Hof Arnhem, 19-10-2011, nr. 24-002704-07
ECLI:NL:GHARN:2011:BU1785
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
19-10-2011
- Zaaknummer
24-002704-07
- LJN
BU1785
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2011:BU1785, Uitspraak, Hof Arnhem, 19‑10‑2011; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:125, Niet ontvankelijk
Uitspraak 19‑10‑2011
Inhoudsindicatie
Veroordeling ter zake van handel in cocaïne tot een gevangenisstraf van 219 dagen, met aftrek van voorarrest. De getuigen kunnen op grond van hun gebruikerservaring cocaïne herkennen en van andere drugs/stoffen kunnen onderscheiden. Gelet hierop en de getuigenverklaringen dat het om cocaïne ging, is het buiten redelijke twijfel dat het om cocaïne als bedoeld in de Opiumwet ging. Nu de raadsman de onrechtmatigheid van de fotoconfrontaties louter baseert op de stelling dat er meervoudige fotoconfrontaties plaats hadden moeten vinden in plaats van enkelvoudige, is er onvoldoende grond om de fotoconfrontaties als onrechtmatig aan te merken, zodat zij voor het bewijs gebezigd kunnen worden.
Partij(en)
Gerechtshof Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002704-07
Uitspraak d.d.: 19 oktober 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 oktober 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 mei 2009 en 5 oktober 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 219 dagen, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. V.C. van der Velde, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] (meermalen) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) meerdere eenheden (envelopjes) met daarin een materiaal (telkens) bevattend cocaine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal (telkens) bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat de door verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, onder meer de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3], [getuige 4] en
[getuige 5], zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ter terechtzitting van het hof d.d. 5 oktober 2011 heeft de raadsman van verdachte betoogd dat niet bewezen kan worden dat het verkochte materiaal cocaïne betreft. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat het uit de (enkelvoudige) fotoconfrontaties voortvloeiende bewijs uitgesloten dient te worden van het bewijs wegens onrechtmatigheid, nu er in de plaats van enkelvoudige, meervoudige fotoconfrontaties plaats hadden moeten vinden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bewijs ten aanzien van het verkochte materiaal
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte eenheden (envelopjes) met daarin cocaïne (onder andere) heeft verkocht. Het hof heeft daarbij gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 1],
[getuige 2], [getuige 4] en [getuige 5]. Op basis van deze verklaringen stelt het hof vast dat voornoemde getuigen (jaren)lange ervaring hebben met het gebruik van cocaïne en dat zij allen verklaren meerdere malen die drug bij verdachte te hebben gekocht. In het bijzonder heeft het hof gelet op de constatering van getuige [getuige 1] in zijn verklaring d.d.
- 7.
februari 2007, als volgt luidende: "Ik heb de cocaïne gesnoven en dit gaf de reactie die ik van cocaïne verwacht." Het hof is van oordeel dat de getuigen op grond van hun gebruikerservaring cocaïne kunnen herkennen en van andere drugs/stoffen kunnen onderscheiden. Deze factoren in onderling verband bezien stellen buiten redelijke twijfel dat het om (envelopjes met) cocaïne als bedoeld in de Opiumwet ging.
Fotoconfrontaties
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad valt af te leiden dat de bewijsvergaring met betrekking tot verklaringen van personen inhoudende herkenning van een verdachte als betrokken bij een strafbaar feit, onrechtmatig is geweest wanneer de gang van zaken bij een confrontatie onverenigbaar is met een eerlijke procesvoering. De enkele omstandigheid dat slechts één foto aan de getuige is vertoond, is daarvoor niet voldoende.
Gelet op het voorgaande en het feit dat de raadsman de onrechtmatigheid louter baseert op de stelling dat er meervoudige fotoconfrontaties plaats hadden moeten vinden in plaats van enkelvoudige, is het hof van oordeel dat er onvoldoende grond is om de fotoconfrontaties als onrechtmatig aan te merken. Zij kunnen derhalve voor het bewijs gebezigd worden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] (meermalen) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd meerdere eenheden (envelopjes) met daarin een materiaal bevattend cocaine,zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de periode van 1 juni 2006 tot en met 12 juni 2007 meermalen opzettelijk envelopjes met daarin cocaïne verkocht en afgeleverd aan drugsgebruikers en deze naar hen vervoerd.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan overtredingen van de Opiumwet. De strafwaardigheid hiervan is gelegen in de ernstige bedreiging die het gebruik van cocaïne voor de volksgezondheid vormt en in de met het gebruik van cocaïne gepaard gaande criminaliteit.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 oktober 2011 blijkt dat verdachte sinds het bewezen verklaarde feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft tevens in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze door hem ter terechtzitting van het hof d.d. 5 oktober 2011 naar voren zijn gebracht. Verdachte gaf aan een periode gokverslaafd te zijn geweest. Deze problematiek speelt volgens verdachte inmiddels niet meer. Daarnaast is verdachte sinds enige tijd uit zijn uitkeringssituatie en via een uitzendbureau werkzaam in de transportbranche.
Voorts is vast komen te staan dat er sprake is van - kort gezegd - 'undue delay' in de zin van artikel 6 EVRM. Na het instellen van het hoger beroep op 31 oktober 2007 tot aan de uitspraak van het hof is bijna 4 jaar verstreken.
Hoewel het hof - met de rechtbank - van oordeel is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden is, ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het 'undue delay' en het gegeven dat verdachte na het bewezen verklaarde feit niet meer met justitie in aanraking is geweest aanleiding om af te zien van een straf die verdere vrijheidsbeneming met zich mee brengt. Het hof zal daarom, conform de eis van de advocaat-generaal, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 219 dagen - gelijk aan de duur van het voorarrest - opleggen. Deze straf biedt verdachte tevens de mogelijkheid de door hem ingeslagen weg voort te zetten.
Beslag
Het hof zal de verbeurdverklaring gelasten van de in beslag genomen mobiele telefoon (Nokia 73), nu het hiervoor bewezen verklaarde feit met behulp van dit goed is begaan en uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat dit goed toebehoort aan verdachte.
Het hof zal de teruggave gelasten aan de verdachte van de in beslag genomen palmtop, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 57 en 63 van de Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 219 (tweehonderdnegentien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
mobiele telefoon (Nokia 73).
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
palmtop.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Reinke, griffier,
en op 19 oktober 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J. Hielkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.