Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 vaststelling gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures
Aanhangsel 5 Technische specificaties inzake waarnemingen vanuit luchtvaartuigen en meldingen via mondelinge communicatie
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-05-2025.
- Bronpublicatie:
10-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1111 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1111)
- Inwerkingtreding
12-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1111 (uitgifte: 23-05-2024, regelingnummer: 2024/1111)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
A. Rapporteringsinstructies
Model airep special
ITEM | PARAMETER | TRANSMIT IN TELEPHONY as appropriate |
---|---|---|
- | Message-type designator
| [AIREP] SPECIAL |
Section 1 | 1 | Aircraft identification | (aircraft identification) |
2 | Position | POSITION (latitude and longitude) OVER (significant point) ABEAM (significant point) (significant point) (bearing) (distance) | |
3 | Time | (time) | |
4 | Level | FLIGHT LEVEL (number) or (number) METRES or FEET DESCENDING TO FLIGHT LEVEL (number) or (number) METRES or FEET CLIMBING TO FLIGHT LEVEL (number) or (number) METRES or FEET | |
5 | Next position and estimated time over | (position) (time) | |
6 | Ensuring significant point | (position) NEXT | |
Section 2 | 7 | Estimated time of arrival | (aerodrome) (time) |
8 | Endurance | ENDURANCE (hours and minutes) | |
Section 3 | 9 | Phenomenon encountered or observed prompting a special air-report: | |
| TURBULENCE MODERATE | ||
| TURBULENCE SEVERE | ||
| ICING MODERATE | ||
| ICING SEVERE | ||
| MOUNTAIN WAVE SEVERE | ||
| THUNDERSTORMS | ||
| THUNDERSTORMS WITH HAIL | ||
| DUSTSTORM or SANDSTORM HEAVY | ||
| VOLCANIC ASH CLOUD | ||
| PRE-ERUPTION VOLCANIC ACTIVITY or VOLCANIC ERUPTION | ||
Runway braking action | |||
| GOOD | ||
| GOOD TO MEDIUM | ||
| MEDIUM | ||
| MEDIUM TO POOR | ||
| POOR | ||
| LESS THAN POOR |
1. Inhoud van vluchtrapporten
1.1. Positierapporten en speciale vluchtrapporten
1.1.1
Deel 1 van het in punt A uiteengezette model is verplicht voor positierapporten en speciale vluchtrapporten, maar de punten 5 en 6 mogen worden weggelaten. Deel 2 wordt alleen geheel of gedeeltelijk toegevoegd als de exploitant of degene die aangeduid is om hem te vertegenwoordigen daarom verzoekt, of als de gezagvoerder dit nodig acht. Deel 3 wordt opgenomen in speciale vluchtrapporten.
1.1.2
Omstandigheden die aanleiding geven tot de afgifte van een speciaal vluchtrapport moeten worden geselecteerd uit de lijst in SERA.12005, punt a).
1.1.3
In het geval van speciale vluchtrapporten die informatie over vulkanische activiteit bevatten, wordt een rapport na de vlucht opgesteld, waarbij gebruik wordt gemaakt van het in punt B uiteengezette formulier voor de melding van vulkanische activiteit (VAR-model). Alle waargenomen elementen worden geregistreerd en op de passende plaatsen van het VAR-model aangegeven.
1.1.4
Zo snel mogelijk nadat zich een fenomeen voordoet waarvoor een speciaal vluchtrapport moet worden opgesteld, wordt dit rapport uitgegeven.
2. Gedetailleerde rapporteringsinstructies
2.1
De punten van een speciaal vluchtrapport worden meegedeeld in de volgorde waarin zij zijn opgenomen in het formulier AIREP SPECIAL.
- —
TYPECODE VAN HET BERICHT. ‘SPECIAL’ voor een speciaal vluchtbericht.
Deel 1
Punt 1 — IDENTIFICATIE VAN HET LUCHTVAARTUIG. Vermeld de radiotelefonieroepnaam, zoals voorgeschreven in punt SERA.14050.
