HR, 13-02-2015, nr. 14/00655
14/00655
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-02-2015
- Zaaknummer
14/00655
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:282, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑02‑2015; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2014:494, Bekrachtiging/bevestiging
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑02‑2015
- Vindplaatsen
V-N 2015/11.18 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2015/114 met annotatie van M.R.P. de Bruin
BNB 2015/121 met annotatie van P.G.M. JANSEN
NTFR 2016/157
NTFR 2015/776 met annotatie van Mr. M.P. van der Burg
Uitspraak 13‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Art. 229b Gemeentewet. Legesverordening 2011 gemeente Dantumadiel. Opbrengstlimiet. Kruissubsidiëring na invoering Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) mogelijk.
Partij(en)
13 februari 2015
nr. 14/00655
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 28 januari 2014, nr. 13/00081, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel tegen een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden (nr. AWB 11/2021) betreffende de ten aanzien van belanghebbende geheven leges. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Het geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2. Beoordeling van de klachten
2.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
2.1.1.
Aan belanghebbende is in verband met het in behandeling nemen van een in 2011 ingediende aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een woonhuis met garage/berging een bedrag van € 4853,35 aan leges geheven. De heffing van dat bedrag is gebaseerd op de Legesverordening 2011 van de gemeente Dantumadiel (hierna: de Verordening) en de bij de Verordening behorende Tarieventabel 2011 (hierna: de Tarieventabel).
2.1.2.
De Tarieventabel bevat drie titels. De eerste titel omvat de algemene dienstverlening, de tweede titel de dienstverlening vallend onder de fysieke leefomgeving en de omgevingsvergunning, en de derde titel de dienstverlening die valt onder Richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, de zogenoemde Europese dienstenrichtlijn.
2.1.3.
Het in behandeling nemen van belanghebbendes aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning valt onder de tweede titel van de Tarieventabel. Op die aanvraag is de per 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) van toepassing.
2.2.1.
Voor het Hof was in geschil of is voldaan aan het in artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet gestelde vereiste dat de geraamde opbrengsten van de op basis van de Verordening geheven leges de geraamde lasten ter zake niet mogen overschrijden (hierna: de opbrengstlimiet). Daarbij was met name in geschil of deze toets door de invoering van de Wabo moet plaatsvinden op basis van alleen de geraamde baten en lasten die betrekking hebben op de omgevingsvergunningen van de tweede titel van de Tarieventabel, zoals belanghebbende verdedigde, dan wel op basis van het totaal van de geraamde baten en lasten van alle in de Verordening geregelde rechten, zoals de heffingsambtenaar verdedigde.
2.2.2.
Het Hof heeft de heffingsambtenaar in het gelijk gesteld. Daartoe heeft het Hof onder meer overwogen dat invoering van de Wabo niet heeft geleid tot wijziging van artikel 229b van de Gemeentewet of invoering van een andere wettelijke bepaling, zodat voor de vraag of de opbrengstlimiet is overschreden de kostendekkendheid op het niveau van de gehele Verordening dient te worden beoordeeld. De klachten richten zich onder meer tegen dit oordeel.
2.3.
Bij de beoordeling van deze klachten moet het volgende worden vooropgesteld.
2.3.1.
In het “Kabinetsplan aanpak administratieve lasten” is het volgende opgenomen ten aanzien van de legesheffing in het kader van de omgevingsvergunning en de daarbij in aanmerking te nemen opbrengstlimiet:
“Leges mogen maximaal kostendekkend zijn. Dit geldt wat betreft gemeenten en provincies voor de gehele legesverordening. Er mag geen winst worden gemaakt op het totaal aan verstrekte producten. Kruissubsidiëring (het hoger stellen van tarieven van leges voor sommige producten om daarmee de tarieven voor andere producten laag te kunnen houden) is daarmee niet expliciet uitgesloten. (…) In het kader van de omgevingsvergunning vindt thans overleg plaats over de hoogte van de leges. Als uitgangspunt wordt gekozen dat de totale legesomvang voor deze vergunning niet de totale kosten van verlening van deze vergunning mag overschrijden.” (Kamerstukken II, 2005/06, 29 515, nr. 140, blz. 25‑26).
2.3.2.
Bij de totstandkoming van de Wabo is omtrent het stellen van nadere regels inzake de legesheffing voor omgevingsvergunningen opgemerkt:
“Eerder is wel nadrukkelijk overwogen om in de Wabo de bevoegdheid op te nemen om bij amvb regels te kunnen stellen met betrekking tot de berekening en de bedragen van de leges. Aanleiding hiervoor is de in de praktijk aangetroffen variatie in de grondslag en de wijze van berekening van de leges voor bouw- en andere vergunningen (…). In het voorontwerp was om deze reden een dergelijke bepaling opgenomen als stok achter de deur wanneer de overheden niet zouden komen tot landelijke, transparante stroomlijning van de berekening van leges ter dekking van de directe kosten die met vergunningverlening samenhangen.
