Einde inhoudsopgave
Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd
Artikel 1 [Gelijkstelling thuiswerk met dienstbetrekking]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
27-06-2023, Stb. 2023, 240 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Wet invoering minimumuurloon (12-05-2023, Stb. 168).
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Als dienstbetrekking in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet en de Werkloosheidswet wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als thuiswerker arbeid verricht en van de persoon die hem als hulp bij het verrichten van zijn arbeid bijstaat, indien zij deze arbeid persoonlijk verrichten.
2.
De arbeidsverhouding, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts als dienstbetrekking beschouwd indien:
- a.
zij is aangegaan voor een aaneengesloten periode van ten minste dertig dagen;
- b.
het bruto-inkomen uit deze arbeidsverhouding per maand doorgaans ten minste 40% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag zal bedragen;
- c.
voor de persoon jonger dan 21 jaar, wiens bruto-inkomen uitsluitend in verband met zijn leeftijd op een lager bedrag dan als bedoeld in onderdeel b is vastgesteld, het bruto-inkomen uit deze arbeidsverhouding doorgaans ten minste 40% van het voor zijn leeftijd geldende minimumloon, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag zal bedragen.
3.
Indien binnen dertig dagen na het einde van een arbeidsverhouding met dezelfde opdrachtgever een nieuwe arbeidsverhouding wordt aangegaan, geldt het tweede lid, onderdeel a, niet voor die nieuwe arbeidsverhouding, tenzij de tijdvakken waarvoor de arbeidsverhoudingen zijn aangegaan te zamen korter zijn dan dertig dagen.
4.
Hetgeen een thuiswerker en de persoon die hem als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat gezamenlijk aan bruto-inkomen ontvangen, wordt voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b en c, geacht door ieder van hen voor een gelijk deel te zijn ontvangen, tenzij van een andere verdeling blijkt.
5.
Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot de arbeidsverhouding van degene die werkzaam is op basis van een voor aanvang van de betaling van de beloning gesloten schriftelijke overeenkomst waaruit blijkt dat het de bedoeling is van beide partijen dat dit artikel niet van toepassing is.