Geen immateriële schadevergoeding zonder verzoek daartoe

Documentgegevens:

HR 16-09-2022, ECLI:NL:HR:2022:1225

Instantie: Hoge Raad
Datum: 16 september 2022
Zaaknummer: 21/01517
Vakgebied(en): Fiscaal procesrecht / Algemeen
Brondocumenten: Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑09‑2022
ECLI:NL:HR:2022:1225, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑09‑2022
Wetingang: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (BWBV0001000, 6)Algemene wet bestuursrecht (BWBR0005537, 8:73)Algemene wet bestuursrecht (BWBR0005537, 8:16)Algemene wet bestuursrecht (BWBR0005537, 8:15)

Essentie

De Hoge Raad oordeelt dat in art. 47 alinea 2 van het EU-Handvest het recht op berechting binnen een redelijke termijn ligt besloten, maar daaruit vloeit niet voort dat de rechter zonder dat daartoe een verzoek is gedaan een schadevergoeding wegens het overschrijden van die termijn moet toekennen.

Samenvatting

Aan X bv is een BPM-naheffinsaanslag opgelegd. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is in hoger beroep de redelijke termijn overschreden, maar gelet op HR 19 februari 2016, 14/03907, V-N 2016/13.4 blijft toekenning van een immateriële schadevergoeding achterwege. Er is daartoe door X bv namelijk geen verzoek gedaan. X ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.