Een geschrift, te weten een rapport van verhoor van [getuige 5] van 3 juni 2014; proces-verbaal van verhoor [getuige 5] van 17 september 2013, blz. 792-793.
Hof Den Haag, 06-07-2017, nr. 22001249-16
ECLI:NL:GHDHA:2017:2232
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
06-07-2017
- Zaaknummer
22001249-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:2232, Uitspraak, Hof Den Haag, 06‑07‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:663, Niet ontvankelijk
Uitspraak 06‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Art. 273f(oud) van het Wetboek van Strafrecht. Mensenhandel. De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven jaren op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan de uitbuiting van het slachtoffer. Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het feit en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof zal daarom een zwaardere straf aan de verdachte opleggen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest en heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Partij(en)
Rolnummer:22-001249-16 PROMIS
Parketnummer: 09-767087-13
Datum uitspraak: 6 juli 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 februari 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 22 juni 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde – met een partiële vrijspraak van het ten laste gelegde bestanddeel ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’ - veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Ook is de schorsing van de voorlopige hechtenis opgeheven. Voorts is aan de verdachte een contactverbod voor de duur van 2 jaren opgelegd, dat dadelijk uitvoerbaar is verklaard en is er een beslissing genomen omtrent de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, een en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2012 te [woonplaats 1] en/of [woonplaats 2] en/of [woonplaats 3] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] immers heeft/hebben verdachte en/of haar, verdachtes, mededader(s)
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer] (per auto) naar de woning in [woonplaats 1] vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar/hun woning en/of
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker laten werken in haar/hun woning, althans die [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten, en/of
- die [slachtoffer] als verzorger van een (gehandicapt) persoon genaamd [getuige 1] laten werken en/of
- die [slachtoffer] scholing en/of medische verzorging onthouden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde - met een partiële vrijspraak van het ten laste gelegde bestanddeel ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’ - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest en met opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot 1 oktober 2012 te [woonplaats 1] en/of [woonplaats 2] en/of [woonplaats 3] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, overgebracht gehuisvest of en opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] immers heeft/hebben verdachte en/of haar, verdachtes, mededader(s)
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer] (per auto) naar de woning in [woonplaats 1] vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar/hun woning en/of
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker laten werken in haar/hun woning, althans die [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten verrichten, en/of
- die [slachtoffer] als verzorger van een (gehandicapt) persoon genaamd [getuige 1] laten werken en/of
- die [slachtoffer] scholing en/of medische verzorging onthouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Het hof neemt uit het vernietigde vonnis over de onder 3.1 en 3.4. vermelde bewijsoverwegingen inclusief de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten 2 tot en met 14 wordt verwezen, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvullingen aanbrengt.
Het hof voegt aan paragraaf 3.4, negende regel, na ‘koken’ de passage toe: ‘Toen [getuige 1] op zichzelf ging wonen in [woonplaats 3] moest [slachtoffer] ook daar alle voorkomende huishoudelijke werkzaamheden verrichten. Ook moest [slachtoffer] geregeld huishoudelijke werkzaamheden verrichten in de woningen van [getuige 2] en van [getuige 3] en [getuige 4] in [woonplaats 2].’
Het hof voegt voorts toe aan paragraaf 3.4 na de derde alinea een nieuwe alinea: ‘De moeder van [slachtoffer], [getuige 5], heeft verklaard dat de vader van [slachtoffer], [getuige 6], tegen haar had gezegd dat hij [slachtoffer] aan verdachte had meegegeven om te werken als werkster in Nederland.1.’
Het hof voegt voorts een nieuwe alinea toe aan paragraaf 3.4, op pagina 5, na de eerste drie regels: ‘[getuige 7] heeft een tweetal maanden in 2007 – toen [slachtoffer] 12 jaar oud was - bij de verdachte in huis gewoond. Zij verklaart bij de rechter-commissaris dat vooral [slachtoffer] het huishouden deed. Zij stofzuigde, ruimde spullen op en vouwde.’2.
