Verdrag inzake Antarctica
Artikel XII
Geldend
Geldend vanaf 23-06-1961
- Bronpublicatie:
01-12-1959, Trb. 1965, 148 (uitgifte: 12-08-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
23-06-1961
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-1959, Trb. 1965, 148 (uitgifte: 12-08-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
1
(a)
Dit Verdrag kan te allen tijde met algemene instemming der Verdragsluitende Partijen welker vertegenwoordigers het recht hebben deel te nemen aan de in Artikel IX bedoelde vergaderingen worden gewijzigd of geamendeerd. Dergelijke wijzigingen of amendementen worden van kracht wanneer de depot-regering van al deze Verdragsluitende Partijen mededeling heeft ontvangen dat zij de wijziging of het amendement hebben bekrachtigd.
(b)
Dergelijke wijzigingen of amendementen worden vervolgens voor iedere andere Verdragsluitende Partij van kracht, wanneer de depot-regering van die Verdragsluitende Partij mededeling heeft ontvangen dat zij de wijziging of het amendement heeft bekrachtigd. Iedere zodanige Verdragsluitende Partij van wie binnen twee jaar na het van kracht worden van de wijziging of van het amendement overeenkomstig het eerste lid, onder (a), van dit artikel geen mededeling van bekrachtiging is ontvangen, wordt na het verstrijken van deze termijn geacht opgehouden partij te zijn bij dit Verdrag.
2
(a)
Indien na verloop van dertig jaar, te rekenen van de inwerkingtreding van dit Verdrag af, een der Verdragsluitende Partijen wier vertegenwoordigers het recht hebben deel te nemen aan de in artikel IX bedoelde vergaderingen, zulks door middel van een aan de depot-regering gerichte kennisgeving verzoekt, wordt zo spoedig mogelijk een Conferentie van alle Verdragsluitende Partijen belegd om de werking van het Verdrag aan een onderzoek te onderwerpen.
(b)
Alle wijzigingen of amendementen van dit Verdrag die tijdens een dergelijke Conferentie worden goedgekeurd door de meerderheid van de ter Conferentie vertegenwoordigde Verdragsluitende Partijen, met inbegrip van de meerderheid der Verdragsluitende Partijen, welker vertegenwoordigers het recht hebben deel te nemen aan de in artikel IX bedoelde vergadering, worden onmiddellijk na de Conferentie door de depot-regering ter kennis gebracht van alle Verdragsluitende Partijen en worden van kracht overeenkomstig het eerste lid van dit artikel.
(c)
Indien een dergelijke wijziging of een dergelijk amendement niet binnen twee jaar te rekenen van het tijdstip waarop de wijziging of het amendement ter kennis van alle Verdragsluitende Partijen is gebracht, overeenkomstig het eerste lid, onder (a), van dit artikel van kracht is geworden, kan iedere Verdragsluitende Partij op elk ogenblik na het verstrijken van die termijn de depot-regering mededelen dat zij dit Verdrag opzegt; deze opzegging wordt twee jaar nadat de depot-regering deze mededeling heeft ontvangen van kracht.