Regeling taxibestuurders 2005
Bijlage 1
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
23-05-2024, Stcrt. 2024, 15122 (uitgifte: 27-05-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/133065)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-05-2024, Stcrt. 2024, 15122 (uitgifte: 27-05-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/133065)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
behorende bij artikel 3 van de Regeling taxibestuurders 2005
Bij het examen vakbekwaamheid voor het besturen van een taxi worden in ieder geval de kennis en vaardigheden vastgesteld van de hiernavolgende onderwerpen.
Theorie-examen
I. Administratie en documenten
De kandidaat heeft kennis van het doel, de inhoud en de functie van voor de beroepsuitoefening relevante documenten met betrekking tot het voertuig en het vervoer zoals: chauffeurspas, chauffeurskaart, Europees schadeformulier, dagrittenstaat, werkmap en overige voertuigdocumenten en persoonlijke documenten.
II. Wet- en regelgeving
De kandidaat heeft kennis van:
- 1.
de inhoud en toepassing van relevante artikelen uit de Wegenverkeerswet 1994;
- 2.
de inhoud en toepassing van relevante artikelen uit het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- 3.
de belangrijkste specifieke wet- en regelgeving op het gebied van taxivervoer over de weg waaronder de Wet personenvervoer 2000, het Besluit personenvervoer 2000, en de Arbeidsomstandighedenwet;
- 4.
de relevante aspecten uit de Algemene Taxivoorwaarden waaronder doel, functie en inhoud van de begrippen toepasselijkheid, beperkingen in het vervoer, aansprakelijkheid vervoerder, reiziger en chauffeur, handelingen voor, tijdens en na de rit;
- 5.
de belangrijkste begrippen en bepalingen uit de rij- en rusttijdenregelgeving, waaronder uit de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer en de toepassing daarvan in het bijzonder de week- en rusttijd, de standaardregeling en collectieve regeling op het gebied van rusttijden en rijtijden, de nachtdienst in de standaardregeling en de overlegregeling;
- 6.
de eindverantwoordelijkheid voor de naleving van de rij- en rusttijdenregeling en de controlerende instanties in het bijzonder de inhoud van het begrip eindverantwoordelijkheid en de handhaving door politie en de Inspectie Leefomgeving en Transport;
- 7.
het belang van het naleven van de rij- en rusttijdenregeling in het kader van gezondheid, (verkeers)veiligheid en welzijn.
III. Ritvoorbereiding
De kandidaat heeft kennis van:
- 1.
de verschillende soorten vervoer, de voertuigkeuze en de factoren voor de voertuigkeuze, in het bijzonder het onderscheid tussen straattaxi, opstapvervoer, besteld vervoer, contractvervoer zoals regiotaxi en leerlingenvervoer, gehandicaptenvervoer en openbaar vervoer; ook moet de kandidaat aan de hand van een praktijkvoorbeeld een keuze voor een voertuig kunnen maken en de factoren kunnen noemen die van invloed zijn op de keuze voor een voertuig;
- 2.
het belang van een goed onderhouden voertuig in het kader van (verkeers)veiligheid, het voorkomen van defecten en het comfort voor passagiers.
IV. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
De kandidaat heeft kennis van:
- 1.
verkeersveiligheidsrisico's en invloedfactoren in relatie tot de bestuurder en kan deze aan de hand van praktijkvoorbeelden over drugs, alcohol, medicijnen, het afleiden tijdens het rijden, ziekte of gebreken, vermoeidheid, irritatie, stress en haast, wensen van de klant herkennen; ook kan de kandidaat de maatregelen noemen om de risico's en de negatieve invloed van genoemde risicofactoren te vermijden;
- 2.
verkeersveiligheidsrisico's en invloedfactoren in relatie tot andere weggebruikers en kan deze aan de hand van praktijkvoorbeelden over kwetsbaarheid van bepaalde groepen verkeersdeelnemers, regelovertredend gedrag, gebruik van alcohol, drugs en medicijnen, risicogroepen waaronder voetgangers, gehandicapten, ouderen, kinderen, fietsers, snorfietsers en bromfietsers, zelfoverschatting van bijvoorbeeld beginnende bestuurders, afleiding, ziekte of gebreken, vermoeidheid, irritatie en stress herkennen; ook kan de kandidaat de maatregelen noemen om de risico's en de negatieve invloed van genoemde risicofactoren te vermijden;
- 3.
het belang, de inhoud en de uitvoering van veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig rijden en de relatie daarvan met onnodige slijtage en brandstofgebruik van het voertuig zoals het starten zonder gas geven, de wijze van accelereren en schakelen, het anticiperen, het rijden met een gelijkmatige snelheid, het aanhouden van een ruimtekussen en het vergroten van de reactietijd of de ruimte, en de wijze van vertragen of het afzetten van de motor bij korte stops;
- 4.
de relatie tussen comfortabel en veilig rijden, het comfort van de passagiers en de beeldvorming van de branche.
