Einde inhoudsopgave
Internationaal verdrag betreffende de meting van schepen, 1969
Bijlage I Voorschriften voor de berekening van de bruto- en de netto-tonnage van schepen
Geldend
Geldend vanaf 28-02-2017
- Bronpublicatie:
04-12-2013, Trb. 2015, 46 (uitgifte: 17-03-2015, regelingnummer: A.1084(28))
- Inwerkingtreding
28-02-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-07-2016, Trb. 2016, 102 (uitgifte: 19-07-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Zeevervoer
Voorschrift 1. Algemeen
(1)
De tonnage van een schip wordt onderscheiden naar bruto-tonnage en netto-tonnage.
(2)
De bruto- en de netto-tonnage worden berekend volgens de in deze voorschriften neergelegde bepalingen.
(3)
De bruto- en de netto-tonnage van nieuwe typen schepen waarvan de bouwkenmerken zodanig zijn, dat zij de toepassing van de bepalingen van deze voorschriften onredelijk of onuitvoerbaar maken, worden vastgesteld door de Administratie. Indien een zodanige vaststelling heeft plaatsgevonden, dient de Administratie aan de Organisatie mededeling te doen van de bijzonderheden der voor dit doel gebruikte methode voor kennisgeving aan de Verdragsluitende Regeringen.
Voorschrift 2. Definities van de in de Bijlagen gebruikte begrippen
(1) Bovendek
Het bovendek is het bovenste aan weer en wind blootgestelde volledige dek, voorzien van permanente middelen tot waterdichte afsluiting van alle openingen in de aan weer en wind blootgestelde gedeelten van het dek, en waarbeneden alle openingen in de zijden van het schip zijn voorzien van permanente middelen tot waterdichte afsluiting. Op een schip met een verspringend bovendek wordt het laagste gedeelte van het blootgestelde dek en de voortzetting van dat gedeelte evenwijdig aan het verhoogde gedeelte als bovendek beschouwd.
(2) Holte naar de mal
- (a)
De holte naar de mal is de verticale afstand gemeten van de bovenkant van de kiel tot de onderkant van het bovendek in de zijde. Bij houten en composiet schepen wordt de afstand gemeten vanaf de binnenkant van de sponning in de kiel. Indien de vorm in het onderste gedeelte van de grootspant hol verloopt of indien dikke zandstroken zijn aangebracht, wordt de afstand gemeten van het punt, waar de lijn die van het vlakke deel van het scheepsvlak naar hart schip wordt doorgetrokken de zijkant van de kiel snijdt.
- (b)
Bij schepen waar de overgang van de huidbeplating naar de dekbeplating als een rondgezette plaat is uitgevoerd moet de holte naar de mal worden gemeten tot het snijpunt van de doorgestrookte lijn van de bovenkant der balken met de doorgestrookte lijn van de buitenkant der spanten.
- (c)
Indien het bovendek verspringt en het verhoogde gedeelte zich uitstrekt voorbij het punt waar de holte naar de mal moet worden bepaald, wordt de holte naar de mal gemeten tot de lijn die vanaf het lage gedeelte van het dek evenwijdig aan het verhoogde gedeelte wordt doorgetrokken.
(3) Breedte
De breedte is de grootste breedte van het schip midscheeps gemeten op de buitenkant der spanten bij een schip met een metalen huid en op de buitenkant van de huid bij een schip met een huid van ander materiaal.
(4) Ingesloten ruimten
Ingesloten ruimten zijn alle ruimten, die begrensd worden door de huid van het schip, door vaste of verplaatsbare wanden of schotten, door dekken of bedekkingen, anders dan vaste of wegneembare dekzeilen. Onderbrekingen van het dek, openingen in de scheepshuid, in een dek of een bedekking van een ruimte of in de wanden of schotten van een ruimte, vormen, evenmin als het ontbreken van een wand of een schot een reden om een ruimte niet te rekenen tot de ingesloten ruimten.
(5) Niet in de inhoud begrepen ruimten
Onverminderd de bepalingen van paragraaf 4 van dit Voorschrift worden de in de subparagrafen (a) tot en met (e) van deze paragraaf omschreven ruimten ‘niet in de inhoud begrepen ruimten’ genoemd en worden zij niet gerekend te behoren tot het volume van de ingesloten ruimten; evenwel dienen zodanige ruimten, die voldoen aan ten minste een van de volgende drie voorwaarden, te worden behandeld als een ingesloten ruimte:
- —
de ruimte is voorzien van planken of andere middelen voor het vastzetten van lading of voorraden;
- —
de openingen zijn voorzien van enige middelen tot sluiting;
- —
de constructie voorziet in enige mogelijkheid tot het sluiten van die openingen.
