NJB 2019/781:Beklag aangaande beslag op grond van een Nederlands rechtshulpverzoek dat feitelijk onjuistheden bevat in een ontnemingsprocedure, art. 552a Sv: i.c. is in België onder de klaagster conservatoir beslag gelegd op voorwerpen tot bewaring van het recht tot verhaal van een aan de echtgenoot van de klaagster op te leggen betalingsverplichting ter voordeelsontneming. Het hieraan ten grondslag liggende rechtshulpverzoek houdt in dat de klaagster in gemeenschap van goederen is gehuwd met klager, terwijl feitelijk sprake is van een huwelijk buiten gemeenschap van goederen. Indien de teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp wordt verzocht met een beroep op feiten en omstandigheden op grond waarvan de beslaglegging zelve – d.w.z.: de formaliteiten waaraan de inbeslagneming moet voldoen – van onwaarde moet worden geacht, zal de rechter moeten onderzoeken of hij de feitelijke grondslag van dat beroep voldoende aannemelijk acht en zo ja, of die onregelmatigheid bij de beslaglegging tot gegrondverklaring van het klaagschrift dient te leiden. De rechtbank heeft i.c. niet begrijpelijk geoordeeld dat de inbeslagneming op een onjuiste grond is gedaan en dat reeds daarom het beslag op alle voorwerpen behoort te worden opgeheven, nu de opgave van het verkeerde huwelijksregime niet een formaliteit is waardoor de beslaglegging van onwaarde moet worden geacht, mede in aanmerking genomen dat niet is komen vast te staan dat de onjuiste informatieverstrekking ertoe heeft geleid dat de Belgische autoriteiten op de voet van deze informatie een rechtens niet toelaatbare vorm van rechtshulp hebben geboden