V. Optreden bij verkeersongevallen, verstoringen en calamiteiten
De kandidaat kan:
- 1.
de maatregelen noemen die genomen moeten worden direct na een aanrijding of een ongeval, ook bij situaties met alleen blikschade, zoals de prioriteit van te nemen maatregelen, in relatie tot de passagiers, het voertuig, het andere verkeer en de vervoerder ook bij situaties met alleen blikschade;
- 2.
de meldprocedure noemen voor het alarmeren van professionele hulpdiensten of de centrale, zoals het doen van een adequate melding van ongevallen, aanrijdingen, verstoringen of calamiteiten aan professionele hulpdiensten;
- 3.
aan de hand van praktijksituaties de handelwijze bij verstoringen en verkeersstremmingen noemen.
VI. Communicatie
De kandidaat kan:
- 1.
het belang van een goede communicatie noemen, waaronder het juist informeren van passagiers over onder andere kosten en tijd, het juist informeren van eventueel noodzakelijke hulpdiensten over onder andere inzet van materiaal, personen, en het informeren van de vervoerder over onder andere planning, vervangend vervoer, en weten wat de gevolgen zijn van slechte communicatie;
- 2.
het gebruik, het doel en de functie van boord- en communicatieapparatuur noemen zoals navigatiesysteem, mobiele telefoon, gedragscodes voor gebruik.
VII. Klantgerichtheid en beroepshouding
De kandidaat moet:
- 1.
het belang van een juiste beroepshouding van de taxichauffeur kunnen omschrijven waaronder een behulpzame en klantvriendelijke opstelling, representatief en verzorgd uiterlijk, net en beleefd taalgebruik, veilig en verantwoord rijgedrag, schone auto;
- 2.
de handelwijze en omgang bij het vervoer van passagiers kunnen noemen waarbij rekening wordt gehouden met culturele achtergrond, geslacht, leeftijd, taal, gehaastheid, gemoedstoestand, gebruik van alcohol, drugs en medicijnen en passagiers met een functiebeperking, verstandelijke handicap of ziekte, of leerlingen van het speciaal onderwijs;
- 3.
kunnen omgaan met de wensen, behoeften en gedragingen van passagiers en aan de hand van praktijkvoorbeelden ingaan op mogelijke wensen, behoeften en gedragingen van passagiers kunnen inschatten;
- 4.
het belang van klanttevredenheid in het kader van de verkeersveiligheid en het bedrijfsbelang kunnen omschrijven waaronder het tevreden stellen van de klant, een professionele uitstraling hebben, zorgdragen voor klantenbinding, het voorkomen van problemen, en - specifiek voor contractvervoer - zorgdragen voor de voortzetting van het contract.
VIII. Conflictsituaties en eigen gedrag
De kandidaat moet:
- 1.
weten wat het doel, de functie en de inhoud van de elementen van een goede communicatie met passagiers zijn waaronder het aandacht geven en de klant serieus nemen, goed luisteren, meedenken en oplossingsgericht zijn;
- 2.
weten hoe conflicten voorkomen kunnen worden door onder andere een juiste beroepshouding, goede representatie, mentale voorbereiding, juiste inschatting en afweging van risico's en correcte communicatie;
- 3.
aan de hand van praktijksituaties de verschillen kunnen aangeven tussen aandachtgevend en weerstandoproepend gedrag;
- 4.
karakteristieke conflictsituaties kennen en daarmee kunnen omgaan en deze aan de hand van praktijksituaties: tussen de taxichauffeur en de passagier, tussen passagiers onderling en tussen de taxichauffeur en andere weggebruikers, kunnen noemen.
IX. Handelen bij agressie
De kandidaat moet:
- 1.
vormen van agressie kunnen herkennen en deze aan de hand van praktijksituaties: verbale agressie, non-verbale agressie en fysiek geweld, kunnen noemen;
- 2.
weten hoe om te gaan met vormen van agressie en deze aan de hand van praktijksituaties: gradatie van agressie, gewenste assistentie, gewenst advies en gewijzigde bestemming, kunnen noemen.
X. Klachtenprocedures
De kandidaat moet kennis hebben van de inhoud en toepassing van de klachtenprocedure.