- (a)
- (i)
Een ruimte gelegen binnen een bovenbouw, grenzend aan een zich van dek tot dek uitstrekkende eindopening — waarbij een gordijnplaat, met een hoogte van niet meer dan 25 millimeter (1 inch) boven die van de aangrenzende dekbalken niet in aanmerking wordt genomen — en welke opening een breedte heeft van 90 procent of meer van de dekbreedte ter plaatse van de opening.
Deze bepaling dient zodanig te worden toegepast, dat van de ingesloten ruimten alleen die ruimte niet in de inhoud wordt begrepen, welke gelegen is tussen de werkelijke eindopening en een lijn evenwijdig aan de lijn of het vlak van de opening op een afstand van die opening gelijk aan de helft van de dekbreedte ter plaatse van de opening.
(Figuur 1 van Aanhangsel 1.).
- (a)
- (ii)
Indien de breedte van de ruimte door een bepaalde constructie, met uitzondering van het naar elkaar toelopen van de huidbeplating, minder wordt dan 90 procent van de dekbreedte, wordt alleen de ruimte, gelegen tussen de lijn van de opening en een evenwijdige lijn door het punt waar de dwarsscheepse breedte van de ruimte gelijk aan of minder wordt dan 90 procent van de dekbreedte, niet in de inhoud van de ingesloten ruimten begrepen.
(Figuren 2, 3 en 4 van Aanhangsel 1.).
- (a)
- (iii)
Wanneer een tussenruimte, welke op verschansingen of open relingwerk na geheel open is, twee willekeurige ruimten — waarvan een of beide volgens de subparagrafen (a) (i) en/of (a) (ii) aangemerkt kunnen worden als ‘niet in de inhoud begrepen ruimten’ — van elkaar scheidt zal de betrokken ruimte of zullen de betrokken ruimten niet als zodanig aangemerkt worden, indien de afstand tussen de twee ruimten minder is dan de kleinste halve dekbreedte ter plaatse van de scheiding.
(Figuren 5 en 6 van Aanhangsel 1.).
- (b)
Een overdekte ruimte, blootgesteld aan weer en wind, met, aan de blootgestelde zijden, geen andere verbinding met de scheepsromp dan de voor ondersteuning benodigde stutten.
In een dergelijke ruimte kunnen open relingwerk of een verschansing en gordijnplaat aangebracht worden, of stutten aan de scheepszijden, mits de afstand tussen de bovenkant van het relingwerk of de verschansing en de gordijnplaat niet minder bedraagt dan 0,75 meter (2½ voet) of een derde van de hoogte van de ruimte, welke van beide de grootste is.
(Figuur 7 van Aanhangsel 1.).
- (c)
Een ruimte in een zich van boord tot boord uitstrekkende bovenbouw gelegen tussen tegenover elkaar gelegen zijopeningen met een hoogte niet minder dan 0,75 meter (2½ voet) of een derde van de bovenbouwhoogte, welke van beide de grootste is.
Indien in een dergelijke bovenbouw de opening slechts aan één zijde is aangebracht, zal de ruimte, welke als niet in de inhoud begrepen ruimte wordt aangemerkt, binnenwaarts gemeten, vanaf de opening, beperkt worden tot een maximum van de helft van de dekbreedte ter plaatse van de opening.
(Figuur 8 van Aanhangsel 1).
- (d)
Een ruimte in een bovenbouw, onmiddellijk gelegen onder een niet afgedekte opening in het daarboven gelegen dek, mits een dergelijke opening aan weer en wind is blootgesteld en de ruimte welke niet als de ingesloten ruimte wordt aangemerkt begrensd wordt door de oppervlakte van de opening.
(Figuur 9 van Aanhangsel 1).
- (e)
Een nis in een buitenwand van een aan weer en wind blootgestelde bovenbouw, waarvan de opening, zonder mogelijkheid tot afsluiting, zich van dek tot dek uitstrekt, mits de binnenwaarts gelegen breedte nergens groter is dan de breedte bij de ingang en de binnenwaartse lengte in de bovenbouw niet groter is dan tweemaal de breedte van de ingang.
(Figuur 10 van Aanhangsel 1).
(6) Passagiers
Passagiers zijn alle personen met uitzondering van:
- a.
de kapitein en de schepelingen of andere personen die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;
- b.
kinderen beneden de leeftijd van een jaar.
