CRvB, 06-08-2014, nr. 14-1265 WW
ECLI:NL:CRVB:2014:2676
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
06-08-2014
- Zaaknummer
14-1265 WW
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2014:2676, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 06‑08‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 06‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijkverklaring beroep. Geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
14/1265 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
8 januari 2014, 12/1992 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.F.J. Bergmans, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2014. Namens appellant is
I.M. McKernan verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.M.M. Schalkwijk.
OVERWEGINGEN
1.
Bij besluit van 27 februari 2012 heeft het Uwv appellant blijvend geheel een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) geweigerd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 20 april 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 2 juni 2012 en het beroepschrift (dat is voorzien van de datum 30 mei 2012) door de rechtbank - te laat - is ontvangen op 7 juni 2012. Omdat het beroepschrift niet aangetekend is verzonden en een poststempel ontbreekt op de envelop waarmee het beroepschrift is verzonden, kan de datum van de terpostbezorging niet worden vastgesteld. Er kan dan ook volgens de rechtbank niet van worden uitgegaan dat appellant het beroepschrift uiterlijk op de laatste dag van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd, zodat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij het beroepsschrift op 30 mei 2012 ter post heeft bezorgd. Hij begrijpt niet waarom een datumstempel ontbreekt. Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb. Volgens appellant heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hij heeft zijn woning eerder verlaten dan de officiële “uithuiszetting” op 13 juni 2012. Dit heeft hij telefonisch aan het Uwv doorgegeven. Het Uwv heeft bij hem het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat zodra een beslissing op bezwaar zou worden genomen hij daarvan telefonisch op de hoogte zou worden gesteld, zodat hij zijn verblijfadres zou kunnen doorgeven. Dit heeft het Uwv nagelaten. Op 27 mei 2012 heeft hij bij toeval kennis genomen van het bestreden besluit.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Appellant heeft het beroepschrift niet aangetekend verzonden en heeft niet aangetoond dat hij het beroepschrift voor afloop van de beroepstermijn ter post heeft bezorgd. Ook heeft hij niet aangetoond dat hij kort na de verzending van het bestreden besluit van 20 april 2012, zijn woning heeft verlaten. In zijn beroepsschrift van 30 mei 2012 heeft hij nog het adres vermeld waarnaar het Uwv ook het bestreden besluit had verzonden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een
bezwaar- of beroepschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. In artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4.2.
Het Uwv heeft het bestreden besluit op juiste wijze bekend gemaakt, door verzending per post naar het in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens opgenomen adres. Appellant heeft verklaard dat hij op 27 mei 2012 - bij toeval - kennis heeft genomen van het bestreden besluit en dat hij het beroepsschrift op 30 mei 2012 - niet aangetekend - ter post heeft bezorgd. Op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden ontbreekt een datumstempel.
4.3.
In deze zaak moet worden beoordeeld of appellant het beroepschrift tijdig ter post heeft bezorgd. Terpostbezorging vindt plaats op het moment dat een poststuk
(bezwaar- of beroepschrift) in de brievenbus is gedeponeerd of op het postkantoor is aangeboden. De datumstempel is veelal het enige vaststaande gegeven over het tijdstip van terpostbezorging. Het ontbreken van bewijs komt voor rekening en risico van de verzender van het poststuk. Bij verzending “port betaald” zonder datumstempel ontbreekt (ook) bewijs van tijdige postbezorging. In een uitspraak van 17 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5196) heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat een verzonden poststuk in ieder geval wordt geacht tijdig ter post te zijn bezorgd als het de eerste of tweede werkdag na de laatste dag van de bezwaar- of beroepstermijn is ontvangen, tenzij op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het later dan de laatste dag van de termijn ter post is bezorgd. In een uitspraak van
31 augustus 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BX6453) heeft de Raad dit uitgangspunt onderschreven. In een arrest van 14 oktober 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BT7470) heeft de Hoge Raad dit uitgangspunt ook onderschreven voor gevallen waarin geen (leesbaar) poststempel op de enveloppe is geplaatst. In het onderhavige geval is het beroepschrift op
7 juni 2012 ontvangen, meer dan twee werkdagen na afloop van de beroepstermijn op
2 juni 2012, zodat niet op grond van deze rechtspraak een tijdige terpostbezorging kan worden verondersteld. Het is dus aan appellant om bewijs aan te dragen voor een tijdige terpostbezorging. Appellant is daar met zijn niet onderbouwde stelling dat hij het beroepschrift op 30 mei heeft gepost, niet in geslaagd.
4.4.
Als sprake is van termijnoverschrijding kan op grond van artikel 6:11 van de Awb
niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellant heeft verklaard dat hij op
27 mei 2012 kennis heeft genomen van het bestreden besluit. De beroepstermijn liep op
2 juni 2012 af. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom hij in de tussenliggende periode niet in staat was om nog tijdig beroep in te stellen. Hij heeft bovendien verklaard dat hij het beroepschrift op 30 mei 2012 heeft verzonden. Er is dan ook geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter, in tegenwoordigheid van
D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2014.
(getekend) M. Greebe
(getekend) D.E.P.M. Bary
RK