Om twee redenen is vooralsnog van deze bevoegdheid afgezien. Gelet op de in november 2004 door het Rijk, het IPO en de VNG ondertekende Code Interbestuurlijke Verhoudingen zal eerst worden bezien of in overleg met de andere overheden op vrijwillige grondslag gekomen kan worden tot afspraken over de wijze van berekening en de hoogte van de leges.” (Kamerstukken II 2007/08, 30 844, nr. 3, blz. 49).
2.3.3.
Door de aanvaarding van een amendement (Kamerstukken II 2007/08, 30 844, nr. 20) is in (thans) artikel 2.9, lid 2, Wabo de volgende bepaling opgenomen:
“2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de berekeningen en de bedragen krachtens:
a. artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet;
(…)
te heffen rechten ter zake van de behandeling van aanvragen tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning.”
2.3.4.
Het hiervoor in 2.3.1. ten aanzien van “kruissubsidiëring” geciteerde uitgangspunt van het kabinet heeft niet geleid tot wetgevende maatregelen. Ook is geen gebruik gemaakt van de in artikel 2.9, lid 2, Wabo opgenomen bevoegdheid om nadere regels te stellen voor de toepassing van artikel 229b, lid 1, letter b, van de Gemeentewet. Evenmin is die bepaling in de Gemeentewet zelf gewijzigd.
2.4.
Hetgeen hiervoor in 2.3 is vooropgesteld leidt tot de gevolgtrekking dat de beoordeling van de opbrengstlimiet ook thans nog moet plaatsvinden in het licht van hetgeen ondubbelzinnig uit de ontstaansgeschiedenis van die bepaling volgt, namelijk toepassing van de daarin neergelegde toets op 'het totaal van de geraamde baten van de rechten die in een verordening zijn geregeld, en het totaal van de geraamde lasten die de werkzaamheden meebrengen waarvoor deze rechten geheven worden' (zie HR 4 februari 2005, nr. 38860, ECLI:NL:HR:2005:AP1951, BNB 2005/112). 's Hofs hiervoor in onderdeel 2.2.2 weergegeven oordeel is dan ook juist. De tegen dat oordeel gerichte klachten falen.
2.5.
De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 4 april 2014, nr. 12/02475, ECLI:NL:HR:2014:777, BNB 2014/148).
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2015.
Beroepschrift 13‑02‑2015
Edelachtbaar College,
Inzake mijn bezwaar tegen bovengenoemde bouwlegesaanslag werd ik door de rechtbank Leeuwarden in het gelijk gesteld, de legesverordening Werd vernietigd en de gemeente moest de kosten en de betaalde leges terugstorten.
De gemeente werd echter in Hoger beroep in het gelijkgesteld en daarbij werd de uitspraak van het eerste hof vernietigd.
Bij dezen maak ik bezwaar tegen deze vernietiging en ik verzoek u om de vernietiging ongedaan te maken de uitspraak van de eerste rechtbank te handhaven. Ik voer daarbij een hele serie argumenten aan in het onderhavige stuk.
De uitspraak van het Hof in hoger-beroep gaat voorbij aan een hele reeks argumenten die de eerste rechtbank goed beargumenteerd in haar arrest omschreef. Ook ging de hoger-beroep-rechtbank voorbij aan het feit dat de eerste rechtbank al mijn argumenten nog niet eens in overweging had genomen, omdat ze na een viertal bezwaren al tot de uitspraak kwam dat de hele verordening onverbindend was. Omdat al deze mijn argumenten niet weerlegd zijn, hoewel ik daar om verzocht had en de nieuwe argumenten van de gemeente pas in hoger beroep naar voren werden gebracht, kom ik hierbij tot een volledige weergave van mijn bezwaren. Nu de gemeente ook komt met nieuw bewijs, ( t.w. de kostenbegroting van de leges die onder titel 1 vallen) kom ik met de argumenten die ik tot nog toe had laten liggen. In geschil zijn dan nu de volgende zaken:
Argument 1:
- a.
Ten tijde van de vaststelling van de legesverordening 2011, in december 2010 en tevens ten tijde van de vergunningverlening aan mij op 31 mei 2011, bestond er bij de gemeente Dantumadiel geen ‘ begroting van kosten en baten ter zake’, zoals in artikel 219b van de gemeentewet bedoeld is. Met de hieronder ingevoegde begroting van slechts de ‘kosten bouwleges 2011 ’ wordt dat aangetoond. Deze ‘begroting’gaat mank.
