Einde inhoudsopgave
Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
05-09-2019, Stcrt. 2019, 48294 (uitgifte: 06-09-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/6853)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-09-2019, Stcrt. 2019, 48294 (uitgifte: 06-09-2019, regelingnummer: IENW/BSK-2019/6853)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
Een erkenning wordt verleend indien de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 en beschikt over een werkplaats die:
- a.
verwarmd, overdekt, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is;
- b.
zodanige afmetingen heeft en zodanig is ingericht dat de auto's waarbij werkzaamheden aan de boordcomputer moeten worden verricht, daarin zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn;
- c.
voorzien is van:
- 1°
een voor auto's geschikte horizontale effen meetbaan van ten minste 20 meter lengte dan wel door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde apparatuur voor het bepalen van het wegdraaigetal of de bandenomtrek;
- 2°
een bandenpomp met bandenluchtdrukmeetapparatuur;
- 3°
gereedschappen, apparatuur, handboeken en documentatie die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden aan een boordcomputer;
- 4°
een voorziening voor het door middel van datacommunicatie melden van de werkzaamheden die aan de boordcomputer zijn verricht, en die geschikt is voor de toegangsstructuur van een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk;
- 5°
een ruimte waar de administratie van de werkzaamheden aan boordcomputers kan worden uitgevoerd en een afsluitbare kast of een gelijkwaardige voorziening waarin waardepapieren en documentatie kunnen worden opgeborgen.
2.
Het eerste lid, aanhef en onder c, is van overeenkomstige toepassing voor het verkrijgen van een erkenning voor een mobiele activeringseenheid.
3.
Ingeval een erkenninghouder met een mobiele activeringseenheid werkzaamheden verricht in een inrichting is het eerste lid, onder a en b, van overeenkomstige toepassing op deze inrichting.
4.
Het eerste lid, onder b, en c, sub 1 tot en met 3, is niet van toepassing op fabrikanten.
5.
De apparatuur, bedoeld in het eerste lid, onder c, 1° tot en met 3°, is deugdelijk, verkeert in goede staat van onderhoud en werkt aantoonbaar binnen de toleranties die voor de boordcomputer op grond van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi zijn gesteld.
6.
Met apparatuur als bedoeld in het vijfde lid wordt gelijkgesteld apparatuur die rechtmatig is vervaardigd of in de handel is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is vervaardigd in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en dat voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.