HR, 20-04-2010, nr. 08/03809
ECLI:NL:HR:2010:BL5628
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20-04-2010
- Zaaknummer
08/03809
- LJN
BL5628
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BL5628, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BL5628
- Wetingang
art. 359 Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2010/183
Uitspraak 20‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Promis-arrest. Bewijsklacht. De HR herhaalt relevante overwegingen uit HR LJN BA0424. Het Hof heeft met verwijzing in voetnoten naar pv’s slechts volstaan met gevolgtrekkingen, zonder zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen en zonder nadere aanduiding van de in die pv’s gerelateerde f&o, waaraan het die gevolgtrekkingen heeft ontleend. Het Hof heeft aldus niet voldaan aan het hiervoor vooropgestelde en de bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd.
20 april 2010
Strafkamer
Nr. 08/03809
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 maart 2008, nummer 20/003948-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van de middelen
2.1. De middelen klagen over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2. Met betrekking tot de bewijsvoering houdt 's Hofs arrest - met inbegrip van vijf voetnoten - het volgende in:
"Vaststaande feiten
Op 18 maart 2007 vond te Tilburg tussen [slachtoffer] en verdachte een confrontatie plaats.(1) Bij die confrontatie heeft die [slachtoffer] een gebroken neus opgelopen.(2)
(...)
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs van het meer subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft betwist dat hij met opzet een kopstoot gegeven heeft waardoor de neus van [slachtoffer] gebroken is. Hij voert daartoe aan dat die [slachtoffer] zijn, verdachtes, beide armen bij de pols vastgreep en dat hij zich als reactie naar voren heeft bewogen om zich via een terugtrekkende beweging uit die greep los te maken.
Het hof volgt de verdachte in dit standpunt niet.
De reden is dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven ongeveer een kop groter te zijn dan genoemde [slachtoffer].(3) Verdachte moet derhalve gelijktijdig met de beweging naar voren - waarbij hij de neus van het slachtoffer heeft geraakt als gevolg waarvan die neus is gebroken - zijn hoofd naar beneden hebben gebracht, hetgeen duidt op een "kopstoot" en aldus ook op opzet als oogmerk in eigenlijke zin.(4)(5)"
2.3. Bij de beoordeling van de middelen moet het volgende worden vooropgesteld. Het wettelijk stelsel moet aldus worden begrepen dat de motivering van de bewezenverklaring - behoudens indien sprake is van een bekennende verdachte - op zijn minst dient te bestaan uit de weergave in het vonnis van die onderdelen van de bewijsmiddelen die de rechter redengevend acht voor de bewezenverklaring.
De werkwijze om de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, te vermelden in een bewijsredenering waarbij wordt volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend en waarbij de redengevende inhoud van een bewijsmiddel zakelijk wordt samengevat, is op zichzelf niet onverenigbaar met het motiveringsvoorschrift van art. 359, derde lid, Sv. In die samenvatting zal de redengevend geachte inhoud van het bewijsmiddel geen geweld mogen worden aangedaan.
Wel zullen de redengevende feiten en omstandigheden moeten worden onderscheiden van gevolgtrekkingen - geheel of ten dele van feitelijke aard - die de rechter aan die feiten en omstandigheden verbindt. Waar met een dergelijke gevolgtrekking wordt volstaan zonder dat de onderliggende redengevende feiten en omstandigheden worden opgenomen, is aan het wettelijk motiveringsvereiste niet voldaan (vgl. HR 15 mei 2007, LJN BA0424, NJ 2007, 387).
2.4. Het Hof heeft met verwijzing in voetnoten naar processen-verbaal slechts volstaan met gevolgtrekkingen, zonder zakelijke samenvatting van de redengevende inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen en zonder nadere aanduiding van de in die processen-verbaal gerelateerde feiten en omstandigheden waaraan het die gevolgtrekkingen heeft ontleend. Dusdoende heeft het Hof niet voldaan aan hetgeen hiervoor onder 2.3 is vooropgesteld. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd. Voorzover de middelen daarover beogen te klagen zijn ze terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 20 april 2010.