Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aanvulling en het vergemakkelijken van de toepassing van het Europees Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957
Artikel X
Geldend
Geldend vanaf 30-01-1983
- Bronpublicatie:
30-08-1979, Trb. 1979, 142 (uitgifte: 08-10-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-01-1983
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-01-1983, Trb. 1983, 13 (uitgifte: 01-01-1983, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Strafprocesrecht / Algemeen
(bij artikel 20 van het Verdrag)
1)
In de gevallen van artikel 20, eerste en tweede lid, bericht de aangezochte Staat, tegelijk met de mededeling dat de voorwerpen in beslag genomen zijn, of de opgeëiste persoon met de rechtstreekse teruggave daarvan aan de benadeelde instemt. De verzoekende Staat deelt zo spoedig mogelijk aan de aangezochte Staat mede of wordt afgezien van de overdracht van voorwerpen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat zij op vertoon van een schriftelijke last tot teruggave, afkomstig van een met name genoemde autoriteit belast met de strafvervolging, aan de eigenaar of anderszins rechthebbende, dan wel aan een door dezen gemachtigde, overhandigd worden.
2)
De aangezochte Staat zal geen zekerheidsrecht of enig ander verhaalsrecht met zakelijke werking krachtens de wettelijke bepalingen inzake de belastingen of de douane doen gelden op voorwerpen die, op last van een rechterlijke autoriteit, zonder voorwaarde van teruggave, worden overgedragen, tenzij de door het strafbare feit benadeelde eigenaar van de voorwerpen zelf terzake belastingplichtig is.