Einde inhoudsopgave
Verordening op de advocatuur
Artikel 4.15 Doorhaling voorwaardelijke aantekening
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2020
- Bronpublicatie:
10-12-2019, Stcrt. 2019, 70397 (uitgifte: 31-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-02-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2019, Stcrt. 2019, 70397 (uitgifte: 31-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
1.
De secretaris van de algemene raad haalt de aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken door, indien een advocaat gedurende een onafgebroken tijdvak van drie jaar met een voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken op het tableau ingeschreven heeft gestaan zonder dat het bewijsstuk kan worden overgelegd dat de proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, met goed gevolg is afgelegd.
2.
Indien de algemene raad toepassing geeft aan artikel 4.11, tweede lid, eerste volzin, wordt de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengd met de in de beslissing, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, eerste volzin, opgenomen termijn.
3.
De doorhaling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt door middel van een beschikking van de algemene raad met ingang van een tijdstip dat, gelet op het belang van de rechtzoekende, ten minste één maand en ten hoogste drie maanden na de datum van de beschikking gelegen is. De algemene raad geeft van de beschikking kennis aan de raad van de orde.
4.
De secretaris van de algemene raad geeft van de doorhaling binnen acht dagen kennis aan de algemene raad en de raad van de orde, onverminderd artikel 9j, tweede lid, tweede volzin, van de Advocatenwet.