Het hof voegt aansluitend op de volgende alinea nog een alinea toe: ‘[getuige 8] bevestigt de verklaring van [slachtoffer] dat zij was weggelopen uit het huis van de verdachte in november 2012. Getuige [getuige 8] trof [slachtoffer] – die zij op dat moment niet kende - in november 2012 in [woonplaats 3] op straat aan waarop [slachtoffer] haar desgevraagd vertelde dat zij was weggelopen. Zij vroeg [getuige 8] om hulp en deze getuige heeft haar daarop hulp geboden.’3.Ook de eerste door [slachtoffer] ondernomen vluchtpoging vindt bevestiging in een verklaring van een getuige. Het betreft [getuige 9]. Zij verklaart dat op een gegeven moment in 2010 zij midden in de nacht werd gebeld door [slachtoffer] die haar vertelde dat ze was weggelopen van huis. Deze getuige is [slachtoffer] toen op gaan halen van het Centraal Station en heeft haar die nacht onderdak gegeven.’4.Voorts heeft deze getuige verklaard van haar vriendin [getuige 1], de dochter van de verdachte, te hebben gehoord, dat [slachtoffer] uit Marokko naar Nederland was gehaald om [getuige 1] te helpen met de dagelijkse dingen en dat de ouders van [slachtoffer] in Marokko geld kregen van de moeder van [getuige 1] voor de diensten die [slachtoffer] uitvoerde zoals schoonmaken, helpen met de huishouding, en ook [getuige 1] aankleden, begeleiden, verzorgen. Getuige [getuige 9] begreep van [getuige 1] dat [slachtoffer] niet veel buiten kwam. [getuige 1] vertelde haar dat [slachtoffer] graag naar school wilde, maar dat dat niet mocht.5.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Wat betreft de bewezenverklaarde periode van 1 januari 2005 tot 7 september 2011:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt
en
wat betreft de bewezenverklaarde periode van 7 september 2011 tot 1 oktober 2012:
mensenhandel.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het hof weegt in de strafmaat mee dat het hier gaat om een zeer ernstig feit.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven jaren op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan de uitbuiting van [slachtoffer]. [slachtoffer] bevond zich al die tijd in een uiterst kwetsbare positie, aangezien zij op zeer jonge leeftijd door de verdachte gescheiden is van haar familie in Marokko en vanuit Marokko door de verdachte is meegenomen naar Nederland met als vooropgezet en enig doel haar te laten werken in de huishouding en met de zorg voor haar gehandicapte dochter te belasten. Daar komt bij dat Nederland voor [slachtoffer] een vreemd land was, waar zij (aanvankelijk) de taal niet sprak, in een sociaal isolement verkeerde en voorts de gewoontes niet kende. [slachtoffer] heeft gedurende de jaren dat zij bij de verdachte verbleef een achtergestelde positie binnen het gezin van de verdachte gehad. Zo was [slachtoffer] illegaal in Nederland, ging zij niet naar school en kreeg zij geen medische en tandheelkundige zorg. [slachtoffer] hield zich gedurende de hele dag alleen bezig met het huishouden en had op de tijden dat dochter van de verdachte niet naar school was de zorg over die gehandicapte dochter van de verdachte. Verder werd [slachtoffer] door de verdachte bang gemaakt voor de politie en werd zij door de verdachte uitgescholden en geslagen. De verdachte heeft [slachtoffer] ook niet in de gelegenheid gesteld contact te onderhouden en een relatie op te bouwen met haar moeder die in Marokko verbleef. Aan de onderhavige situatie is pas na lange tijd een einde gekomen, doordat [slachtoffer] – nadat zij eerder in 2010 was weggelopen, maar door familie van de verdachte tegen haar zin weer onder de hoede van de verdachte was gebracht, eind 2012 definitief is weggelopen.
De verdachte heeft door haar handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] en heeft daarmee voorts inbreuk gemaakt op haar fundamentele rechten, zoals neergelegd in het Verdrag inzake de rechten van het kind. De menselijke waardigheid en persoonlijke vrijheid van [slachtoffer] zijn haar door de verdachte ontnomen en dit is gebeurd gedurende haar vormende jaren. Jaren waarin [slachtoffer] juist (ouder)liefde, steun, begeleiding, scholing en zorg mocht verwachten. De verdachte heeft door aldus te handelen [slachtoffer] een gelukkige en onbezonnen jeugd ontnomen, waarmee ook de basis van haar verdere leven een wankel fundament heeft gekregen, met alle consequenties van dien.
[Slachtoffer] heeft een zeer grote (leer)achterstand opgelopen doordat zij in de daarvoor belangrijkste periode van haar leven, een periode van vorming en ontwikkeling, geen enkele vorm van scholing heeft mogen genieten. Deze achterstand en de emotionele schade die [slachtoffer] heeft opgelopen door verdachtes handelen zijn blijkens haar slachtofferverklaring te karakteriseren als deels vrijwel onherstelbaar.
Voorts weegt het hof mee dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor de gevolgen die het strafbare feit voor [slachtoffer] heeft meegebracht. De verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven te beseffen dat haar gedrag ontoelaatbaar is geweest, hetgeen ook wordt bevestigd in het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 17 juni 2013.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het niet voor een soortgelijk strafbaar feit.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het feit en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de rechtbank opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf. Het hof zal daarom een zwaardere straf aan de verdachte opleggen.
Voorts is hetgeen door de raadsman van de verdachte naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet van dien aard dat het in de strafmaat in strafmatigende zin meegenomen dient te worden. Zo is niet gebleken dat de verdachte detentieongeschikt zou zijn. Bovendien leent de ernst van het feit zich in gevallen als de onderhavige niet voor een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 66.614,84.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van€ 66.614,84 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag – vermeerderd met de wettelijke rente - aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 273f(oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 66.614,84 (zesenzestigduizend zeshonderdveertien euro en vierentachtig cent) bestaande uit € 46.614,84 (zesenveertigduizend zeshonderdveertien euro en vierentachtig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 66.614,84 (zesenzestigduizend zeshonderdveertien euro en vierentachtig cent) bestaande uit € 46.614,84 (zesenveertigduizend zeshonderdveertien euro en vierentachtig cent) materiële schade en € 20.000,00 (twintigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 340 (driehonderdveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. Van Delden, mr. G. Knobbout en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 juli 2017.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 06‑07‑2017
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7], op 1 oktober 2013. Opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Den Haag en de griffier, nr. 5.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 8] van 20 februari 2013, p. 75 e.v.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 9] van 20 februari 2013, p. 78.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 9], op 9 januari 2014. Opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Den Haag en de griffier, nr. 9; Proces-verbaal van verhoor van [getuige 9] van 20 februari 2013, p. 78.