Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/:Verhandeling
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/
Verhandeling
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS371774:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Zowel vanuit een Europese als een nationale optiek leidt het verdelen van kosten voor gemene rekening niet tot het ontstaan van een van de participanten te onderscheiden entiteit. Er ontstaat een samenwerkingsverband van het eerste archetype (zie deel II, hoofdstuk 8). Toch worden aan dat samenwerkingsverband (ten dele) de gevolgen van een samenwerkingsverband van het derde archetype verbonden. De handelingen van de penvoerder jegens de participanten worden onbelastbaar geacht, hetgeen lijkt op dat wat aan de orde is, indien binnen het kader van een als een entiteit te beschouwen samenwerkingsverband, “interne bedrijfshandelingen” worden verricht (zie hierover nader, deel IV, hoofdstuk 24, paragraaf 24.4.3). Vanuit een nationaal perspectief lijkt sprake te zijn van een ander, in het Europese recht onbekend, archetype. Schematisch kan dit archetype als volgt worden weergegeven:
Figuur 44. Kosten voor gemene rekening vanuit een nationale optiek
Vanuit een Europeesrechtelijke optiek, laten de transacties die zich mogelijk voordoen, zich als volgt schematisch weergeven:
Figuur 45. Archetype I. Kosten voor gemene rekening vanuit een Europese optiek
Van welk archetype dan ook sprake is, in alle gevallen zijn er handelingen jegens de penvoerder (weergegeven met het cijfer 1), onderlinge handelingen van de penvoerder / participanten als derden (aangeduid met het cijfer 2), onderlinge handelingen van de penvoerder jegens de participanten in het kader van de samenwerkingsovereenkomst (aangeduid met het cijfer 3) en handelingen van de participanten jegens derden (aangeduid met het cijfer 4) te onderkennen. In de volgende paragraaf ga ik – uitgaande van de toepasbaarheid van het leerstuk van kosten voor gemene rekening – in op de wijze waarop de heffing van btw met betrekking to elk van deze vier handelingen naar nationaal recht verloopt. Het is overigens onduidelijk of het leerstuk verplicht moet worden toegepast, indien aan de criteria daarvoor is voldaan. Vanwege de onverenigbaarheid van het leerstuk met het Europese recht zal in de praktijk de fiscus de toepassing ervan (uiteindelijk) niet af kunnen dwingen.