Een begroting van kosten en baten is tweezijdig: zowel de kosten als de baten moeten volledig, objectief en transparant onderbouwd zijn. De enige begroting die er was op dat moment en die volgens mij ook de enige is, die voor beoordeling in aanmerking komt is onderstaande.
- b.
Dit is geen raming op WABO-niveau (titel 2) , want er is voor de batenbegroting geen kolom met de (c.a. 25) legesproducten, de activiteiten die daarmee gemoeid zijn, de tijdsbesteding die daarmee gemoeid is en de verwachte aantallen die men ervan denkt te kunnen leveren. Er bestaat derhalve geen transparante onderbouwing van de baten.
‘Bouwleges 2011
[…]
% toe te, rekenen fte's | Prod uren | uren | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
A | B | C | A×B×C | |||||
Coordinator vergunningen | 100% | 1,00 | 1450 | 1.450,00 | ||||
Bouwplantoetsing | 100% | 5,00 | 1450 | 7.250,00 | ||||
Administartieve kracht | 100% | 1,00 | 1450 | 1.450.00 | ||||
Totaal uren | 10.150,00 | |||||||
uurtarief GO | 57,00 | |||||||
Sub totaal | 578.550,00 | |||||||
Grootboeknummer | ||||||||
[001] | Advertentiekosten | 20.000,00 | ||||||
[002] | Div. kost. Bouw- en woningtoezicht | 15.626,00 | ||||||
[003] | Inkomsten wijz. Bestemmingsplannen | − 2.500,00 | ||||||
[004] | Inkomsten procedures planschade | − 1.200,00 | ||||||
[005] | Dwangsommen | − 600,00 | ||||||
Totaal kosten derden | 31.326,00 | |||||||
Subtotaal | ||||||||
Bezuiniging (structureel) | − 50.000,00 | |||||||
Totaal bouwleges | 559.876,00 |
RAMING
aantal | gem.bouwkstn | incl.btw | eenheden | geraamde inkomst. | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
290 | € | 65.000 | € | 77.350 | 154 | € | 558.250 | |
Totaal | 290 | € | 558.250 |
De raming is gebaseerd op de voorlopige aantallen vanuit 2010, nog niet op de Wabo.
dekkingspercentage | 99,7’ |
Omdat er geen transparante objectieve begroting van de baten is, valt er dan ook niet te beoordelen of de gemeente met deze verordening binnen de opbrengst-limiet blijft. Men kan simpelweg niet toekomen aan deze toets. Alleen al op grond van deze 2 constateringen (1a en 1b) zou de verordening m.i.onverbindend verklaard moeten worden.
Omdat de Wabo bij de gemeente niet was ingevoerd voldeed ze daarmee niet aan de vigerende wetgeving van dat moment, (vanaf 1 oktober 2010 bestond de WABO.) De gemeente handelde derhalve onwetmatig met toepassing van een verouderde wetgeving.
Argument 2: De heffingsambtenaar verstrekte mij niet de gevraagde gegevens op mijn bezwaar. In zijn antwoordbrief geeft de heffingsambtenaar aan, geen specificatie te kunnen geven op mijn eerste bezwaar aan de gemeente van 19 augustus 2011. Ook stelde de heffingsambtenaar dat de totale kosten van de gemeente waren geraamd op € 559.876 en dat de inkomsten (baten) op dat bedrag gebaseerd waren. Enig bewijs of onderbouwing daarvoor leverde hij toen niet en de ‘begroting’waaruit dat nu wel zou moeten blijken gaat mank op de hierna te noemen punten:
Argument 3: De coördinator vergunningen wordt opgevoerd voor 100%, met 1 volle fte ad 1450 werkbare uren. Dit cijfer berust m.i. op willekeur, want de gemeente heeft geen verdeelsleutel bepaald voor de toerekening van 25.479 coördinatie-uren ([B]) in de begroting. Ik wordt in dezen gesteund door uitspraken in het rapport van de Rekenkamercommissie (opgesteld door [A]), die een onderzoek deed naar de kostendekkendheid van de leges in Dantumadiel over 2011, uitgebracht op 20 mei 2011, waaruit ik het volgende citeer ten aanzien van de toerekening van de uren [B]:
‘ Helaas ontbreekt de onderbouwing van de voor deze 25.479 uren gekozen verdeelsleutel. Daardoor is het niet duidelijk waarom bijvoorbeeld 600 uur aan begraafplaatsen wordt toegedeeld en geen 300 of 1.450 uur. ’
In de plaats van ‘begraafplaatsen’ kunt u ook lezen ‘bouwvergunningen’, oftewel ‘alle leges’ en van blz. 59 uit de aanbevelingen punt 5:
‘Zorg voor een goede onderbouwing van de uren van BM(F)O/[B] en leg vast waarop die worden geboekt: ofwel rechtstreeks op een product, dan wel rechtstreeks naar de winst- en verliesrekening.’