Punt 2 — POSITIE. Vermeld de positie in breedtegraad (graden in 2 cijfers of graden en minuten in 4 cijfers, gevolgd door ‘Noord’ of ‘Zuid’) en lengtegraad (graden in 3 cijfers of graden en minuten in 5 cijfers, gevolgd door ‘Oost’ of ‘West’), of als een significant punt dat geïdentificeerd is door een gecodeerde aanduiding (2 tot 5 karakters), of als een significant punt gevolgd door de magnetische peiling (3 cijfers) en de afstand in zeemijl vanaf dat punt. Vermeld ‘ABEAM’ voor het significant punt, indien van toepassing.
Punt 3 — TIJDSTIP. Vermeld het tijdstip in uren en minuten UTC (4 cijfers), tenzij regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten voorschrijven dat het tijdstip moet worden vermeld in minuten na het uur (2 cijfers). Het meegedeelde tijdstip moet het werkelijke tijdstip van het luchtvaartuig op de positie zijn en niet het tijdstip van de totstandkoming of verzending van het rapport. Bij het uitgeven van een speciaal vluchtrapport moet het tijdstip altijd worden meegedeeld in uren en minuten UTC.
Punt 4 — VLIEGNIVEAU OF HOOGTE BOVEN GEMIDDELD ZEENIVEAU. Vermeld het vliegniveau in 3 cijfers bij een standaardinstelling van de drukhoogtemeter. Vermeld de hoogte boven gemiddeld zeeniveau in meter, gevolgd door ‘METRES’, of in voet, gevolgd door ‘FEET’ bij QNH. Vermeld ‘CLIMBING’ (gevolgd door het niveau) bij klimmen of ‘DESCENDING’ (gevolgd door het niveau) bij dalen naar een nieuw niveau na te zijn voorbijgekomen aan het significant punt.
Punt 5 — VOLGENDE POSITIE EN GESCHAT TIJDSTIP BOVEN. Vermeld het volgende rapporteringspunt en het geschat tijdstip boven dat punt, of vermeld de geschatte positie die één uur later zal worden bereikt, volgens de geldende procedures voor het rapporteren van de positie. Gebruik de gegevensconventies van punt 2 voor het vermelden van de positie. Vermeld het geschatte tijdstip boven deze positie. Vermeld het tijdstip in uren en minuten UTC (4 cijfers), tenzij regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten voorschrijven dat het tijdstip moet worden vermeld in minuten na het uur (2 cijfers).
Punt 6 — VOLGEND SIGNIFICANT PUNT. Vermeld het volgende significant punt na de ‘volgende positie en geschat tijdstip boven’.
Deel 2
Punt 7 — GESCHAT TIJDSTIP VAN AANKOMST. Vermeld de naam van het luchtvaartterrein van de eerste geplande landing, gevolgd door het geschat tijdstip van aankomst op dit luchtvaartterrein in uren en minuten UTC (4 cijfers).
Punt 8 — BRANDSTOFVOORRAAD. Vermeld ‘ENDURANCE’, gevolgd door de vliegtijd die de brandstof-/energievoorraad toestaat in uren en minuten (4 cijfers).
Deel 3
Punt 9 — FENOMEEN DAT AANLEIDING GEEFT TOT EEN SPECIAAL VLUCHTRAPPORT. Vermeld een van de volgende meegemaakte of waargenomen fenomenen:
- —
matige turbulentie als ‘TURBULENCE MODERATE’;
hevige turbulentie als ‘TURBULENCE SEVERE’;
De volgende specificaties zijn van toepassing:
- —
Matig — Omstandigheden waarin matige wijzigingen van de stand van het luchtvaartuig en/of hoogte boven gemiddeld zeeniveau kunnen voorkomen, maar waarin het luchtvaartuig te allen tijde onder controle blijft. Gewoonlijk kleine wijzigingen in de vliegsnelheid. Wijzigingen van 0,5 g tot 1,0 g in de stand van de versnellingsmeter in het zwaartepunt van het luchtvaartuig. Problemen bij het lopen. De inzittenden voelen de spanning van de veiligheidsgordels. Losse voorwerpen verschuiven.