(7) Ladingruimten
Ladingruimten, begrepen in de berekening van de netto-tonnage, zijn ingesloten ruimten, geschikt voor het vervoer van uit het schip te lossen lading, mits zodanige ruimten begrepen zijn in de berekening van de bruto-tonnage. Deze ladingruimten dienen kenbaar te worden gemaakt door hen te merken met de letters CC (cargo compartment), die zodanig moeten worden aangebracht, dat ze duidelijk zichtbaar en niet minder dan 100 millimeter (4 inches) hoog zijn.
(8) Dicht tegen weer en wind
Dicht tegen weer en wind betekent dat onder alle omstandigheden die zich op zee kunnen voordoen geen water in het schip kan binnendringen.
(9)
Audit betekent een systematisch, onafhankelijk en gedocumenteerd proces voor het verkrijgen van audit-informatie en de objectieve beoordeling daarvan teneinde te bepalen in hoeverre aan de auditcriteria is voldaan.
(10)
Auditprogramma betekent het auditprogramma voor IMO-lidstaten dat door de Organisatie is opgezet, rekening houdend met de door de Organisatie ontwikkelde richtlijnen
(11)
Implementatiecode betekent de Code voor de implementatie van IMO-instrumenten (III Code) aangenomen door de Organisatie bij resolutie A.1070(28).
(12)
Auditnorm betekent de Implementatiecode.
Voorschrift 3. Bruto-tonnage
De bruto-tonnage (GT) van een schip wordt bepaald door middel van de volgende formule:
GT = K1V
waarbij: V = het totale volume van alle ingesloten ruimten van het schip in kubieke meters,
K1 = 0,2 + 0,02 log10V (of volgens de tabel in Aanhangsel 2).
Voorschrift 4. Netto-tonnage
(1)
De netto-tonnage (NT) van een schip wordt vastgesteld door middel van de volgende formule:
NT = K2Vc ( 4d/3D )2 + K3 ( N1 + (N2/10 )), waarbij:
- (a)
de factor ( 4d/3D )2 niet groter mag zijn dan 1;
- (b)
de term K2Vc ( 4d/3D )2 niet minder mag zijn dan 0,25 GT; en
- (c)
NT niet minder mag zijn dan 0,30 GT,
en waarbij:
Vc = het totale volume der ladingruimten in kubieke meters,
K2 = 0,2 + 0,02 log10Vc (of zoals volgens de tabel in Aanhangsel 2),
K3 = 1,25 (GT + 10.000/10.000),
D = holte naar de mal midscheeps gemeten in meters als omschreven in Voorschrift 2, paragraaf 2,
d = diepgang naar de mal midscheeps gemeten in meters als omschreven in paragraaf 2 van dit Voorschrift,
N1 = aantal passagiers in hutten met niet meer dan acht kooien,
N2 = aantal der overige passagiers,
N1 + N2 = totaal aantal passagiers dat het schip volgens het veiligheidscertificaat voor passagiersschepen mag vervoeren; indien N1 + N2 minder is dan 13, worden N1 en N2 geacht gelijk te zijn aan nul,
GT = bruto-tonnage van het schip als vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in Voorschrift 3.
(2)
De diepgang naar de mal (d) bedoeld in paragraaf 1 van dit Voorschrift is een van de volgende diepgangen:
- (a)
voor schepen waarop het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van toepassing is: de diepgang, overeenkomende met de lijn voor zomeruitwatering (anders dan de lijn voor houtvaartuitwatering) zoals die overeenkomstig het genoemde Internationale Verdrag is toegekend;
- (b)
voor passagiersschepen de diepgang overeenkomende met de hoogstgelegen indelingslastlijn, toegekend overeenkomstig het van kracht zijnde Internationale Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee of een andere van toepassing zijnde internationale overeenkomst;
- (c)
voor schepen waarop het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen niet van toepassing is, maar waaraan ter voldoening aan de nationale wettelijke vereisten een uitwateringslijn is toegekend: de diepgang overeenkomende met de aldus toegekende lijn voor zomeruitwatering;
- (d)
voor schepen waaraan geen uitwateringslijn is toegekend, maar waarvan de diepgang ter voldoening aan de nationale wettelijke vereisten is beperkt: de maximaal toegestane diepgang;
- (e)
voor andere schepen: 75 procent van de holte naar de mal midscheeps gemeten als omschreven in Voorschrift 2, paragraaf 2.
Voorschrift 5. Wijziging van de netto-tonnage
(1)
Indien de kenmerken van een schip, met name de in de Voorschriften 3 en 4 omschreven V, Vc, d, N1 of N2, worden gewijzigd en indien een zodanige wijziging een vermeerdering van de overeenkomstig de bepalingen van Voorschrift 4 vastgestelde netto-tonnage ten gevolge heeft, dient de met de nieuwe kenmerken overeenkomende netto-tonnage van het schip zonder verwijl te worden vastgesteld en toegepast.