Argument 4: De gemeente Dantumadiel werkt met een aantal van 1450 productieve uren voor 1 fte. Ik heb nergens een berekening van dat cijfer kunnen vinden. Ook [A] heeft de onderbouwing van dit cijfer niet boven tafel kunnen krijgen. De waarschijnlijkheid van dit hoge getal is niet groot: bij de rijksoverheid gaat men uit van 1372 werkbare uren. Ik wijs dit getal van de hand, mede omdat de gemeente niet met een tijdsregistratiesysteem werkt, kan men het juiste aantal arbeidsproductieve uren niet juist vastgesteld hebben.
Argument 5: Voor bouwplantoetsing begrootte de gemeente 5 fte's ad 1450 uren bij een verwacht aantal aanvragen van 290 stuks. Die begroting van 5 fte's voor 290 aanvragen, komt niet overeen met wat de directeur/gemeentesecretaris in een brief van 7 december 2011 schreef op vragen van een raadslid. Ik citeer uit deze brief:
‘Vervolgens heeft u in de opeenvolgende begrotingen kunnen zien dat nogmaals twee volledige fte's bij deze eenheid zijn wegbezuinigd zodat er op dit moment, afgezien van administra-tieve ondersteuning en teamleiding slechts 2.8 fte aan bouwplantoetsers aanwezig zijn, die jaarlijks gemiddeld toch 300 aanvragen afhandelen.’
Einde citaat.
Waar het om draait is het aantal bouwplantoetsers, dat redelijkerwijs in de kostenbegroting kan worden opgevoerd om de verwachtte 290 bouwaanvragen te kunnen behandelen. Het gaat er dus niet om hoeveel ambtenaren er zaten (men kan er wel 20 huisvesten), maar om hoeveel er redelijkerwijs zouden kunnen/mogen zitten en doorberekend kunnen worden in de kosten. In deze begroting voert de gemeente 5 volle fte's op om 290 aanvragen te verwerken, terwijl de gemeentesecretaris aan het eind van 2011 schrijft dat er slechts 2,8 fte op de afdeling zitten, die zelfs nog meer (300) bouwaanvragen kunnen behandelen!
De vraag is dus: kunnen 2,8 fte's aan bouwplantoetsers de 300 vergunningen verwerken of kunnen 5 fte't slechts 290 vergunningen behandelen? Het lijkt mij in dit geval redelijker dat men met 2,8 fte's, de 300 vergunningen kan verwerken dan dat men met 5 fte's slechts 290 aan kan. Dit omdat men dan met een gemiddelde aanvraag ca 14,5 uren bezig is, wat mij aannemelijker lijkt dan dat men er gemiddeld 25 uren mee zig is. Ergo: Er is m.i. dan ook een onjuist aantal functie-eenheden opgevoerd en de gegevens die de gemeente verstrekte zijn niet met elkaar in overeenstemming.
De cijfers voor toetsers en het urental per fte zijn niet aannemelijk gemaakt, met deze onvolkomenheden en tegenstrijdigheden. Er is geen tijdregistratiesysteem en mede daardoor kan de gemeente niet met feiten onderbouwen dat het er 5 moeten zijn op het aantal van 290 verwachtte aanvragen.
Argument 6: Vervolgens voert de gemeente 1 fte op voor administratie. Wat moet zo'n administratieve kracht een hele dag doen? Hij heeft per dag nooit meer dan gemiddeld 1,5 nota op te maken. De uren van de administratieve kracht zijn niet onderbouwd met activiteiten of met een verdeelsleutel hiervoor. Om het aantal uren aannemelijk te maken zou de gemeente op zijn minst met een overzicht van de werkzaamheden en de uren-onderbouwing daarvan moeten aantonen dat dit cijfer niet op willekeur berust. De gemeente heeft geen verdeelsleutel voor de administratieve ondersteuning vastgesteld en heeft die volle fte die zij op voert, niet onderbouwd. Daarom betwijfel ik de juistheid van dit cijfer.
Samengevat: De gevolgen van deze ontransparante berekeningen onder de argumenten 3, 4, 5 en 6 zijn dramatisch voor de hoogte van de bouwleges: stel dat men 2,8 fte's had opgevoerd (zoals de gemeentesecretaris schreef) en 0,5fte coördinatie ( als er wel een verdeelsleutel was geweest) en 0,2 fte administratie, tegen 1372 ( het gangbare getal) werkbare uren, in totaal 3,5 fte i.p.v. 7 ad 1372 uren tegen een uurtarief van € 57,- dan waren de kosten begroot op € 273.714,- in plaats van de opgevoerde € 578.550,-. De bouwleges waren dan in één klap meer dan gehalveerd en zouden daarmee op gelijk niveau met andere Friese gemeentes zijn gekomen, terwijl ze nu meer dan het dubbele zijn van bijv. buurgemeente Tytsjerksteradiel.