XI. Gebruik en toepassing wegenkaart Nederland
De kandidaat moet:
- 1.
globale kennis hebben van de A-wegen in relatie tot provincies en hoofdsteden;
- 2.
kennis hebben van opbouw van het Nederlandse wegennet (inclusief de bebording van de Nationale Bewegwijzeringsdienst).
Praktijkexamen taxivervoer
I. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
De kandidaat moet:
- 1.
relevante wet- en regelgeving adequaat kunnen toepassen tijdens deelname in het verkeer;
- 2.
enkele onderdelen van de rijklaarcontrole zelfstandig kunnen uitvoeren;
- 3.
verkeersveiligheidsrisico's kunnen herkennen en in staat zijn om tijdig de juiste corrigerende maatregelen te treffen.
II. Professioneel rijgedrag
De kandidaat moet een economische en milieubewuste rijstijl kunnen toepassen (veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig).
III. Herkennen van storingen
De kandidaat moet met behulp van informatie op het dashboard (controlelampjes) kunnen benoemen wat de storing inhoudt en welke actie benodigd is (onmiddellijk stoppen of doorrijden voor reparatie).
IV. Omgaan met communicatieapparatuur
De kandidaat moet de in het taxivoertuig aanwezige communicatiemiddelen op een juiste manier kunnen gebruiken.
V. Route, rijtijd en betalingen
De kandidaat moet:
- 1.
het belang van een efficiënte routekeuze kunnen noemen en een inschatting kunnen geven van de rijtijd (in het kader van veiligheid, doorstroming, milieu, comfort passagiers, ritprijs, zekerheid voor de passagiers, efficiënte werkuitvoering en voorkomen van moeilijkheden bij afrekenen);
- 2.
de opbouw van een ritprijs kunnen noemen en kunnen reageren op vragen van klanten over afstand en ritprijs, rekening houdende met de relevante omstandigheden;
- 3.
verschillende routes kunnen rijden:
- –
met gebruik van navigatieapparatuur zodanig dat dit geen gevaar of hinder voor het overige verkeer oplevert;
- –
op aanwijzing van de examinator.
VI. Klantsoorten en gedrag
De kandidaat moet:
- 1.
blijk geven over de juiste en gewenste beroepshouding te beschikken (schone taxi, schone kleding, verzorgd uiterlijk, net en beleefd taalgebruik);
- 2.
kennis hebben van verschillende doelgroepen van passagiers en juist kunnen reageren op wensen, behoeften en gedragingen van passagiers (aan de hand van voorbeeldsituaties die door de examinator worden aangedragen tijdens het rijden van een praktijkrit in de taxi).
VII. Afhandeling ongevallen
De kandidaat moet het Europees schadeformulier juist kunnen invullen.
Praktijkexamen beperkte taxidienst
I. Verantwoorde en veilige verkeersdeelname
De kandidaat moet:
- 1.
relevante wet- en regelgeving adequaat kunnen toepassen tijdens deelname in het verkeer;
- 2.
enkele onderdelen van de rijklaarcontrole zelfstandig kunnen uitvoeren;
- 3.
verkeersveiligheidsrisico's kunnen herkennen en in staat zijn om tijdig de juiste corrigerende maatregelen te treffen.
II. Professioneel rijgedrag
De kandidaat moet een economische en milieubewuste rijstijl kunnen toepassen (veilig, comfortabel, vlot en energiezuinig).
III. Herkennen van storingen
De kandidaat moet met behulp van informatie op het dashboard (controlelampjes) kunnen benoemen wat de storing inhoudt en welke actie benodigd is (onmiddellijk stoppen of doorrijden voor reparatie).
IV. Route
De kandidaat moet een route kunnen rijden:
- —
met gebruik van navigatieapparatuur naar een opgegeven adres zodanig dat dit geen onnodig gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert;
- —
op aanwijzing van de examinator.
V. Klantsoorten en gedrag
De kandidaat moet:
- 1.
blijk geven over de juiste en gewenste beroepshouding te beschikken (schone taxi, schone kleding, verzorgd uiterlijk, net en beleefd taalgebruik);
- 2.
kennis hebben van verschillende doelgroepen van passagiers en juist kunnen reageren op wensen, behoeften en gedragingen van passagiers (aan de hand van voorbeeldsituaties die door de examinator worden aangedragen tijdens het rijden van een praktijkrit in de taxi).
VI. Afhandeling ongevallen
De kandidaat moet het Europees schadeformulier juist kunnen invullen.