(2)
Voor een schip waaraan gelijktijdig uitwateringslijnen zoals bedoeld in de subparagrafen (2) (a) en (2) (b) van Voorschrift 4 zijn toegekend wordt slechts een netto-tonnage vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Voorschrift 4 en die tonnage zal overeen dienen te komen met de toegekende uitwateringslijn, voor het vervoer waaraan door het schip wordt deelgenomen.
(3)
Indien de kenmerken van een schip, met name de in de Voorschriften 3 en 4 omschreven V, Vc, d, N1 of N2, worden gewijzigd of als de desbetreffende toegekende uitwateringslijn, bedoeld in paragraaf 2 van dit Voorschrift, is gewijzigd door een verandering van het door het schip verrichte vervoer, en indien een zodanige wijziging leidt tot een vermindering van de netto-tonnage van het schip, zoals die is vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Voorschrift 4, mag niet worden overgegaan tot uitgifte van een nieuwe Internationale Meetbrief (1969) waarop de aldus vastgestelde netto-tonnage is vermeld, alvorens twaalf maanden zijn verstreken na de datum waarop de lopende Meetbrief was uitgegeven. Dit vereiste zal evenwel niet worden gesteld:
- (a)
als het schip onder de vlag van een andere Staat is overgegaan, of
- (b)
als het schip veranderingen of wijzigingen ondergaat, die door de Administratie geacht worden van een ingrijpend karakter te zijn, zoals bijvoorbeeld het wegnemen van een bovenbouw, waardoor een wijziging van de toegekende uitwateringslijn wordt vereist, of
- (c)
voor passagiersschepen, die worden gebruikt voor het vervoer van grote aantallen dekpassagiers tijdens speciale vaarten, zoals bijvoorbeeld het vervoeren van pelgrims.
Voorschrift 6. Berekening van volumes
(1)
Alle volumes begrepen in de berekening van bruto- en netto-tonnages dienen te worden gemeten, ongeacht aangebrachte isolatie of soortgelijk materiaal, tot de binnenzijde van de huid of tot de begrenzingswanden bij metalen schepen en tot de buitenzijde van de huid of tot de binnenzijde van de begrenzingswanden bij schepen gebouwd van ander materiaal.
(2)
Het volume van uitbouwsels dient in het totale volume te worden begrepen.
(3)
Het volume der voor de zee openstaande ruimten mag van het totaal volume worden afgetrokken.
Voorschrift 7. Meting en berekening
(1)
Alle metingen, gebruikt bij de berekening van volumes, dienen te worden verricht tot op 1 centimeter of een twintigste voet nauwkeurig.
(2)
De volumes dienen te worden berekend volgens algemeen aanvaarde methoden voor de betrokken ruimte en met een voor de Administratie aanvaardbare nauwkeurigheid.
(3)
De berekening dient voldoende gedetailleerd te zijn om gemakkelijke verificatie mogelijk te maken.
Aanhangsel 1. Figuren bedoeld in Voorschrift 2, paragraaf 5
In de volgende figuren:
O = niet in de inhoud begrepen ruimte
C = Ingesloten ruimte
I = Ruimte te beschouwen als ingesloten ruimte.
De gearceerde delen moeten worden begrepen in de ingesloten ruimten.
B = breedte van het dek ter plaatse van de opening.
Bij schepen waar de overgang van de huidbeplating naar de dekbeplating als een rondgezette plaat is uitgevoerd wordt de breedte gemeten als aangegeven in figuur 11.