Argument 7: Dan komt de gemeente met een ‘Bezuiniging (structureel) van — € 50.000,-’ Waar deze bezuiniging op berust is onduidelijk, evenals hoe die verwezenlijkt wordt. Op vragen van de eerste rechtbank, zei de heffingsambtenaar dat het om 1 fte ging. Een fte is echter 1450 × € 57,- = € 82.650,- in plaats van € 50.000,- Dit is voor mij geen aannemelijke verklaring omdat er in dit geval heel simpel gewoon 1 fte minder opgevoerd had kunnen worden. Gaat het om uren [B]? of om uren administratieve ondersteuning? of om bouwplantoetsers? of om alle 3 voor een gedeelte? Waarom bezuinigt men niet € 82.650,- ?
De overhead van 2 fte's op een personeelsbestand van 5 fte's, of zelfs 4 fte's is hiermee buitenproportioneel. (40 tot 70 %)
Dit bedrag van € 50.000,- berust m.i. op willekeur omdat er tot dan toe geen omschrijving en geen berekening voor aangegeven was. Wat men er later voor opgaf is ongeloofwaardig om bovengenoemde redenen.
Argument 8: Het totaalbedrag van de kosten (wat door mij in de argumenten 2 t/m 7 zeer betwijfeld wordt) is geraamd op € 559.876,-. De gemeente streeft een dekkingspercentage na van 99,7% en wil derhalve met de ‘Bouwleges 2011 /([…]) een bedrag van € 558.250,- binnen halen. Daarvoor gebruikt ze de volgende basisgetallen:
- a.
Het aantal vergunningen wordt geraamd op 290. Voor dit cijfer bestaat geen onderbouwing met prognoses en a.d.h. van cijfers van bijv. het CPB. Waarom wordt dit niet geraamd op bijv. 410 of 80 (wat de werkelijkheid in de jaarrekening benadert.)?
- b.
De gemiddelde bouwkosten worden geraamd op € 65.000,- en incl.19% btw op € 77.350,- Hoe komt men aan deze gemiddelde bouwsom? Alle cijfers horen op controleerbare wijze te zijn vastgelegd. Omdat er geen berekening van de gemiddelde bouwsom is, moet ik ervan uitgaan dat die op willekeur berust.
Is dit het gemiddeld van een aanvraag van een kapvergunning van 1 boom en de bouw van een scholencomplex als bijv. ‘[C]’ van vele miljoenen? Valt er met een dergelijk ‘gemiddelde’ een betrouwbare en redelijke legesverordening op te bouwen?
Met andere woorden er is geen betrouwbaar en redelijk gemiddelde vastgesteld op grond van controleerbare cijfers.
- c.
De gemeente stelt het legesbedrag dan blijkens de 1e antwoordbrief van de heffingsambtenaar, vast op € 13,- per € 500,- bouwsom. Simpelweg gezegd 2,6% over de afgeronde bouwsom. Over een gemiddelde afgeronde bouwsom van € 77.000,- moet je dan aan leges € 2.002,- betalen. Vermenigvuldigd met 290 (aantal gemiddelde bouwaanvragen) levert dat € 580.580,- op. Mijn bezwaar is dan dat dit bedrag veel meer is dan de begrootte 99,7% en ruim boven de beoogde € 558.250,- ligt. (Ergo: de gemeente overschrijdt hiermee, (nog afgezien van alle betwijfelde cijfers) de opbrengstlimiet en het genoemde percentage is niet juist.
Het totaal van manco's overziende kom ik tot de conclusie dat de kostendekkendheid noch op Wabo-niveau, noch op verordeningsniveau kan worden vastgesteld vanwege ontransparante, oncontroleerbare cijfers en aantoonbaar onjuiste cijfers.
Het gaat daarbij niet om de verordening op onderdelen af te wijzen, maar die onderdelen samen als geheel als onvoldoende te bestempelen, om een oordeel over de kostendekkendheid te kunnen geven. Ook het RKC-rapport ( i.s.m. [A] ) geeft voldoende aanwijzingen dat de gemeente onvoldoende inzicht in de cijfers geeft. De conclusies uit het rapport geven duidelijk aan waar de amnco's zitten en spreken voor zich. Ik citeer:
‘5.4. Aanbevelingen
Transparantie
- 1.
Onderbouw beter de kostenopbouw en kostendekkendheid van de heffingen en leges die de raad jaarlijks in de begroting vaststelt. Hanteer daarbij zo veel mogelijk een vaste systematiek van kostentoedeling en presentatie van gegevens.
