrift van [betrokkene 1] betrekking heeft, wordt aangehouden totdat op dat klaagschrift is beslist.
Tegen deze beschikking heeft de klager het onderhavige beroep ingesteld.
Het onderzoek is op 8 juli 2008 hervat. Bij beschikking van 14 juli 2008 heeft de Rechtbank op het klaagschrift van [betrokkene 1] beslist alsmede op de vordering voor zover het de resterende voorwerpen betreft. Ten aanzien van twee van bedoelde voorwerpen heeft de Rechtbank de vordering toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de klager geen beroep in cassatie ingesteld.
2.2. De als tussenbeschikking aangeduide beschikking van 25 april 2008 heeft met betrekking tot de daarin aangeduide voorwerpen te gelden als een definitieve beslissing op de vordering van de Officier van Justitie, zodat de klager in het daartegen ingestelde beroep, nu dat tijdig is gedaan, kan worden ontvangen.
3. Slotsom
De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep en heeft zich niet uitgelaten over de voorgestelde middelen.
De Hoge Raad is van oordeel dat de Advocaat-Generaal daartoe alsnog in de gelegenheid behoort te worden gesteld.
Met het oog daarop dient de zaak naar de rolzitting te worden verwezen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 27 oktober 2009;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009.