ABRvS (vz.), 03-03-2010, nr. 201000200/2/H1.
ECLI:NL:RVS:2010:BL6995
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Voorzitter)
- Datum
03-03-2010
- Zaaknummer
201000200/2/H1.
- LJN
BL6995
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BL6995, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 03‑03‑2010; (Voorlopige voorziening)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBARN:2009:BK6483
- Vindplaatsen
BR 2010/107 met annotatie van M.I. Jaarsma
Uitspraak 03‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 4 februari 2009 heeft het college aan de gemeente vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een sportgebouw met een zwemvoorziening en een fitnessruimte op het perceel Van Nispenlaan (ongenummerd) te Bemmel (hierna: het perceel).
201000200/2/H1.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard (hierna: het college) en de gemeente Lingewaard (hierna: de gemeente), de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gebelmij B.V., gevestigd te Arnhem, en anderen (hierna: Gebelmij en anderen) en [wederpartij B], wonend te Bemmel, gemeente Lingewaard, verzoekers, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. het college en de gemeente
2. Gebelmij en anderen
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) van 8 december 2009 in zaak nrs. 09/1187, 09/1331, 09/1338 en 09/1375 in het geding tussen onder meer:
Gebelmij en anderen,
[wederpartij B]
en
het college.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2009 heeft het college aan de gemeente vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een sportgebouw met een zwemvoorziening en een fitnessruimte op het perceel Van Nispenlaan (ongenummerd) te Bemmel (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 8 december 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [wederpartij B] ingestelde beroep ongegrond verklaard, het door Gebelmij en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 4 februari 2009 vernietigd voor zover daarbij is overwogen dat het project economisch uitvoerbaar is en bepaald dat het college met inachtneming van de uitspraak in zoverre een nieuwe beslissing op de bouwaanvraag neemt.
Tegen deze uitspraak hebben het college en de gemeente bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2010, en Gebelmij en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2010, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2010, hebben het college en de gemeente de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 5 januari 2010 heeft het college met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank opnieuw vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een sportgebouw op het perceel.
Daartegen hebben Gebelmij en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2010, en [wederpartij B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2010, beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 11 februari 2010, waar het college en de gemeente, vertegenwoordigd door J.R. van Angeren, advocaat te Amsterdam, Gebelmij en anderen, vertegenwoordigd door mr. P.J.G. Poels, advocaat te Nijmegen, en [wederpartij B], in persoon en bijgestaan door mr. B.S. Kruize, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De verzoeken van Gebelmij en anderen en [wederpartij B] strekken ertoe de bij besluit van 5 januari 2010 verleende bouwvergunning bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen ten einde te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat.
2.3. De vernietiging van het besluit van 4 februari 2009 bij de uitspraak van de rechtbank vindt uitsluitend haar grondslag in het oordeel dat het standpunt van het college dat het bouwplan economisch uitvoerbaar is, onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd. Met het besluit van 5 januari 2010 is beoogd te voldoen aan de uit die uitspraak voortvloeiende verplichting om met inachtneming van die uitspraak opnieuw op de bouwaanvraag van de gemeente te beslissen. Beroepsgronden tegen het besluit van 5 januari 2010 die neerkomen op een herhaling van de door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen beroepsgronden, voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, worden bij de beoordeling van dit besluit buiten beschouwing gelaten.
2.4. Thans staat slechts ter beoordeling de economische uitvoerbaarheid van het bouwplan. Daartoe is door Gebelmij en anderen en [wederpartij B] - kort weergegeven - aangevoerd dat de eenmalige investeringsbijdrage en met name de jaarlijkse exploitatiebijdrage van het college ten behoeve van het sportcentrum dienen te worden aangemerkt als ongeoorloofde staatssteun en oneerlijke concurrentie opleveren, zodat de economische uitvoerbaarheid van het sportcentrum, nu door het college niet duidelijk is gemaakt dat het sportcentrum ook zonder die overheidssteun kan worden uitgevoerd, onvoldoende is gewaarborgd.
2.4.1. In het besluit van 5 januari 2010 is, onder verwijzing naar het aan de nota van zienswijze gehechte advies van prof. mr. P.J. Slot van 30 december 2009, uitvoerig en deugdelijk gemotiveerd ingegaan op de naar voren gebrachte bezwaren inzake de economische uitvoerbaarheid van het sportcentrum. Anders dan Gebelmij en anderen betogen, bestaat geen grond voor het oordeel dat het college opnieuw een ontwerp van het besluit ter inzage had moeten leggen.
Voorop wordt gesteld dat het bouwplan strekt tot vervanging van het bestaande gemeentelijke zwembad. Voldoende aannemelijk is dat het nieuwe zwembad, net als het bestaande zwembad, zal worden gebruikt voor instructie-, doelgroep- en wedstrijdzwemmen door bezoekers die hoofdzakelijk uit de kern Bemmel komen. Aan alle exploitanten van zwembaden die in de nabijheid van Bemmel zijn gelegen is een uitnodiging voor de aanbesteding verzonden. Geen van de aanbiedingen pasten binnen het door de raad van de gemeente Lingewaard vastgestelde financiële kader, waarna is besloten het financiële kader te verruimen en een eenmalige investeringsbijdrage en een jaarlijkse exploitatiebijdrage ter beschikking te stellen. Bieders hebben vervolgens opnieuw de gelegenheid gekregen om met inachtneming van het aangepaste financiële kader een aanbieding in te dienen. Uiteindelijk is aan de laagste bieder, die een aanbieding heeft gedaan om naast de realisatie en exploitatie van het zwembad ook een fitnesscentrum te realiseren en te exploiteren, de opdracht gegund. Er bestaan, anders dan Gebelmij en anderen betogen, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de financiële bijdragen tevens betrekking hebben op de realisatie en exploitatie van het fitnesscentrum. Mede beschouwd in het licht van deze door het college gevolgde aanbestedingsprocedure, zoals uiteengezet in het besluit van 5 januari 2010 en het hoger beroepschrift van het college en de gemeente, wordt niet op voorhand aannemelijk geacht dat het hier gaat om ongeoorloofde staatssteun.
Bovendien heeft het college zich ter zitting gemotiveerd op het standpunt gesteld dat ook zonder de jaarlijkse exploitatiebijdrage realisatie van het zwembad mogelijk is. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit standpunt onjuist is.
De voorzitter ziet daarom geen grond voor het oordeel dat het bouwplan niet uitvoerbaar zal zijn.
2.5. Gezien het vorenstaande en nu het zwembad eerst in september 2010 gereed is voor gebruik, bestaat geen aanleiding om thans tot het staken van de bouwwerkzaamheden over te gaan. Bovendien wordt opgemerkt dat indien de gemeente gebruik maakt van de verleende maar nog niet in rechte onaantastbare bouwvergunning, zij dat op eigen risico doet. De verzoeken Van Gebelmij en anderen en [wederpartij B] dienen te worden afgewezen.
2.6. Nu het college met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit heeft genomen en dit besluit gezien het vorenstaande niet voor schorsing in aanmerking komt, komt daarmee ook het verzoek van het college en de gemeente, inhoudende dat de uitspraak van de rechtbank van 8 december 2009 wordt geschorst, niet voor toewijzing in aanmerking.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010
374.