- 2.
Stel een beleidsnota op waarin deze materie op een heldere en samenhangende wijze wordt behandeld. De raad kan alleen goed voorbereid beslissen over de hoogte van de leges en heffingen als er volstrekte duidelijkheid bestaat over de kostenopbouw en -toedeling, over onder meer de toerekeningssystematiek en verdeelmaatstaven die hierbij worden toegepast en over het voorgestelde kostenverhaal in relatie tot de wettelijke (on)mogelijkheden terzake.
Vaststelling van verhaalbare kosten
- 3.
Tref maatregelen van organisatorische aard om meer grip te krijgen op de verhaalbare kosten. Denk hierbij onder meer aan tijdschrijven om goed inzicht te krijgen in de kosten van specifieke producten.
- 4.
Schep duidelijkheid over het aantal productieve uren waarmee per fte mag worden gerekend. Dit is noodzakelijke om de kosten die verhaald mogen worden, goed te kunnen vaststellen.
- 5.
Zorg voor een goede onderbouwing van de uren van BM(F)O/[B] en leg vast waarop die worden geboekt: ofwel rechtstreeks op een product, dan wel rechtstreeks naar de winst- en verliesrekening.
- 6.
Bepaal een verdeelmaatstaf voor de kosten van de GBA en leg de onderbouwing daarvan vast.
- 7.
Ga voor de volgende clusters van heffingen/leges na of de tarieven zodanig zijn dat op clusterniveau de geraamde baten niet hoger zijn dan de geraamde lasten:
- —
de ‘Wabo-kolom’ (incl. de lasten van de (postzegel) bestemmingsplanprocedures als bedoeld in art. 2.12 Wabo)
- —
de leges die onder de Europese dienstenrichtlijn vallen
- —
de overige leges (titel 1 van de tarieventabel bij de legesverordening)
Argument 9: Pas in hoger beroep leverde de gemeente een raming van de begrote lasten en baten van de leges burgerzaken aan, waarmee men aantonen wilde dat er bij burgerzaken op de begroting een groot tekort is t.w. van € 201.000,- en dat er ook in voorgaande jaren tekorten waren. De bedoeling van dit stuk is, om aan te tonen dat de kostendekkendheidsvoorwaarde (art. 229b) niet wordt overschreden in 2011, mits men de oude interpretatie (van voor de Wabo) van kostendekkendheid over de gehele verordening nog zou hanteren en ongelimiteerd kruissubsidiëring zou mogen toepassen. (Hetgeen m.i. niet het geval is.)
Ik voeg nu die legesverordening burgerzaken in:
2.9
In een bijlage van het rapport is een raming van de begrote lasten en baten van de leges burgerzaken van het jaar 2011 opgenomen. Deze is:
‘
Burgerzaken 2011 | ||||
---|---|---|---|---|
Omschrijving grootboeknummer | Kostensoort | Bedragen | Dekking | |
Burgerlijke stand | ||||
burgerlijke stand | overige goederen en diensten | € | 2.316 | |
doorberekende huisvestingskosten | kostenplaats gemeentehuis | € | 16.500 | |
doorberekende kosten bedrijfsvoering | kostenplaats stafgroep [B] | € | 53.543 | |
LEGES | leges en rechten | € | 6.035 | 8% |
Saldo | € | (66.324) | ||
Identiteitsbewijzen | ||||
rijksleges | Rijksleges | € | 60.000 | |
diverse kosten paspoorten | overige goederen en diensten | |||
doorberekende kosten bedrijfsvoering | kostenplaats stafgroep [B] | € | 54.450 | |
LEGES | leges en rechten | € | 131.000 | 114% |
Saldo | € | 16.550 | ||
Rijbewijzen | ||||
Rijbewijzen | overige goederen en diensten | € | 1.007 | |
rijksleges | Rijksleges | € | 23.000 | |
eigen verklaringen | overige goederen en diensten | € | 7.049 | |
doorberekende kosten bedrijfsvoering | kostenplaats stafgroep [B] | € | 19.663 | |
LEGES | leges en rechten | € | 79.000 | 156% |
Saldo | € | 28.281 | ||
GBA | ||||
persoonsregistratie | overige goederen en diensten | € | 3.525 | |
berichtenverkeer GBA | overige goederen en diensten | |||
rijksleges persoonsregistratie | Rijksleges | € | 9.063 | |
doorberekende kosten bedrijfsvoering | kostenplaats stafgroep [B] | € | 184.949 | |
LEGES | leges en rechten | € | 18.000 | 9% |
Saldo | € | (179.537) | ||
Totaal leges Burgerzaken 2011 | € | 234.035 |
Totaal kosten Burgerzaken 2011 | € | 435.065 | ||
Saldo Burgerzaken 2011 | € | (201.030) | 54% |
De gemeente beroept zich op het feit dat de kostendekkendheid tot 2011 altijd op verordeningsniveau werd beoordeeld en dat de WABO-voorwaarde, dat de leges voortaan op titelniveau beoordeeld moeten worden, (waarbij er aan de kruissubsidie de voorwaarde is gesteld dat deze alleen nog maar toegepast mag worden op ‘onderling sterk samenhangende legesproducten en gemotiveerd moeten worden’) in strijd is met art. 229b van de gemeentewet.
