Einde inhoudsopgave
Besluit Beroep in Belastingzaken
2.6.4 Sprongcassatie op verzoek van belanghebbende
Geldend
Geldend vanaf 07-04-2021
- Bronpublicatie:
25-03-2021, Stcrt. 2021, 16743 (uitgifte: 06-04-2021, regelingnummer: 2021-1729)
- Inwerkingtreding
07-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2021, Stcrt. 2021, 16743 (uitgifte: 06-04-2021, regelingnummer: 2021-1729)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Griffierecht
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
Fiscaal procesrecht / Procesorde
Als belanghebbende verzoekt om sprongcassatie, bepaalt de inspecteur of hij vindt dat de rechtbank de feiten juist en volledig heeft vastgelegd. Als hier naar het oordeel van de inspecteur geen sprake van is, laat hij aan belanghebbende weten dat hij geen voorstel tot instemming met sprongcassatie zal doen. Alleen als het niet meer nodig is om de feiten ter discussie te stellen, dient de inspecteur een voorstel tot instemming in bij FJZ/Cassatie. Daartoe zendt hij het van de griffier ontvangen originele afschrift met een korte uiteenzetting van de gronden waarop zijn oordeel rust per omgaande aan FJZ/Cassatie. Hij doet daarbij mededeling van de datum waarop het afschrift van de uitspraak ter post is bezorgd. FJZ/Cassatie laat belanghebbende schriftelijk weten of instemming wordt verleend, met afschrift aan de inspecteur.
Als belanghebbende zich rechtstreeks tot FJZ/cassatie wendt met een verzoek om instemming sprongcassatie, zal FJZ/cassatie de inspecteur benaderen om hierover te worden voorgelicht.