Hof 's-Gravenhage, 14-12-2012, nr. 22-003143-12
ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ9414
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
14-12-2012
- Zaaknummer
22-003143-12
- LJN
BZ9414
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ9414, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 14‑12‑2012; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 4.48 Arbeidsomstandighedenbesluit; art. 4.53a Arbeidsomstandighedenbesluit
- Vindplaatsen
JAF 2013/282 met annotatie van Van der Meijden
JBO 2013/87 met annotatie van mr. drs. D. van der Meijden
Uitspraak 14‑12‑2012
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft opdracht gegeven tot het gedeeltelijk slopen van een woning waarin asbest was verwerkt, zonder over een asbestinventarisatierapport te beschikken, door een bedrijf dat niet in het bezit was van een daartoe benodigd certificaat. Het Hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 8.000,00 (achtduizend euro).
Partij(en)
PROMIS
Rolnummer: 22-003143-12
Parketnummer: 83-258385-11
Datum uitspraak: 14 december 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank van 14 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
de besloten vennootschap
[verdachte],
gevestigd te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 8.000,- waarvan € 4.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
zij, op of omstreeks 21 februari 2011 te Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
een of meer handeling(en),
terwijl de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
namelijk:
het gedeeltelijk afbreken en/of uit elkaar nemen van een bouwwerk, te weten een woning gelegen aan de [adres] aldaar, terwijl in (het dak van) dat bouwwerk asbest of (een) asbesthoudend(e) product(en), te weten chrysotielhoudende dakplaten, was/waren verwerkt
en/of
het verwijderen van asbest of (een) asbesthoudend(e) product(en), te weten chrysotielhoudende dakplaten, uit genoemd bouwwerk,
heeft doen verrichten door [medeverdachte], zijnde een bedrijf dat niet in het bezit was van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
- 2.
zij, op of omstreeks 21 februari 2011 te Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
als degene die een bouwwerk, te weten een woning gelegen aan de [adres] aldaar, gedeeltelijk heeft doen afbreken en/of uit elkaar heeft doen nemen, niet met betrekking tot dat bouwwerk, dan wel het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de handeling werd verricht, heeft beschikt over een asbestinventarisatierapport,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs kon(den) weten dat zich in (het dak van) dat bouwwerk asbest of (een) asbesthoudend(e) product(en), te weten chrysotielhoudende dakplaten, bevond(en).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
zij, op 21 februari 2011 te Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg), opzettelijk, handelingen
terwijl de concentratie van asbeststof was ingedeeld in risicoklasse 2 als bedoeld in artikel 4.48 onderscheidenlijk artikel 4.53a van het Arbeidsomstandighedenbesluit,
namelijk:
het gedeeltelijk afbreken van een bouwwerk, te weten een woning gelegen aan de [adres] aldaar, terwijl in het dak van dat bouwwerk asbest, te weten chrysotielhoudende dakplaten, waren verwerkt,
heeft doen verrichten door [medeverdachte], zijnde een bedrijf dat niet in het bezit was van een certificaat als bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
- 2.
zij, op 21 februari 2011 te Voorburg (gemeente Leidschendam-Voorburg), opzettelijk, als degene die een bouwwerk, te weten een woning gelegen aan de [adres] aldaar, gedeeltelijk heeft doen afbreken, niet met betrekking tot dat bouwwerk, dan wel het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de handeling werd verricht, heeft beschikt over een asbestinventarisatie- rapport, terwijl zij, verdachte, redelijkerwijs kon weten dat zich in het dak van dat bouwwerk asbest, te weten chrysotielhoudende dakplaten, bevond.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 120 van de Woningwet, meermalen gepleegd door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft - op gronden als nader weergegeven in zijn ter terechtzitting overgelegde pleitnota - bepleit dat de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een beroep op afwezigheid van alle schuld toekomt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In de koopovereenkomst van het pand aan de [adres] te Voorburg staat op pagina drie uitdrukkelijk vermeld dat aan koper - dus aan de verdachte - bekend is dat in de onroerende zaak asbest is verwerkt. In de akte van levering staat op pagina zes eveneens vermeld dat aan koper bekend is dat in het verkochte asbest is verwerkt. Gelet op het bovenstaande wist de verdachte van het bestaan van asbest in het gekochte object, als zij al niet op dat spoor gebracht was door het feit dat het een woning betrof die voor 1994 was gebouwd, en had zij - als professioneel ondernemer - zich dienen te oriënteren ten aanzien van de wettelijke eisen voor asbestverwijdering en effectieve voorzorgs- maatregelen moeten nemen. Door dat na te laten heeft zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de werkzaamheden werden uitgevoerd zonder het vereiste asbestinventarisatierapport door een niet-gecertificeerd bedrijf. Het bewezenverklaarde is haar dus volledig toe te rekenen. Daaraan doet niet af dat, zoals de vertegenwoordiger van de verdachte verklaarde, gedacht werd dat het om asbest in het - nog niet gesloopte - schuurdak ging. Anders dan door de raadsman ter terechtzitting is verklaard, blijkt uit het Rapport verkoopkeuring dat de verkoper had laten maken en dat verdachte heeft doen overleggen, niet dat het schuurdak asbest bevatte. In het daarvoor bestemde vakje is immers niets vermeld. De maker van dat rapport die ter terechtzitting als getuige is gehoord, heeft ook verklaard dat hij niet heeft waargenomen dat het schuurdak asbesthoudend was. Aan dat rapport kon verdachte dat vermoeden dan ook niet ontlenen. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 8.000,- waarvan € 4.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de positie van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft opdracht gegeven tot het gedeeltelijk slopen van een woning waarin asbest was verwerkt, zonder over een asbestinventarisatierapport te beschikken, door een bedrijf dat niet in het bezit was van een daartoe benodigd certificaat.
Het is een feit van algemene bekendheid dat asbest een gevaarlijke afvalstof is die onder bepaalde omstandigheden zeer schadelijk is voor de mens. Juist om die reden dient uiterste zorgvuldigheid te worden betracht bij het slopen van oude woningen. Als professioneel ondernemer had de verdachte zich dienen te houden aan de regels. De verdachte heeft door haar nalaten anderen in de directe omgeving van het vrijgekomen asbest potentieel in gevaar gebracht, ook al heeft zij direct na het vrijkomen van de asbest opdracht gegeven om het dak van de woning volledig in te pakken.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt. Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de financiële positie van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 120 van de Woningwet en de artikelen 3 en 6 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 8.000,00 (achtduizend euro).
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 4.000,00 (vierduizend euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking, mr. J. Borgesius en mr. A.V. van den Berg, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 december 2012.
mr. Borgesius is buiten staat dit arrest te ondertekenen.