- a.
Mijn eerste bezwaar hiertegen is dat hiermee de Wabo-voorwaarden worden geschonden. Tussen burgerzaken (bijv. een rijbewijs) en de wabo-leges (bijv. de bouwaanvraag voor een scholencomplex als ‘[C]’ bestaat geen enkele samenhang. De gemeente beroept zich op het feit dat de Wabo niet in overeenstemming is met de oude (bij jurisprudentie toegestane) interpretatie van artikel 229b van de gemeentewet. Ik stel vast dat die ‘historisch ingeburgerde interpretatie’ van het begrip ‘ter zake’ voorheen ook al niet zuiver in overeenstemming met de ‘geest van de wet’ was, namelijk om te voorkomen dat gemeentes onduidelijke en niet-te-motiveren leges zouden heffen, vanuit hun monopoliepositie.
Het is m.i. niet zo, zoals de gemeente stelt dat die ongelimiteerde kruissubsidie, bij wet was vastgelegd: het was een ingeburgerde en geaccepteerde uitleg op grond van (vroege) jurisprudentie, niet meer dan dat. Onder 4.6 vermeldt het Hof in-hoger-beroep dan ook dat deze interpretatie uit de geschiedenis tot stand is gekomen. Het is dus geen wet!
Aan deze al-te-ruime interpretatie is dan ook met de Wabo-voorwaarde dat er alleen nog kruissubsidiëring tussen sterk samenhangende legesproducten mag plaats vinden, een einde gekomen. Naar mijn mening hoort ook het Hof in deze hoger-beroepszaak de nieuwe interpretatie nu te volgen, mede omdat de oude interpretatie wel erg ver af week van de ‘kosten ter zake’.
De Wabo is dan ook niet in strijd met artikel 229b van de gemeentewet, alleen de interpretatie is aangescherpt. De interpretatie-geschiedenis van art. 229b van de gemeentewet is met de aanname van de Wabo duidelijk en gemotiveerd beëindigd. Voortaan (en ook in dit geval) is alleen nog kruissubsidiëring toegestaan tussen sterksamenhangende producten.
De gemeente probeert met dit, ten-langen-leste ingediende argument, aan deze nieuwe interpratie te ontkomen en de hoger-beroep-rechtbank heeft dat m.i. ten onrechte geaccepteerd. Ergo: de Wabo is met een zekere bedoeling aangenomen en die heeft ook het Hof in hoger beroep t.a.v. de gemeente Dantumadiel te respecteren. Een wetswijzing van art. 229b van de gemeentewet was en is dan ook niet noodzakelijk, omdat ze niet strijdig is met de Wabo. Bovendien moet de toepassing van de kruissubsidiëring gemotiveerd worden, ook een nieuwe voorwaarde en daar is hier ook geen sprake van.
- b.
Mij tweede bezwaar tegen de inlevering van dit stuk is, dat de baten niet op controleerbare wijze zijn vastgesteld. Voor geen enkel cijfer is de onderbouwing aangereikt. Zo is niet per legessoort duidelijk welke activiteiten er plaatsvinden, hoeveel tijd daarmee gemoeid is en hoeveel van dergelijke producten men verwacht te leveren. Cijfers die een gemeente aanreikt moeten op controleerbare wijze zijn vastgelegd en daar is hier geen sprake van. Het Hof in hoger-beroep, stelt dat de onderbouwing wel terug te vinden is in de totale begroting, maar levert daarvoor niet het bewijs. Ik heb ze niet kunnen vinden. Als men een dergelijke uitspraak doet, moet men de feiten erbij leveren.
De cijfers van de bouwleges waren al niet onderbouwd en daarmee kon geen conclusie aan die cijfers verbonden worden, aan deze cijfers betreffende burgerzaken zijn evenmin conclusies te verbinden omdat de legesproducten niet zijn onderbouwd met controleerbare cijfers.
Ergo: Ook al zou men de Wabo-wetgeving mogen negeren, dan nog kan met een dergelijke begroting niet worden aangetoond dat men aan de opbrengstlimiet voldoet.