- —
Hevig — Omstandigheden waarin abrupte wijzigingen in de stand van het luchtvaartuig en/of altitude voorkomen; gedurende korte perioden kan de controle over het luchtvaartuig worden verloren. Gewoonlijk grote wijzigingen in de vliegsnelheid. Wijzigingen van meer dan 1,0 g in de stand van de versnellingsmeter in het zwaartepunt van het luchtvaartuig. De inzittenden worden hevig tegen de veiligheidsgordels gedrukt. Losse voorwerpen vliegen in het rond.
- —
matige ijsvorming als ‘ICING MODERATE’;
ernstige ijsvorming als ‘ICING SEVERE’;
De volgende specificaties zijn van toepassing:
- —
Matig — Omstandigheden waarin een wijziging van de koers en/of hoogte boven gemiddeld zeeniveau wenselijk kan worden geacht.
- —
Ernstig — Omstandigheden waarin een onmiddellijke wijziging van de koers en/of hoogte boven gemiddeld zeeniveau essentieel wordt geacht.
- —
zware mountainwave als ‘MOUNTAIN WAVE SEVERE’;
De volgende specificaties zijn van toepassing:
- —
Zwaar — Omstandigheden waarin de daalstroom 3,0 m/s (600 ft/min) of meer bedraagt en/of zich hevige turbulentie voordoet.
- —
onweer zonder hagel als ‘THUNDERSTORM’;
onweer met hagel als ‘THUNDERSTORM WITH HAIL’;
De volgende specificaties zijn van toepassing:
Vermeld alleen onweer dat:
- —
achter nevel schuilgaat, of
- —
omgeven is door wolken, of
- —
wijdverspreid is, of
- —
een buienlijn vormt.
- —
hevige stofstorm of zandstorm als ‘DUSTSTORM HEAVY’ of ‘SANDSTORM HEAVY’;
- —
vulkanische aswolk als ‘VOLCANIC ASH CLOUD’;
- —
pre-eruptieve vulkanische activiteit of vulkaanuitbarsting als ‘PRE-ERUPTION VOLCANIC ACTIVITY’ of ‘VOLCANIC ERUPTION’;
De volgende specificaties zijn van toepassing:
In deze context betekent pre-eruptieve vulkanische activiteit ongewone en/of toenemende vulkanische activiteit die een voorteken kan zijn van een vulkaanuitbarsting.
- —
goede remwerking als ‘BRAKING ACTION GOOD’;
- —
goede tot gemiddelde remwerking als ‘BRAKING ACTION GOOD TO MEDIUM’;
- —
gemiddelde remwerking als ‘BRAKING ACTION MEDIUM’;
- —
gemiddelde tot slechte remwerking als ‘BRAKING ACTION MEDIUM TO POOR’;
- —
slechte remwerking als ‘BRAKING ACTION POOR’;
- —
heel slechte remwerking als ‘BRAKING ACTION LESS THAN POOR’.
De volgende specificaties zijn van toepassing:
Goed — De remvertraging is normaal voor de uitgeoefende wielremkracht en de richtingscontrole is normaal.
Goed tot gemiddeld — De remvertraging or richtingscontrole ligt tussen goed en gemiddeld.
Gemiddeld — De remvertraging is duidelijk beperkt voor de uitgeoefende wielremkracht, of de richtingscontrole is duidelijk beperkt.
Gemiddeld tot slecht — De remvertraging or richtingscontrole ligt tussen gemiddeld en slecht.
Slecht — De remvertraging is aanzienlijk beperkt voor de uitgeoefende wielremkracht, of de richtingscontrole is aanzienlijk beperkt.
Heel slecht — De remvertraging is minimaal tot onbestaand voor de uitgeoefende wielremkracht, of de richtingscontrole is onzeker.
2.2
Informatie die wordt geregistreerd op het formulier voor de melding van vulkanische activiteit (VAR-model), is niet bestemd voor uitzending via radiotelefonie, maar moet bij aankomst op een luchtvaartterrein onverwijld door de exploitant of een bemanningslid worden gemeld aan de meteorologische dienst van het luchtvaartterrein. Als deze dienst niet gemakkelijk toegankelijk is, moet het ingevulde formulier overeenkomstig de lokale regelingen die zijn getroffen tussen MET- en ATS-verleners en de luchtvaartexploitant worden ingediend.