Fig. 1. Voorschrift 2(5)(a)(i)
Fig. 2. Voorschrift 2(5)(a)(ii)
Fig. 3. Voorschrift 2(5)(a)(ii)
Fig. 4. Voorschrift 2(5)(a)(ii)
Fig. 5. Voorschrift 2(5)(a)(iii)
Fig. 6. Voorschrift 2(5)(a)(iii)
Fig. 7. Voorschrift 2(5)(b)
Fig. 8. Voorschrift 2(5)(c)
Fig. 9. Voorschrift 2(5)(d)
Fig. 10. Voorschrift 2(5)(e)
Fig. 11
Aanhangsel 2. Coëfficiënten K1 en K2, bedoeld in voorschriften 3 en 4 (1)
V of Vc = Volume in kubieke meters
V of Vc | V of K2 | V of Vc | K1 of K2 | V of Vc | K1 of K2 | V of Vc | K1 of K2 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
10 | 0,2200 | 45 000 | 0,2931 | 330 000 | 0,3104 | 670 000 | 0,3165 |
20 | 0,2260 | 50 000 | 0,2940 | 340 000 | 0,3106 | 680 000 | 0,3166 |
30 | 0,2295 | 55 000 | 0,2948 | 350 000 | 0,3109 | 690 000 | 0,3168 |
40 | 0,2320 | 60 000 | 0,2956 | 360 000 | 0,3111 | 700 000 | 0,3169 |
50 | 0,2340 | 65 000 | 0,2963 | 370 000 | 0,3114 | 710 000 | 0,3170 |
60 | 0,2356 | 70 000 | 0,2969 | 380 000 | 0,3116 | 720 000 | 0,3171 |
70 | 0,2369 | 75 000 | 0,2975 | 390 000 | 0,3118 | 730 000 | 0,3173 |
80 | 0,2381 | 80 000 | 0,2981 | 400 000 | 0,3120 | 740 000 | 0,3174 |
90 | 0,2391 | 85 000 | 0,2986 | 410 000 | 0,3123 | 750 000 | 0,3175 |
100 | 0,2400 | 90 000 | 0,2991 | 420 000 | 0,3125 | 760 000 | 0,3176 |
200 | 0,2460 | 95 000 | 0,2996 | 430 000 | 0,3127 | 770 000 | 0,3177 |
300 | 0,2495 | 100 000 | 0,3000 | 440 000 | 0,3129 | 780 000 | 0,3178 |
400 | 0,2520 | 110 000 | 0,3008 | 450 000 | 0,3131 | 790 000 | 0,3180 |
500 | 0,2540 | 120 000 | 0,3016 | 460 000 | 0,3133 | 800 000 | 0,3181 |
600 | 0,2556 | 130 000 | 0,3023 | 470 000 | 0,3134 | 810 000 | 0,3182 |
700 | 0,2569 | 140 000 | 0,3029 | 480 000 | 0,3136 | 820 000 | 0,3183 |
800 | 0,2581 | 150 000 | 0,3035 | 490 000 | 0,3138 | 830 000 | 0,3184 |
900 | 0,2591 | 160 000 | 0,3041 | 500 000 | 0,3140 | 840 000 | 0,3185 |
1 000 | 0,2600 | 170 000 | 0,3046 | 510 000 | 0,3142 | 850 000 | 0,3186 |
2 000 | 0,2660 | 180 000 | 0,3051 | 520 000 | 0,3143 | 860 000 | 0,3187 |
3 000 | 0,2695 | 190 000 | 0,3056 | 530 000 | 0,3145 | 870 000 | 0,3188 |
4 000 | 0,2720 | 200 000 | 0,3060 | 540 000 | 0,3146 | 880 000 | 0,3189 |
5 000 | 0,2740 | 210 000 | 0,3064 | 550 000 | 0,3148 | 890 000 | 0,3190 |
6 000 | 0,2756 | 220 000 | 0,3068 | 560 000 | 0,3150 | 900 000 | 0,3191 |
7 000 | 0,2769 | 230 000 | 0,3072 | 570 000 | 0,3151 | 910 000 | 0,3192 |
8 000 | 0,2781 | 240 000 | 0,3076 | 580 000 | 0,3153 | 920 000 | 0,3193 |
9 000 | 0,2791 | 250 000 | 0,3080 | 590 000 | 0,3154 | 930 000 | 0,3194 |
10 000 | 0,2800 | 260 000 | 0,3083 | 600 000 | 0,3156 | 940 000 | 0,3195 |
15 000 | 0,2835 | 270 000 | 0,3086 | 610 000 | 0,3157 | 950 000 | 0,3196 |
20 000 | 0,2860 | 280 000 | 0,3089 | 620 000 | 0,3158 | 960 000 | 0,3196 |
25 000 | 0,2880 | 290 000 | 0,3092 | 630 000 | 0,3160 | 970 000 | 0,3197 |
30 000 | 0,2895 | 300 000 | 0,3095 | 640 000 | 0,3161 | 980 000 | 0,3198 |
35 000 | 0,2909 | 310 000 | 0,3098 | 650 000 | 0,3163 | 990 000 | 0,3199 |
40 000 | 0,2920 | 320 000 | 0,3101 | 660 000 | 0,3164 | 1 000 000 | 0,3200 |
De coëfficiënten K1 of K2 voor de tussenliggende waarden van V of Vc worden verkregen door lineaire interpolatie.