Einde inhoudsopgave
Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
Artikel 2:6 Uitzonderingen voor de Algemene nabestaandenwet
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
13-12-2021, Stb. 2021, 629 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2021, Stb. 2021, 629 (uitgifte: 20-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Voor het bepalen van inkomen als bedoeld in de Algemene nabestaandenwet geldt dat:
- a.
in afwijking van artikel 2:4, eerste lid, onderdelen h, j tot en met l en o, een uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, onderdelen h, j tot en met l, en een uitkering of toeslag die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, onderdelen h, j tot en met l, niet wordt aangemerkt als inkomen;
- b.
in afwijking van artikel 2:4, eerste lid, onderdelen m, o en q:
- 1°
een uitkering op grond van een particuliere verzekering wegens derving van inkomen, die ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde in het kader van een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten en het loon, bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, onderdeel q, wordt aangemerkt als inkomen uit arbeid; en
- 2°
een uitkering als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, onderdeel m, en een uitkering die naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, onderdeel m, wordt aangemerkt als inkomen uit arbeid, met dien verstande dat een weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen niet wordt aangemerkt als inkomen; en
- c.
de artikelen 2:2, derde lid, 2:3, eerste lid, onderdeel d, en 2:4, derde en vijfde lid, niet van toepassing zijn.
2.
Een op grond van de wetgeving van:
- a.
een andere mogendheid;
- b.
Nederland ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- c.
Aruba, Curaçao of Sint Maarten; of
- d.
een volkenrechtelijke organisatie,
toegekende uitkering, waaronder mede begrepen een verhoging van een uitkering, die naar aard en strekking overeenkomt met een gehele of een deel van een uitkering als bedoeld in de artikelen 14 of 26 van de Algemene nabestaandenwet anders dan op grond van de vrijwillige verzekering, wordt op de uitkering, bedoeld in de artikelen 14 respectievelijk 26 van de Algemene nabestaandenwet in mindering gebracht.
3.
Artikel 2:4, eerste lid, onderdeel P, en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op het tweede lid.