RvdW 2019/1212
Goederenrecht. Pandrecht. Stille verpanding vordering. Vereisten. Uitleg pandakte; maatstaf. Bepaaldheidsvereiste; maatstaf.
HR 22-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1841
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 november 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/02917
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS173580:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1841, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:845, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑07‑2018
- Wetingang
Essentie
Goederenrecht. Pandrecht. Stille verpanding vordering. Vereisten. Uitleg pandakte; maatstaf. Bepaaldheidsvereiste; maatstaf.
Samenvatting
De vestiging van een stil pandrecht op een vordering op naam geschiedt bij authentieke of geregistreerde onderhandse akte, zonder mededeling daarvan aan de schuldenaar van de verpande vordering (art. 3:239 lid 1 BW). Bij de uitleg van de pandakte komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Een van die uitleg te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen vraag ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.