In een groot aantal gevallen (argumenten) is aangetoond dat de cijfers die de heffingsambtenaar heeft verstrekt, onjuist zijn of onvoldoende inzicht bieden om conclusies aan deze cijfers te verbinden. De hoger-beroeprechtbank is helaas voorbijgegaan aan de bevindingen van de eerste rechtbank. Daarom heb ik ze voor een groot deel maar weer eens op een rijtje gezet, samen met de argumenten waar de eerste rechtbank niet aan toe kwam.
De conclusies van de eerste rechtbank waren voldoende onderbouwd. De conclusies van de hoger-beroep-rechtbank zijn niet of slecht onderbouwd en berusten gedeeltelijk op achterhaalde interpretaties.
De kostenopbouw van geen van de hierbij betwiste leges is transparant. De stelling van het Hof, dat de cijfers wel terug zijn te vinden in de begroting wijs ik van de hand. In de begroting heb ik deze niet kunnen aantreffen. Wanneer een dergelijke uitspraak gedaan wordt, moet men het bewijs erbij leveren. De totaal-begroting is zelfs nog globaler dan de hierbij aangereikte stukken. Dat de raad deze begroting goedkeurde is evenmin bewijs voor de kostendekkendheid. Dat de provincie hier eveneens mee akkoord ging en de accountant is evenmin bewijs: zij allen controleren op ieder hun eigen gebied, behalve op de wettelijke onderbouwing en de verhaalbaarheid en de opbrengstlimiet.
Onder 4.9 komt het Hof tot de volgende uitspraak:
‘De Tweede Kamer’heeft bij de totstandkoming van de Wabo als uitgangspunt geformuleerd dat — in tegenspraak met ( de parlementaire geschiedenis van) art. 229b van de Gemeentewet — de geraamde baten die zien op de omgevingsvergunning niet mogen uitgaan boven de geraamde kosten van de omgeveingsvergunning. De hiervoor onder 4.7 bedoelde kruissubsidiëring zou niet meer zijn toegestaan. Wijziging van artikel 229b van de Gemeentewet of invoering van een andere wettelijke bepaling heeft echter niet plaatsgevonden zodat naar het oordeel van het Hof voor de vraag of er overschrijding van de opbrengstlimiet, de kostendek-kendheid van de gehele Legesverordening beoordeeld dient te worden.’
Mijn conclusies zijn een andere dan het Hof:
- 1e.
Aan de geschiedenis en interpretatie van art. 229b is nu zeker een einde gekomen.
- 2e.
De wabo is wet geworden en daar heeft ook het Hof zich aan te houden.
- 3e.
De Wabo is niet in tegenspraak met art. 229b van de gemeentewet.
- 4e.
Er bestaat in het geheel geen noodzaak om art. 229b van de gemeentewet aan te passen.
- 5e.
De kostendekkendheidsvoorwaarde dient op titelniveau beoordeeld te worden.
Zoals reeds eerder door mij is aangetoond, kan de gemeente geen transparante onderbouwing voor de kosten geven en van de baten inzake de bouwleges en de leges burgerzaken al helemaal niet. Derhalve kan niet worden toegekomen aan de toets op de opbrengstlimiet en daaruit kan pas de conclusie worden getrokken dat niet aan de kostendekkendheidsvoorwaarde is voldaan. Dat is wat anders dan wat het Hof hier stelt. Ik heb ook aangetoond waarom het m.i. niet noodzakelijk is om art. 229b te wijzigen: er is geen tegenstrijdigheid tussen art. 229b en de Wabo. Alleen de ongelimiteerde kruissubsidiëring die (historisch bepaald) werd toegepast, is ingeperkt met de nieuwe interpretatie die de Tweede Kamer daaraan gaf.
Ik wijs de conclusie van het Hof, dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de ramingen, van de hand. M.i. heeft hij zwaar gefaald in het onderbouwen van de cijfers. Ik heb systematisch aangegeven waar het inzicht ontbreekt en met redenen omkleed.
Mijn stelling is dan ook: Beide begrotingen, zowel van de kosten van de bouwleges, als van de leges burgerzaken zijn onvolledig, ontransparant en op elementaire punten zelfs onjuist. De cijfers bieden onvoldoende inzicht in de ramingen en zijn onvoldoende onderbouwd om tot het oordeel te komen dat aan de kostendekkendheidsvoorwaarde is voldaan. Daarmee moet geconcludeerd worden dat niet aan de opbrengstvoorwaarde is voldaan. Dat is mijn conclusie.
Mijn eis is dan ook de volgende: De uitspraak van de eerste rechtbank dient gehadhaafd te worden en de gemeente dient te worden veroordeeld tot terugbetaling van de leges en vergoeding van de gemaakte kosten.