3. Het doorsturen van mondeling ontvangen meteorologische informatie
Als ATS-eenheden speciale vluchtrapporten ontvangen, sturen ze deze onverwijld door naar het luchtvaartmeteorologisch observatiecentrum (MWO) dat hen is toegewezen. Om te garanderen dat vluchtrapporten worden ingevoerd in geautomatiseerde systemen op de grond, worden de elementen van dergelijke rapporten verzonden volgens de hieronder gespecificeerde gegevensconventies en in de voorgeschreven volgorde.
- —
GEADRESSEERDE. Vermeld het opgeroepen station en, indien nodig, of de berichten moeten worden doorgegeven.
- —
TYPECODE VAN HET BERICHT. Vermeld ‘ARS’ voor een speciaal vluchtbericht.
- —
IDENTIFICATIE VAN HET LUCHTVAARTUIG. Vermeld de identificatie van het luchtvaartuig volgens de gegevensconventie die gespecificeerd is in punt 7 van het vliegplan, zonder spatie tussen de aanduiding van de exploitant en de registratie van het luchtvaartuig of de identificatie van de vlucht, indien gebruikt.
Deel 1
Punt 0 — POSITIE. Vermeld de positie in breedtegraad (graden in 2 cijfers of graden en minuten in 4 cijfers, gevolgd, zonder spatie, door N of S) en lengtegraad (graden in 3 cijfers of graden en minuten in 5 cijfers, gevolgd, zonder spatie, door E of W), of als een significant punt dat geïdentificeerd is door een gecodeerde aanduiding (2 tot 5 karakters), of als een significant punt gevolgd door de magnetische peiling (3 cijfers) en de afstand in zeemijl (3 cijfers) vanaf dat punt. Vermeld ‘ABEAM’ voor het significant punt, indien van toepassing.
Punt 1 — TIJDSTIP. Vermeld het tijdstip in uren en minuten UTC (4 cijfers).
Punt 2 — VLIEGNIVEAU OF HOOGTE BOVEN GEMIDDELD ZEENIVEAU. Vermeld ‘F’, gevolgd door 3 cijfers (bijv. ‘F310’) bij de rapportering van een vliegniveau. Vermeld de hoogte boven gemiddeld zeeniveau in meter, gevolgd door ‘M’, of in voet, gevolgd door ‘FT’ bij de rapportering van een hoogte boven gemiddeld zeeniveau. Vermeld ‘ASC’ (niveau) bij het klimmen of ‘DES’ (niveau) bij het dalen.
Deel 3
Punt 9 — FENOMEEN DAT AANLEIDING GEEFT TOT EEN SPECIAAL VLUCHTRAPPORT. Vermeld het fenomeen als volgt:
- —
matige turbulentie als ‘TURB MOD’,
- —
hevige turbulentie als ‘TURB SEV’,
- —
matige ijsvorming als ‘ICE MOD’,
- —
ernstige ijsvorming als ‘ICE SEV’,
- —
zware mountainwave als ‘MTW SEV’,
- —
onweer zonder hagel als TS’,
- —
onweer met hagel als ‘TSGR’,
- —
zware zandstorm als ‘HVY SS’,
- —
zware stofstorm als ‘HVY DS’,
- —
vulkanische aswolk als ‘VA CLD’,
- —
pre-eruptieve vulkanische activiteit of een vulkaanuitbarsting als ‘VA’,
- —
hagel als ‘GR’,
- —
cumulonimbuswolken als ‘CB’.
VERZONDEN TIJDSTIP. Alleen vermelden als deel 3 wordt verzonden.
4. Specifieke bepalingen inzake de melding van windschering en vulkanische as
4.1. Melding van windschering
4.1.1
Wanneer bij waarnemingen vanuit luchtvaartuigen windschering wordt gemeld tijdens de klim- en naderingsfase van de vlucht, moet het luchtvaartuigtype worden vermeld.
4.1.2
Wanneer in de naderings- of klimfase van de vlucht windschering werd gemeld of voorspeld, maar die omstandigheden zich niet hebben voorgedaan, dient de gezagvoerder de bevoegde eenheid voor luchtverkeersdiensten zo snel mogelijk op de hoogte te stellen tenzij de gezagvoerder heeft kunnen constateren dat een vorig luchtvaartuig de bevoegde eenheid voor luchtverkeersdiensten daarvan al op de hoogte heeft gesteld.
4.2. Melding van vulkanische activiteit na de vlucht
4.2.1
Bij aankomst van een vlucht op een luchtvaartterrein moet de luchtvaartuigexploitant of een cockpitbemanningslid onverwijld een volledig ingevuld verslag over vulkanische activiteit bezorgen aan de meteorologische dienst van het luchtvaartterrein. Wanneer deze dienst niet eenvoudig te bereiken is voor aankomende cockpitbemanningsleden, moet het ingevulde formulier worden verwerkt overeenkomstig lokale regelingen die zijn getroffen tussen MET- en ATS-verleners en de luchtvaartexploitant.
4.2.2
De meteorologische dienst van een luchtvaartterrein moet het ingevulde verslag over vulkanische activiteit na ontvangst onverwijld doorgeven aan het luchtvaartmeteorologisch observatiecentrum (MWO) dat verantwoordelijk is voor de meteorologische bewaking van het vluchtinformatiegebied waarin de vulkanische activiteit werd waargenomen..
B. Formulier voor speciale vluchtrapporten van vulkanische activiteit (VAR-MODEL)
MODEL VAR: to be used for post- flight reporting
Volcanic activity report
Air- reports are critically important in assessing the hazards which volcanic ash cloud presents to aircraft operations.
OPERATOR: | A/C IDENTIFICATION: (as indicated on flight plan) | |||||||
PILOT-IN-COMMAND: | ||||||||
DEP FROM: | DATE: | TIME; UTC: | ARR AT: | DATE: | TIME; UTC: | |||
ADDRESSEE | AIREP SPECIAL | |||||||
Items 1–8 are to be reported immediately to the ATS unit that you are in contact with. | ||||||||
1) | AIRCRAFT IDENTIFICATION | 2) | POSITION | |||||
3) | TIME | 4) | FLIGHT LEVEL OR ALTITUDE | |||||
5) | VOLCANIC ACTIVITY OBSERVED AT | |||||||
(position or bearing, estimated level of ash cloud and distance from aircraft) | ||||||||
6) | AIR TEMPERATURE | 7) | SPOT WIND | |||||
8) | SUPPLEMENTARY INFORMATION | Other … | ||||||
SO2 DETECTED | yes □ | no □ | ||||||
Ash encountered | yes □ no□ | no □ | (brief description of activity especially vertical and lateral extent of ash cloud and, where possible, horizontal movement, rate of growth, etc.) | |||||
After landing complete items 9–16 then fax form to: (Fax number to be provided by the meteorological authority based on local arrangements between the meteorological authority and the operator concerned.) | ||||||||
9) | DENSITY OF ASH CLOUD | □ (a) Wispy | □ (b) Moderate dense | □ (c) Very dense | ||||
10) | COLOUR OF ASH CLOUD | □ (a) White | □ (b) Light grey | □ (c) Dark grey | ||||
□ (d) black | (e) other … | |||||||
11) | ERUPTION | □ (a) continuous | □ (b) intermittent | □ (c) not visible | ||||
12) | POSITION OF ACTIVITY | □ (a) Summit | □ (b) side | □ (c) Single | ||||
□ (d) Multiple | □ (e) Not observed | |||||||
13) | OTHER OBSERVED FEATURES OF ERUPTION | □ (a) Lightning | □ (b) Glow | □ (c) Large rocks | ||||
□ (d) Ash fallout | □ (e) Mushroom cloud | □ (f) All | ||||||
14) | EFFECT ON AIRCRAFT | □ (a) Communication | □ (b) Navigation systems | □ (c) Engines | ||||
□ (d) Pitot static | □ (e) Windscreen | □ (f) Windows | ||||||
15) | OTHER EFFECTS | □ (a) Turbulence | □ (b) St. Elmo's Fire | □ (c) Other fumes | ||||
16) | OTHER INFORMATION | |||||||
(Any information considered useful.) |